Geschreven: vóór 15 april 1854
Bron: The Russian Menace to Europe, in de Engelstalige sectie
Vertaling: Uit het Engels door Adrien Verlee
Deze versie: Oorspronkelijk gepubliceerd in de New York Tribune, 15 april 1854
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Integraal extract uit de New York Daily Tribune over de Krimoorlog.
In de jaren 1850 schreef Karl Marx een aantal artikels over Europa voor the New York Daily Tribune. Hij schreef deze artikels als broodwinning, maar zij zijn daarom niet minder interessant en op hun wijze nog actueel.
Het onderstaande artikel is de vertaling van een integraal deel, het 19e, van een reeks, gepubliceerd onder de titel The Russian Menace to Europe.
Om zowel de aard van de betrekkingen tussen de Turkse regering en de Turkse geestelijke autoriteiten te begrijpen, wat betreft de moeilijkheden van de eerste met de kwestie van een protectoraat over de christelijke onderdanen van de Porte,[2] moet men de kwestie begrijpen die ogenschijnlijk aan de basis ligt van de actuele complicaties in het Oosten en noodzaakt tot een terugblik in het verleden en haar ontwikkeling.
De Koran en de islamitische wetgeving is ontstaan uit de reductie van geografie en etnografie van de verschillende volkeren tot het eenvoudige en gemakkelijke onderscheid van twee naties en van twee landen; die van de gelovigen en de ongelovigen. De ongelovige is ‘harby’,[3] dat wil zeggen, de vijand. Islamisme verbiedt de natie van de ongelovigen, een permanente staat van vijandigheid vormend tussen de moslim en de ongelovige. In die zin waren de zeeroversschepen van de Berberstaten, de heilige vloot van de islam. Hoe is dan, het bestaan van de christelijke onderdanen van de Porte, te verzoenen met de Koran?
Als een stad [zegt de islamitische wetgeving] zich overgeeft door capitulatie,[4] en zijn inwoners toestemmen rayahs[5] te worden, dat is, onderworpen aan een moslimvorst zonder geloofsafstand te doen, moeten ze een kharatch[6] (hoofdgeld) betalen, wanneer zij met de gelovigen een wapenstilstand sluiten, en het is niet meer toegestaan om hun bezittingen en huizen in beslag te nemen... In deze kwestie maken hun oude kerken deel uit van hun eigendom, met toestemming om daarin te bidden. Maar het is niet toegestaan om nieuwe op te richten. Zij hebben enkel machtiging voor reparaties en vervallen delen te herstellen. Op bepaalde tijdstippen brengen commissarissen, aangewezen door de provinciale gouverneurs, een bezoek aan de christelijke kerken en heiligdommen, om zich te vergewissen dat er geen nieuwe gebouwen zijn toegevoegd onder het mom van reparaties. Als een stad veroverd is met geweld, behouden de bewoners hun kerken, maar alleen als woonplaats of toevluchtsoord, zonder toestemming voor een eredienst.
