De kringloop van het kapitaal. De drie vormen van het industriële kapitaal. De ontwikkelde warencirculatie, dat wil zeggen de middels geld tot stand gebrachte warenruil, is een bestaansvoorwaarde van de kapitalistische productiewijze. De kapitalistische productie is onafscheidelijk verbonden met de circulatie.
Ieder afzonderlijk kapitaal begint zijn levensweg in de vorm van een bepaalde som geld, het heeft de gedaante van geldkapitaal. De kapitalist koopt met het geld waren van een bijzondere aard: ten eerste productiemiddelen en ten tweede arbeidskracht. Deze handeling in de circulatie kan als volgt worden voorgesteld:
G betekent hier geld, W de waren, A de arbeidskracht en Pm de productiemiddelen. Door deze vormverandering van het kapitaal krijgt de bezitter alles ter beschikking wat voor de productie noodzakelijk is. Eerst bezat hij kapitaal in de vorm van geld, nu bezit hij dezelfde hoeveelheid kapitaal maar al in de vorm van productief kapitaal.
Dus het eerste stadium van de beweging van het kapitaal bestaat uit de verandering van geldkapitaal in productief kapitaal.
Daarna begint het productieproces, de productieve consumptie van de waren die de kapitalist gekocht heeft. Dit bestaat eruit dat de arbeiders hun arbeidskracht verbruiken, de grondstof verwerkt wordt, de brandstof verbrand wordt en de machines verslijten. Het kapitaal verandert opnieuw van vorm: als resultaat van het productieproces wordt het voorgeschoten kapitaal belichaamd in een bepaalde hoeveelheid waren, het neemt de vorm van warenkapitaal aan. In de eerste plaats zijn dit al niet meer die waren die de kapitalist kocht, toen hij met zijn werk begon; en in de tweede plaats is de waarde van deze hoeveelheid waren groter dan de oorspronkelijke waarde van het kapitaal, omdat de door de arbeiders geproduceerde meerwaarde erin vervat is.
Dit stadium in de beweging van het kapitaal kan als volgt weergegeven worden:
Hier betekent P productie, terwijl de puntjes voor en na deze letter aangeven dat het circulatieproces onderbroken is en het productieproces plaats vindt; W’ betekent kapitaal in de vorm van waren, waarvan de waarde toegenomen is door de toe-eigening van de meerwaarde door de kapitalist.
Dus bestaat het tweede stadium van de beweging van het kapitaal uit de verandering van het productieve kapitaal in warenkapitaal.
De beweging van het kapitaal houdt hiermee niet op. De geproduceerde waren moeten verkocht worden. De kapitalist verkrijgt een bepaalde som geld in ruil voor de verkochte waren. Deze handeling in de circulatie kan men als volgt voorstellen:
G’ → W’
Het kapitaal verandert voor de derde keer van vorm: het neemt weer de vorm van geldkapitaal aan. Daarna beschikt de eigenaar over een grotere som geld dan hij in het begin had. Het doel van de kapitalistische productie, de toe-eigening van meerwaarde, is bereikt.
Dus bestaat het derde stadium van de beweging van het kapitaal uit de verandering van het warenkapitaal in geldkapitaal.
Het geld dat voor de verkochte waren verkregen is, gebruikt de kapitalist opnieuw voor het kopen van productiemiddelen en arbeidskracht, die voor de voortzetting van de productie nodig zijn. Opnieuw wordt het hele proces herhaald.
Dit zijn de drie stadia die het kapitaal in zijn beweging achter elkaar doorloopt. Het kapitaal heeft in elk van deze stadia een speciale functie. De verandering van het geldkapitaal in de elementen van het productieve kapitaal waarborgt de verbinding van de aan de kapitalist toebehorende productiemiddelen met de arbeidskracht van de loonarbeiders; zonder deze verbinding kan het productieproces niet van de grond komen. De functie van het productieve kapitaal bestaat eruit door de arbeid van de loonarbeiders een hoeveelheid waren, een nieuwe waarde en dus ook meerwaarde te scheppen. De functie van het warenkapitaal bestaat eruit door verkoop van de geproduceerde hoeveelheid waren op de eerste plaats de kapitalist het door hem voor de productie voorgeschoten kapitaal in de vorm van geld terug te betalen en ten tweede de in het productieproces geschapen meerwaarde in de vorm van geld te realiseren.
