Geweld
= uiting van kracht of macht waardoor een klasse, een groep of een staat zijn eigen interesse verdedigt, vooral tegen de macht of wil in van andere klassen, groepen of staten. (Wij laten het individuele geweld hier buiten beschouwing.) Geweld veronderstelt dus steeds het doorbreken van wettelijke wegen tot oplossing van een conflict.
Volgens het doel kunnen wij onderscheid maken tussen reactionair en progressief geweld. Dit laatste moet meestal aangewend worden in zoverre dat de reactionaire krachten niet goedschiks de baan ruimen voor de vooruitstrevende elementen in de maatschappij (vb. Oktoberrevolutie in Rusland).
Naar de soort onderscheiden wij vreedzaam of actief geweld. Stakingen, bedrijfsbezettingen, manifestaties e.d. zijn meestal vreedzaam. De bezittende klasse drijft door haar houding de arbeidersklasse vaak tot gewelddadig verzet, zoals gewapende opstand (guerrilla, revolte) of bloedige stakingen en burgeroorlogen.
Het is waarschijnlijk duidelijk dat wij geweld niet kunnen vermijden indien wij een socialistische maatschappij willen bereiken. Het zal enkel van de heersende klasse afhangen in hoeverre dit geweld brutaal of ‘onmenselijk’ zal zijn.
Geweldloze actie
= bepaalde personen of groepen menen dat zij hun doel kunnen bereiken zonder geweld, maar met passief verzet (zoals hongerstaking, zitstaking, weigering tot arbeid). Bekendste voorbeelden: M. Gandhi voor de onafhankelijkheid van India, Martin Luther King voor de burgerrechten van de zwarten. De vredesbewegingen hebben meestal ook deze methodes toegepast (vb. vervoer van kernwapens of -afval blokkeren; anti-oorlogsacties). Ook de andersglobale bewegingen gaan deze weg op.
Meestal is de bedoeling de openbare opinie wakker schudden en deze bruuskeren om een beslissing af te dwingen (= psychologisch of sociaal geweld). Geweldloze acties lijken ons slechts succesrijk te zijn wanneer de tegenstander zwak is of gemakkelijk te overtuigen. Bij een brutaal veto blijft enkel de weg van het geweld open.
(-> terrorisme, pacifisme)
MWBEL 1969, 2010