In Constantinopel[7] door capitulatie zich overgegeven, op dezelfde wijze als het grootste deel van Europees Turkije, genieten de christenen van hun privileges, uitsluitend op grond van hun akkoord en acceptatie van de moslimbescherming. Het is daarom, door deze omstandigheid alleen, dat de christenen onderworpen zijn aan de moslims, volgens de islamitische wet, en dat de patriarch van Constantinopel, hun spirituele leider, op hetzelfde moment hun politieke vertegenwoordiger is, vertegenwoordiger en hun wettelijke raadgever. Waar we ook, in het Ottomaanse Rijk, een populatie Griekse rayahs aantreffen, zijn de aartsbisschoppen en bisschoppen, bij wet, leden van de gemeenteraden en onder leiding van de patriarch regelen zij de verdeling van de opgelegde taks aan de Grieken. De patriarch is aan de Porte verantwoordelijk voor het gedrag van zijn geloofsgenoten. Bekleed met het recht van het beoordelen van de rayahs van zijn kerk, delegeert hij dit recht aan de metropolieten en bisschoppen binnen de grenzen van hun bisdom, hun vonnissen zijn verplicht uit te voeren door leidinggevende ambtenaren, kadi’s, etc., van de Porte. De straffen die zij mogen uitspreken zijn boetes, gevangenisstraffen, bastonado en ballingschap. Trouwens, hun eigen Kerk geeft hen de macht tot excommunicatie. Onafhankelijk van de opbrengst van de boetes, ontvangen zij variabele belastingen op de burgerlijke rechtspraak en handelsrechtprocessen. Elk hiërarchisch niveau onder de geestelijkheid heeft zijn geldprijs. De patriarch betaalt aan de Divan[8] een zware schatting om zijn investituur te krijgen, maar hij verkoopt op zijn beurt de aartsbisdommen en bisdommen aan de geestelijkheid van zijn eredienst. De laatste stelt zich schadeloos door de verkoop van ondergeschikte waardigheden en schattingen aan de popes. Deze weer verkopen in retail de bevoegdheden die zij hebben gekocht van hun superieuren, de handel van hun priesterschap, zoals dopen, huwelijken, echtscheidingen en testamenten.
Uit deze uiteenzetting is het duidelijk dat dit theocratisch stelsel over de Griekse christenen in Turkije, en de hele structuur van hun samenleving, haar hoeksteen heeft in de onderwerping van de rayahs aan de Koran, die op haar beurt, door ze als ongelovigen – dat wil zeggen, alleen als een natie in religieuze zin – de gecombineerde geestelijke en wereldlijke macht van hun priesters bekrachtigt. Dan, als je hun onderwerping aan de Koran afschaft, door een burgerlijke emancipatie, je tegelijkertijd hun onderwerping annuleert aan de geestelijkheid, en een revolutie veroorzaakt in hun sociale, politieke en religieuze verhoudingen, die, in eerste instantie, hun onvermijdelijk overhandigt aan Rusland. Als je de Koran vervangt door een code civil, moet je de gehele structuur van de Byzantijnse samenleving verwesteren.
Na de beschrijving van de relaties tussen de moslim en zijn christelijke onderdaan, rijst de vraag: wat is de relatie tussen de moslim en de ongelovige buitenlander?
Zoals de Koran alle buitenlanders behandelt als vijanden, zal niemand zichzelf durven te presenteren in een moslimland zonder voorzorgsmaatregelen te hebben genomen. De eerste Europese handelaren dus, die de handel waagden met zo’n volk, zochten, om zichzelf veilig te stellen, oorspronkelijk individueel, een uitzonderlijke behandeling en privileges, maar daarna uitgebreid tot hun hele natie. Vandaar de oorsprong van de capitulaties. Capitulaties zijn imperiale oorkondes, akten van voorrecht, door de Porte aan verschillende Europese landen toegekend, tot machtiging dat hun onderdanen vrij zijn om de islamitische landen te betreden en in alle rust hun zaken en hun eredienst te beoefenen. Ze verschillen van verdragen op dit essentiële punt, dat zij niet wederzijds zijn, tegensprekelijk gedebatteerd tussen de partijen en aanvaard op voorwaarde van wederzijdse voordelen en concessies. Integendeel, capitulaties zijn eenzijdige concessies van de overheid die haar toelaat naar eigen genoegen ze in te trekken. De Porte heeft inderdaad, op verschillende tijdstippen de privileges van een natie teniet gedaan, om ze uit te breiden tot anderen, of helemaal in te trekken door het voortzetten te weigeren. Dit onzeker karakter van de capitulaties maakt ze tot een eeuwig punt van geschil, ambassadeursklachten, en van een verbazende uitwisseling van tegenstrijdige notities en firmans,[9] telkens opnieuw bij elke nieuwe regering.