Deze drie stadia worden door het industriële kapitaal tijdens zijn beweging doorlopen. Onder industrieel kapitaal verstaan we hier ieder kapitaal dat voor de productie van waren gebruikt wordt, onafhankelijk van het feit of het gaat om industrie of landbouw. “Het industriële kapitaal is de enige bestaansvorm van het kapitaal, waarin niet alleen toe-eigening van meerwaarde, respectievelijk meerproduct, maar tevens de schepping ervan, functie van het kapitaal is. Het bepaalt daarom het kapitalistische karakter van de productie; het bestaan ervan sluit de klassentegenstelling tussen kapitalisten en loonarbeiders in.”[44]
Ieder industrieel kapitaal beschrijft dus een kringloopbeweging.
Kringloop van het kapitaal noemt men de voortdurende verandering van kapitaal van de ene vorm in de andere, de beweging die drie stadia omvat. Het eerste en derde stadium behoren tot de circulatiesfeer, het tweede tot de productiesector. Zonder circulatie, dat wil zeggen zonder verandering van waren in geld en andersom de verandering van geld in waren, is de kapitalistische reproductie, de voortdurende vernieuwing van het productieproces ondenkbaar.
De gehele kringloop van het kapitaal kan als volgt voorgesteld worden:
Alle drie de stadia van de kringloop van het kapitaal zijn ten nauwste met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk. De kringloop van het kapitaal verloopt slechts normaal zolang de verschillende fasen ervan zonder stagnatie in elkaar overgaan.
Stagneert het kapitaal in het eerste stadium, dan betekent dat een zinloos bestaan van het geldkapitaal. Treedt de stagnatie in het tweede stadium op, dan betekent het dat de productiemiddelen er doelloos bijliggen en de arbeidskracht werkloos blijft. Als het kapitaal in het derde stadium stagneert, dan hopen de onverkochte waren zich op in de magazijnen en versperren ze de circulatiestroom. Van doorslaggevende betekenis is het tweede stadium van de kringloop van het industriële kapitaal, waar het optreedt in de vorm van productief kapitaal. In dit stadium worden waren, waarde en meerwaarde geproduceerd. In de twee andere stadia wordt geen waarde en geen meerwaarde geschapen, daar vindt alleen een vormverandering van het kapitaal plaats.
De drie stadia van de kringloop van het kapitaal komen overeen met de drie vormen van het industriële kapitaal: 1. geldkapitaal, 2. productief kapitaal en 3. warenkapitaal.
Ieder kapitaal bestaat tegelijkertijd in alle drie de vormen. Terwijl een van de delen geldkapitaal voorstelt dat in productief kapitaal veranderd wordt, is een ander deel productief kapitaal dat in warenkapitaal, en een derde deel warenkapitaal dat in geldkapitaal veranderd wordt. Ieder van deze drie delen neemt achtereenvolgens alle drie de vormen aan en legt ze weer af. Dit geldt niet alleen voor ieder kapitaal afzonderlijk, maar ook voor alle kapitalen tezamen, of anders uitgedrukt, voor het gehele maatschappelijke kapitaal. Daarom, merkt Marx op, kan het kapitaal alleen als beweging en niet als een stilstaand ding opgevat worden.
De mogelijkheid van een zelfstandig voorkomen van de drie kapitaalsvormen ligt daarin reeds opgesloten. In het verdere verloop zal aangetoond worden hoe het handelskapitaal en leenkapitaal afgezonderd worden van het in de productie ingezette kapitaal. Op deze afzondering berust het bestaan van verschillende groepen in de bourgeoisie, de industriëlen, de kooplieden en de bankiers, onder wie de meerwaarde verdeeld wordt.
De omslag van het kapitaal. Productietijd en omlooptijd. Ieder kapitaal brengt ononderbroken de kringloop tot stand en herhaalt deze voortdurend. Het kapitaal voltrekt daarmee zijn omslag. De omslag van het kapitaal noemt men de kringloop ervan, niet als een eenmalige gebeurtenis beschouwd, maar als een periodiek zich vernieuwend en herhalend proces. De omslagtijd van het kapitaal is de som van de productie- en omlooptijd. Met andere woorden, de omslagtijd is de tijdsperiode vanaf het ogenblik dat het kapitaal in een bepaalde vorm is voorgeschoten tot het ogenblik dat het kapitaal in dezelfde vorm naar de kapitalist terugkeert, maar wel toegenomen ter grootte van de meerwaarde.
