Bron: De Nieuwe Tijd, 1e jaargang, 1896 - Via: kb.nl
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
Verwant: • De vrouw en het socialisme • De nieuwe vrouw • De vrouw en het openbare leven |
Strijdlustig als de Amazonen der legende, bloeddorstig als de Kriemhilde der Nibelungen, namen vele vrouwen deel aan de bloedige straatgevechten van de eerste Franse Revolutie.
Toen de kettingen van de ophaalbruggen van de Bastille werden doorgekapt, en een woedende menigte dat bolwerk der tirannie binnenstormde, behoorde een jonge, schone vrouw tot de moedigste strijders. Het schrootkanon van het garnizoen had haar niet doen terugdeinzen, wellicht juichte zij zelfs bij de dood van de gouverneur Delaunay, wiens bloedig hoofd men op een lans door de straten droeg (14 juli 1789).
Enkele maanden later zien wij diezelfde vrouw in een kamer gezeten, met een sabel in de hand de vrouwen aansporen op haar tocht naar Versailles , waar zij brood wilden halen. “De mannen waren te lamlendig” en daarom stormden winkelmeisjes en actrices, koopvrouwen van de Hallen en grisettes door de straten van Parijs om naar de koning te ijlen. Bij de levensbeschrijving van Théroigne de Méricourt hebben wij deze optocht van hongerigen beschreven; een hoofdrol speelde daarbij de dappere heldin van ons verhaal, Rose Lacombe.
Haar geboorteplaats is onbekend. Nog jong, maakte zij naam aan het theater in de provincie en kwam 22 jaar oud, in 1789 naar Parijs te midden van de revolutionaire woelingen. Daar werd een werkelijk drama ten tonele gevoerd, daar werden koningen van de troon gestoten, Bastilles verwoest, de eeuwenoude macht van de adel vernietigd, en kreeg na eeuwen van strijd de geminachte massa het bewind in handen. De vrouwen namen daaraan actief deel. “De tijd is gekomen waarin de vrouwen helden zijn moeten”, schreef Mannel, en de vrouwen waren heldinnen, Rose Lacombe niet het minst.
Weer vinden wij haar terug bij de bestorming der Tuilerieën op 10 augustus 1792. Met de rode muts op het hoofd, de blote sabel in de hand stormt zij aan de spits der Marseillanen het hardnekkig verdedigde paleis binnen. Onder ruwe kreten vliegt men de trappen op, steekt de trouwe Zwitsers neer vermoordt enkele bedienden, en spaart alleen de hofdames die op de knieën, met de zwaaiende sabels boven de hoofden, om genade smeekten. De meubelen werden vernield, de vlammen ontstoken in die verblijven van weelde, en altijd door hoorde men het knetteren der geweren en de doffe bijlslagen van de sansculotten. Rose, steeds vooraan in de strijd, werd licht gewond, en ontving later van de Conventie een erekroon. Reeds had de Commune van Parijs op haar voorstel besloten om aan de vrouwen, die de tocht naar Versailles hadden meegemaakt, een ereplaats te geven in de optochten, en haar te doen voorafgaan met een banier, waarop te lezen stond: “ainsi qu’une vile proie, elles ont chassé le tiran devant elle”.[2]
In de bloedige Septemberdagen (1792) stond Rose Lacombe weer midden in de strijd. Het waren vreselijke dagen!
De honger teisterde de bevolking, de schatkist was leeg, het leger in wanorde en de vijand meester van de grensvestingen. Longwy had zich overgegeven Soissons had gebrek aan wapens, en Verdun bood alleen nog weerstand aan de legers der bondgenoten, die op Parijs aanrukten. De Vendée was in opstand tegen de Republiek, en het Hof had 30.000 huurlingen gewapend voor de burgerkrijg. Er liepen geruchten, dat men de gevangenissen wilde overrompelen om allen te bevrijden, dat men Parijs zou in brand steken, en alle patriotten vermoorden. “La patrie est en danger!” (Het vaderland is in gevaar!) zo las men op een grote zwarte vlag op het stadhuis; de alarmklok weerklonk, het volk springt woedend op, en de verenigde legers der grootste vorsten van Europa worden teruggeslagen door deze vrijwilligers op klompen.