Het was vanuit deze capitulaties dat het recht ontstond van een protectoraat van vreemde mogendheden, niet over de christelijke onderdanen van de Porte – de rayahs – maar over hun geloofsgenoten op bezoek in Turkije, of daar als buitenlanders verblijvend. De eerste mogendheid die zo’n protectoraat verkreeg, was Frankrijk. De capitulaties tussen Frankrijk en de Ottomaanse Porte gemaakt in 1535 onder Süleyman de Grote en Frans I, in 1604 onder Ahmed I en Hendrik IV, en in 1673 onder Mustafa II en Lodewijk XIV, werden hernieuwd, bevestigd, herhaald en aangevuld bij de samenstelling van 1740, genaamd ‘Oude en recente capitulaties en verdragen tussen het Hof van Frankrijk en de Ottomaanse Porte’.
Artikel 32 van deze overeenkomst geeft aan Frankrijk het recht op een protectoraat over alle kloosters die de Franse religie belijden, tot welke natie zij ook behoren, en over de westerlingen die de heilige plaatsen bezoeken.
Rusland was de eerste mogendheid die, in 1774, de capitulatie opnam in een verdrag naar het voorbeeld van Frankrijk, het Verdrag van Küçük Kaynarca. Dus in 1802 dacht Napoleon dat het gepast was om het bestaan en het handhaven van de capitulatie tot onderwerp van een verdragsartikel te maken en het een karakter van wederzijdse overeenkomst te geven.
In welke verhouding dan, staat de kwestie van de heilige plaatsen tot het protectoraat?
De kwestie van de heiligdommen is de kwestie van een protectoraat over de religieuze Griekse christelijke gemeenschappen gevestigd in Jeruzalem, en over hun gebouwen op de heilige grond, vooral de Heilig Grafkerk. Het dient duidelijk te zijn dat het bezit hier niet eigendom betekent, dat aan de christenen wordt ontzegd door de Koran, maar alleen het recht op vruchtgebruik. Dit recht op vruchtgebruik sluit niet de andere gemeenschappen uit, die geen ander voorrecht hebben dan het bezit van de sleutels, het herstellen van de toegang tot de gebouwen, het branden van de heilige lamp, het schoonmaken van de kamers met de bezem en het spreiden van de tapijten, dat een oosters teken is van bezit. Op dezelfde wijze waarop het christendom toeneemt op de heilige plaatsen, is de kwestie van het protectoraat er een van de hoogste hemelvaart geworden.
Delen van de heilige plaatsen en van de Heilig Grafkerk zijn in het bezit van de Latijnen,[10] de Grieken, de Armeniërs, de Abessijnen,[11] de Syriërs en de Kopten. Tussen al deze verschillende claims ontstond er een conflict. De Europese vorsten zagen deze religieuze ruzies als een kwestie van hun respectievelijke invloed in het Oosten en richten zich in eerste instantie tot de grondeigenaars, de fanatieke en hebzuchtige pasja’s, die hun positie misbruikten. De Ottomaanse Porte en haar zaakgelastigden namen het lastige système de la bascule[12] aan, beurtelings oordeelden zij gunstig voor de Latijnen, Grieken en Armeniërs; vroegen en kregen goud van iedereen en lachten iedereen uit. Nauwelijks hadden de Turken een firman toegekend, de erkenning van het recht der Latijnen op het bezit van een omstreden plek, of de Armeniërs boden zich aan met een dikkere portemonnee en kregen meteen een tegenstrijdige firman. Dezelfde tactiek met betrekking tot de Grieken, die wisten trouwens, zoals officieel opgenomen in verschillende firmans van de Porte en ‘hudgets’ (uitspraken) van haar zaakgelastigden, hoe zich valse en twijfelachtige titels aan te schaffen. Bij andere gelegenheden werden de beslissingen van de regering van de sultan belemmerd door de hebzucht en kwade wil van de pasja’s en ondergeschikte zaakgelastigden in Syrië. Dan werd het nodig om de onderhandelingen te hervatten, nieuwe commissarissen te benoemen en nieuwe geldoffers te brengen. Wat de Porte voorheen uit geldelijke overwegingen deed, doet het nu uit angst, met het oog op bescherming en het verkrijgen van gunsten. Recht gedaan hebbende aan het protest van Frankrijk en de Latijnen, maakte het spoed om dezelfde voorwaarden toe te kennen aan Rusland en de Grieken, dus een poging om te ontsnappen aan een komende storm waartegen het machteloos is. Er is geen heiligdom, geen kapel, geen steen van de Heilig Grafkerk die niet is omgekeerd voor het maken van ruzies tussen de verschillende christelijke gemeenschappen.