De productietijd van het kapitaal is de tijdsduur van het verblijf ervan in de productiesector. Het belangrijkste deel van de productietijd is de arbeidsperiode tijdens het verloop waarvan het arbeidsvoorwerp onderhevig is aan de inwerking van de arbeid. De arbeidsperiode hangt af van de aard van de bedrijfstak, van de stand van de techniek in het bedrijf en van andere voorwaarden. Zo zijn bijvoorbeeld in een spinnerij slechts weinig dagen nodig om een bepaalde hoeveelheid katoen om te zetten in voor de verkoop geschikt garen, terwijl in een fabriek van locomotieven de fabricage van iedere locomotief de besteding van vele dozijnen arbeidsdagen van een groot aantal arbeiders vereist.
De productietijd is meestal langer dan de arbeidsperiode. Deze omvat ook onderbrekingen van het arbeidsproces, in het verloop waarvan het arbeidsvoorwerp blootgesteld is aan inwerking van natuurlijke processen, de wijn bijvoorbeeld moet gisten, het leer moet gelooid worden, het graan groeien enzovoort. Met de ontwikkeling van de techniek vermindert de duur van veel van dergelijke processen. De omlooptijd is de tijd waarin het kapitaal uit de geldvorm in de productieve vorm en uit de warenvorm in de geldvorm verandert. De lengte van de omlooptijd is afhankelijk van de voorwaarden voor de inkoop van de productiemiddelen en voor de verkoop van de gefabriceerde waren, van de afstand tot de markt, van de ontwikkelingsgraad van de transport- en communicatiemiddelen.
Vastgelegd en circulerend kapitaal. De verschillende delen van het productieve kapitaal slaan niet op dezelfde manier om. Het verschil in omslag van de afzonderlijke onderdelen van het productieve kapitaal komt voort uit de verschillende manieren waarop elk zijn waarde overdraagt op het product. Dienovereenkomstig wordt het kapitaal onderverdeeld in vastgelegd en circulerend kapitaal.
Vastgelegd kapitaal noemt men dat deel van het productieve kapitaal dat in zijn geheel deelneemt aan de productie en zijn waarde niet ineens, maar met stukjes en beetjes in het verloop van enige productieperioden op het product overdraagt. Het is het deel van het kapitaal dat gebruikt wordt voor de bouw van gebouwen en productie-installaties, voor de aankoop van machines en de inrichting van een bedrijf.
Het vastgelegde kapitaal wordt door de kapitalist in een keer voorgeschoten voor heel de tijd dat het functioneert, maar de waarde ervan keert slechts bij stukjes en beetjes in de geldvorm naar de kapitalist terug. De elementen van het vastgelegde kapitaal staan de productie gewoonlijk vele jaren ten dienste; ze verslijten per jaar in een bepaalde mate en worden tenslotte voor verder gebruik onbruikbaar. Daaruit bestaat de natuurlijke slijtage van machines en installaties.
Naast de natuurlijke slijtage zijn de productie-instrumenten onderhevig aan de morele slijtage. Een machine die 5 tot 10 jaar gefunctioneerd heeft, kan nog goed te gebruiken zijn; als echter op dit tijdstip een andere, volmaaktere, goedkopere machine van hetzelfde type, die in staat is meer te produceren, gebouwd is, dan leidt dit tot ontwaarding van de oude machine. Daarom heeft de kapitalist er belang bij de bedrijfsinstallaties in een zo kort mogelijke tijd volledig te verbruiken. Hieruit ontstaat het streven van de kapitalisten om de werkdag te verlengen, de arbeid te intensiveren, het continusysteem in te voeren.
Circulerend kapitaal noemt men dat deel van het productieve kapitaal waarvan de waarde in het verloop van een productieperiode volledig overgedragen wordt op de waar en bij de realisering van de waar weer geheel in de geldvorm naar de kapitalist terugkeert (met inbegrip van de meerwaarde). Dit deel van het kapitaal wordt gebruikt voor de aankoop van de arbeidskracht, evenals de grondstoffen, brandstoffen en hulpstoffen, dat wil zeggen die productiemiddelen die niet tot het vastgelegde kapitaal behoren, waarbij, zoals al gezegd is, de kapitalist de uitgaven voor de koop van de arbeidskracht met een overschot terugverdient.
In dezelfde tijd waarin het vastgelegde kapitaal een keer omslaat, slaat het circulerende kapitaal meerdere malen om. Door de verkoop van de waren verkrijgt de kapitalist een bepaalde som geld waarin is opgesloten: 1. de waarde van dat deel van het vastgelegde kapitaal dat in het productieproces op de waarde werd overgedragen, 2. de waarde van het circulerende kapitaal, 3. de meerwaarde. Om de productie voort te zetten gebruikt de kapitalist de opbrengst die overeenkomt met het circulerende kapitaal opnieuw voor het in dienst nemen van arbeiders, voor de aankoop van grondstoffen, brandstoffen en hulpstoffen. De som die overeenkomt met het op de waren overgedragen deel van de waarde van het vastgelegde kapitaal, gebruikt de kapitalist ter vervanging van de machines, werkbanken, gebouwen, dat wil zeggen voor de amortisatie.