Rond het Heilig Graf vinden we een verzameling van al de verschillende sekten van het christendom en achter de religieuze pretenties schuilen evenzoveel politieke en nationale rivaliteiten.
Jeruzalem en de heilige plaatsen worden bewoond door volkeren die verschillende religies belijden: de Latijnen, de Grieken, de Armeniërs, Kopten, Abessijnen en Syriërs. Er zijn 2000 Grieken, 1000 Latijnen, 350 Armeniërs, Kopten 100, 20 Syriërs en 20 Abessijnen – 3490. In het Ottomaanse Rijk zijn er 13.730.000 Grieken, 2.400.000 Armeniërs en 900.000 Latijnen. Elk van deze is weer onderverdeeld. De Griekse kerk, waarover ik hierboven sprak, erkent de patriarch van Constantinopel, die wezenlijk verschilt van de Grieks-Russische, waar de belangrijkste geestelijke autoriteit de tsaar is, en van de Hellenen, van wie de koning en de synode van Athene de hoogste autoriteiten zijn. Ook de Latijnen zijn onderverdeeld in rooms-katholieken, verenigde Grieken en maronieten; en de Armeniërs in Gregoriaanse en Latijnse Armeniërs – hetzelfde onderscheid gaat op voor de Kopten en Abessijnen. De drie heersende religieuze nationaliteiten op de heilige plaatsen zijn de Grieken, de Latijnen en de Armeniërs. Van de Latijnse Kerk kan worden gezegd dat ze voornamelijk Latijnse etnieën[13] vertegenwoordigt; de Griekse Kerk, de Slaven, Turks-Slavisch en Griekse etnieën; en de andere Kerken, de Aziatische en Afrikaanse volksgroepen.
Stel je voor dat al deze botsende volkeren om het Heilig Graf strijden, een strijd gevoerd door monniken, en het ogenschijnlijke doel van hun rivaliteit een ster is uit de grot van Bethlehem, een tapijt, een sleutel van een heiligdom, een altaar, een schrijn, een stoel, een kussen – het belachelijkste eerst! Om zo’n monastieke kruistocht te begrijpen is het noodzakelijk om rekening te houden met, ten eerste, hun manier van leven, ten tweede de wijze van wonen:
Alle religieuze onzin van de verschillende naties [zegt een recente reiziger] wonen te Jeruzalem van elkaar gescheiden, vijandig en jaloers, een zwervende bevolking, onophoudelijk aangevuld door bedevaarten of gedecimeerd door de pest en onderdrukkingen. De Europeaan overlijdt of keert na enkele jaren terug naar Europa; de pasja’s en hun gardes gaan naar Damascus of Constantinopel; en de Arabieren naar de woestijn. Jeruzalem is niet meer dan een plek waar iedereen aankomt met zijn tent en waar niemand blijft. Iedereen in de heilige stad krijgt zijn levensonderhoud van zijn godsdienst – de Grieken en Armeniërs van de 12.000 tot 13.000 pelgrims die jaarlijks Jeruzalem bezoeken, en de Latijnen van ondersteuning en aalmoezen van hun geloofsgenoten in Frankrijk, Italië, etc.
Naast hun kloosters en heiligdommen, bezitten de christelijke naties in Jeruzalem kleine woningen of cellen, aangehecht aan de Heilig Grafkerk en gebruikt door de monniken die dag en nacht de heilige plaats in het oog houden. Op gezette tijden worden deze monniken ontlast van hun plicht door hun broeders. Deze cellen hebben maar één deur, met de opening naar de binnenzijde van de tempel, terwijl de monnik-bewaarders hun voedsel van buitenaf krijgen, door middel van een deurtje. De kerkdeuren zijn gesloten en bewaakt door Turken, die ze slechts openen voor geld, en ze sluiten op basis van hun luim of hebzucht.