De amortisatie is het proces waarbij de waarde van het vastgelegde kapitaal geleidelijk vervangen wordt door periodieke afschrijvingen in de geldvorm, die overeenkomen met de slijtage. Een deel van de amortisatiebedragen wordt gebruikt voor de algemene reparatie, dat wil zeggen voor de gedeeltelijke vervanging van de versleten machines, werktuigen, bedrijfsgebouwen enzovoort. Maar het belangrijkste deel van de amortisatiebedragen reserveren de kapitalisten in de vorm van geld (meestal bij de banken) om als het nodig is nieuwe machines ter vervanging van de oude te kopen of nieuwe gebouwen ter vervanging van de onbruikbaar geworden gebouwen te bouwen.
De marxistische politieke economie onderscheidt de indeling van het kapitaal in vastgelegd en circulerend van de indeling van het kapitaal in constant en variabel. Het constante en het variabele kapitaal verschillen vanwege de rol die ze in het proces van de uitbuiting van de arbeiders door de kapitalisten spelen, terwijl het vastgelegde en het circulerende kapitaal verschillen wat betreft het karakter van de omslag.
Deze twee manieren om het kapitaal in te delen kunnen op de volgende wijze weergegeven worden:
Tabel 1 Twee manieren om het kapitaal in te delen
Door de burgerlijke politieke economie wordt slechts de indeling in vastgelegd en circulerend kapitaal erkend, omdat deze indeling van het kapitaal op zich nog niets zegt over de rol van de arbeid bij de schepping van de meerwaarde, maar integendeel het fundamentele verschil verdoezelt tussen de uitgaven van de kapitalist voor de beloning van de arbeidskrachten en de uitgaven voor de grondstoffen, brandstoffen enzovoort.
De meerwaardevoet op jaarbasis. Methoden om de omslag van het kapitaal te versnellen. Bij een gegeven grootte van het variabele kapitaal beïnvloedt de omslagsnelheid van het kapitaal de hoeveelheid meerwaarde die de kapitalist in een jaar uit de arbeiders perst.
Laten we twee kapitalen bekijken die beide een variabel deel hebben van 25.000 dollar bij een meerwaardevoet van 100 %. Laten we aannemen dat een van beide eenmaal per jaar omslaat en het andere tweemaal. Dit betekent dat de eigenaar van het tweede kapitaal met dezelfde som geld in de loop van het jaar het dubbele aantal arbeiders kan inzetten en uitbuiten, vergeleken met de eigenaar van het eerste. Daarom zullen de resultaten van de beide kapitalisten op het einde van het jaar verschillend zijn. De eerste verkrijgt 25.000 dollar meerwaarde per jaar, de tweede 50.000 dollar.
De meerwaardevoet op jaarbasis noemt men de verhouding tussen de gedurende een jaar geproduceerde totale hoeveelheid meerwaarde en het voorgeschoten variabele kapitaal. In ons voorbeeld bedraagt de in procenten uitgedrukte meerwaardevoet op jaarbasis bij de eerste kapitalist
25.000/25.000 = 100 %, bij de tweede 50.000/25.000 = 200 %.
Hieruit wordt duidelijk dat de kapitalisten belang hebben bij een versnelling van de omslag van het kapitaal, omdat dit hen in staat stelt dezelfde hoeveelheid meerwaarde met minder kapitaal of met hetzelfde kapitaal een grotere hoeveelheid meerwaarde toe te eigenen. De omslagsnelheid van het kapitaal beïnvloedt ook de grootte van dat deel van het circulerende kapitaal dat wordt voorgeschoten voor de aankoop van grondstoffen, brandstoffen en hulpstoffen.
Marx toonde aan dat versnelling van de circulatie van het kapitaal op zich geen atoom nieuwe waarde toevoegt. De snellere omslag van het kapitaal en de snellere realisering van de in een bepaald jaar geschapen meerwaarde in de vorm van geld maken het voor de kapitalisten slechts mogelijk om bij een en dezelfde grootte van het kapitaal een groter aantal arbeiders tewerk te stellen, waarvan de arbeid in de loop van het jaar een grotere hoeveelheid meerwaarde voortbrengt.
Zoals we gezien hebben, bestaat de omslagtijd van het kapitaal uit de productietijd en de omlooptijd. De kapitalist streeft ernaar de tijdsduur van zowel de een als van de ander te verkorten. De arbeidsperiode die noodzakelijk is voor de productie van waren, wordt verkort door de ontwikkeling van de productiekrachten, door de vooruitgang van de techniek. De moderne methoden voor de fabricage van ijzer en staal versnellen bijvoorbeeld deze processen vele malen, vergeleken met die methoden die 100 tot 150 jaar geleden toegepast werden. Ook de vooruitgang in de organisatie van de productie, zoals de overgang naar serie- en massaproductie, heeft een aanzienlijk effect.
Ook worden de onderbrekingen in het arbeidsproces die deel uitmaken van de boven de arbeidsperiode uitgaande productietijd, in vele gevallen verkort door de ontwikkeling van de techniek. Zo duurde het looien van leer vroeger weken terwijl er tegenwoordig maar een paar uur voor nodig is, dankzij het gebruik van de nieuwste chemische methoden. In enkele bedrijfstakken worden op grote schaal katalysatoren, dat zijn stoffen die het verloop van chemische processen versnellen, toegepast.
Om de omslag van het kapitaal te versnellen maken de ondernemers ook gebruik van de verlenging van de arbeidsdag en de intensivering van de arbeid. Als bij een werkdag van 10 uur de arbeidsperiode 24 dagen bedraagt, dan verkort een verlenging van de werkdag tot 12 uur de arbeidsperiode tot 20 dagen en versnelt overeenkomstig de omslag van het kapitaal. Intensivering van de arbeid, waarbij de arbeider in 60 minuten evenveel energie gebruikt, die hij vroeger, laten we zeggen, in 72 minuten verbruikte, heeft hetzelfde resultaat.
De kapitalisten proberen verder een versnelling van de omslag van het kapitaal te bereiken door de verkorting van de omlooptijd van het kapitaal. De mogelijkheid daarvoor wordt geschapen door de ontwikkeling van het verkeers-, post- en telegraafwezen evenals door een betere organisatie van de handel. De verkorting van de omlooptijd wordt echter tegengewerkt door de volgende twee zaken: in de eerste plaats door de buitengewoon irrationele geografische spreiding van de productie in de kapitalistische wereld, waardoor het transport van waren over grote afstanden noodzakelijk is en in de tweede plaats door de verscherping van de kapitalistische concurrentie en de toenemende afzetmoeilijkheden.
Samen met het circulerende kapitaal doorloopt ook de meerwaarde die in een gegeven periode voortgebracht is, de circulatie. Hoe korter de omslagtijd van het kapitaal, des te sneller wordt de door de arbeiders geschapen meerwaarde in de vorm van geld gerealiseerd en des te sneller kan hij voor de uitbreiding van de productie gebruikt worden.
Korte samenvatting
1. Ieder afzonderlijk industrieel kapitaal beschrijft een ononderbroken beweging in de vorm van een kringloop die uit drie stadia bestaat. Deze drie stadia komen overeen met de drie vormen van het industriële kapitaal: de geldvorm, de productieve vormende warenvorm, die naar functie van elkaar verschillen.
2. De kringloop van het kapitaal, niet als een afzonderlijk proces, maar als een periodiek zich vernieuwend proces beschouwd, noemt men omslag van het kapitaal. De omslagtijd van het kapitaal is de som van de productietijd en de omlooptijd. Het belangrijkste deel van de productietijd is de arbeidsperiode.
3. Ieder productief kapitaal valt uiteen in twee delen, die verschillen naar de aard van de omslag: het vastgelegde kapitaal en het circulerende kapitaal. Het vastgelegde kapitaal is dat deel van het productieve kapitaal waarvan de waarde niet in één keer, maar met stukjes en beetjes gedurende enige productieperioden op de waren overgedragen wordt. Het circulerende kapitaal is het deel van het productieve kapitaal waarvan de waarde gedurende een productieperiode volledig overgedragen wordt op de waren en in zijn geheel terugkeert naar de kapitalist bij de verkoop van de waren.
4. De versnelling van de kapitaalomslag stelt de kapitalist in staat om met een en hetzelfde kapitaal binnen het jaar een groter aantal omslagen te voltooien en dus een groter aantal arbeiders in te zetten, die een grotere hoeveelheid meerwaarde produceren. De kapitalisten streven ernaar om de omslag van het kapitaal te versnellen zowel door verbetering van de techniek als ook in het bijzonder door een versterkte uitbuiting van de arbeiders, door de verlenging van de arbeidsdag en de stijging van de arbeidsintensiteit.
_______________
[44] Karl Marx, Das Kapital, Zweiter Band, MEW, bd. 24 p. 61.