De ruzies tussen de geestelijken zijn de meest giftige, zei Mazarin. Beeld je nu in dat deze geestelijken niet alleen leven, maar tezamen leven in deze heiligdommen!
Om het beeld te beëindigen, moet onthouden worden dat de oversten van de Latijnse Kerk, bijna uitsluitend samengesteld uit Romeinen, Sardiniërs, Napolitanen, Spanjaarden en Oostenrijkers, allemaal jaloers zijn op het Franse protectoraat en het graag zouden vervangen met dat van Oostenrijk, Sardinië of Napels, en de koningen van de twee laatstgenoemde landen ook nog aanspraak maken op het koningschap van Jeruzalem, en dat de sedentaire bevolking van Jeruzalem ongeveer 15.500 zielen telt, waarvan 4000 moslims en 8000 joden. De moslims maken ongeveer een vierde uit van het geheel en bestaan uit Turken, Arabieren en Moren, en zijn natuurlijk de meesters in alle opzichten, want ze zijn op geen enkele wijze beïnvloed door de zwakte van hun regering in Constantinopel. Niets komt in de buurt van de ellende en het lijden van de joden in Jeruzalem, ze wonen in de vuilste wijk van de stad, genaamd Hareth el Yahoud, in de smerige wijk tussen de berg Zion en de berg Moria,[14] waar hun synagogen zijn gelegen – de constante doelen van onderdrukking en intolerantie door de moslims, beledigd door de Grieken, vervolgd door de Latijnen, alleen levend van schaarse aalmoezen ontvangen van hun Europese broeders. De joden zijn echter daar niet geboren, maar komen uit verschillende en verre landen en worden alleen aangetrokken tot Jeruzalem omwille van hun wens te wonen in het dal van Josafat en te sterven op de plaats waar de verlossing te verwachten is.
Om deze joden nog meer miserabel te maken, benoemde Engeland en Pruisen, in 1840, een Anglicaanse bisschop te Jeruzalem, wiens doel het was hun te bekeren. Hij werd vreselijk afgeranseld in 1845, en bespot zowel door joden, christenen als Turken. Hij kan in feite worden vermeld de eerste en enige oorzaak te zijn geweest van een unie tussen alle godsdiensten in Jeruzalem.
Het zal nu duidelijk zijn dat de gemeenschappelijke eredienst van de christenen in de heilige plaatsen, zich oplost in een voortzetting van wanhopige Ierse ruzies[15] tussen de diverse geloofsstromingen; dat, aan de andere kant, deze heilige ruzies alleen maar een profane strijd verbergen, niet enkel van de naties, maar van etnieën; en dat het protectoraat van de heilige plaatsen, dat aan het Westen verschijnt als belachelijk, maar belangrijk voor de oosterling, een van de fasen is van de Oosterse kwestie, onophoudelijk gereproduceerd, voortdurend gesmoord, maar nooit opgelost.
_______________
[1] De titel is van de vertaler, ook alle noten.
[2] Verheven Porte, was de naam van de Ottomaanse regering.
[3] Harb is Arabisch voor oorlog.
[4] Verdrag tussen westerse en niet-westerse staten om de rechtspositie van de vreemdelingen te regelen in niet-westerse staten.
[5] Hier rayah i.p.v. dhimmi, de traditionele aanduiding voor niet-moslims.
[6] Kharaj.
[7] Istanboel.
[8] Rijksraad.
[9] Soort van handelspas.
[10] Bedoeld zijn de volksgroepen die het Latijnse alfabet gebruiken.
[11] Abessijnen zijn Ethiopiërs.
[12] Het afwisselend steunen op verschillende partijen.
[13] Marx gebruikte het woord “ras”. Dit is hier en elders in de tekst vervangen met “etnie”.
[14] Tempelberg.
[15] Een Engelse zegswijze: constant ruzie maken om niets.