Alleen vreesde men, dat de vrouwen en kinderen zouden worden uitgemoord door de verraders en de reactie. Alvorens de mannen Parijs verlieten wilde men eerst de vijanden binnen de stad uitroeien. Een vreselijke slachting greep toen plaats. Groepen van razenden drongen de gevangenissen der Carmes en de l’Abbaye binnen, en sloegen elkeen neer, die hen “suspect” voorkwam. Half naakt, de armen en klederen met bloed bespat, zetten de beulen hun moordwerk vier lange dagen en nachten voort. De vrouwen der voorsteden brachten het middagmaal aan hun mannen, “die in de Abbaye aan het werk waren.”
Slechts weinigen werden gespaard en alleen de heldenmoed van Madlie de Sombreuil en Cazotte gelukte het, het leven hun vaders te redden. In de Salpétrière, het Châtelet, de Conciergerie en te Bicétre, waar men met kartetsen op de gevangenen schoot, deed de gerechtigheid van het volk zich eveneens in al haar wreedheid gelden. Het hoofd van de prinses de Lamballe werd op een piek voor de tralies der gevangenis van Marie Antoinette geschoven, die op het gezicht van haar vermoorde boezemvriendin van smart in zwijm viel. Meer dan duizend royalisten vielen als slachtoffer der volkswoede, en toen de gevangenissen waren leeg gemoord, trokken de patriotten naar de grenzen, de buitenlandse vijand tegemoet. Heeft Rose Lacombe deze wrede maatregelen goedgekeurd als onmisbaar voor het algemene welzijn? Was haar rol in die vreselijke dagen die der onverbiddelijke gerechtigheid, dan wel werd haar arm bestierd door blinde bloeddorst? Dat deelt de geschiedenis ons niet mede, en wij kwamen er niets van te weten.
Het volgende jaar heeft zij ondanks de spot en de tegenwerking der mannen haar “Société des femmes républicaines et révolutionaires”[3] gesticht, die in het knekelhuis van de kerk van Saint-Austache haar clublokaal hadden. In een vlugschrift “Avis aux Dames” werd de draak gestoken met de vrouwen, welke zich met politieke zaken wilden bemoeien, doch even flink als vroeger Olympe de Gouges, ging Rose Lacombe voort met te strijden voor de rechten en de gelijkstelling der vrouw.
Op 26 augustus 1793 kwam zij aan het hoofd van de “Républicaines révolutionaires” de Conventie binnen, om de staatsadministrateurs en de edellieden in staatsdienst aan te klagen: “de diefstallen in alle administraties, maar vooral op het ministerie van binnenlandse zaken eisen een strenge vervolging; vooral ontsla men alle edellieden uit hun betrekking.” Zij klaagde in scherpe woorden over de bangheid en onverschilligheid der Conventie, die zulke misbruiken ongestraft liet. De leden der Conventie toonden weinig ingenomenheid met die vrouwen, welke zo ruw weg de waarheid zeiden, drongen haar weg van de tribune en gingen over tot de orde van de dag. Haar poging ten goede bleef dus zonder gevolg, hoe duidelijk zij haar goed recht in haar vrouwenclub ook mocht verdedigen.[4]
Doch – ironie van het menselijk hart – deze vurige republikein, deze hevige vijandin van de adel werd verliefd op een edelman, de vroegere burgemeester van Toulouse, Rey, die gevangen zat voor zijn reactionaire gevoelens. Zij wilde Bazire dwingen hem in vrijheid te stellen, doch slaagde niet, evenmin als bij Chabot, die zelfs in de Conventie voorstelde om “de vrouwenclubs te reinigen van zulke intriganten”, waarop deze de “Citoyennes révolutionaires” een waarschuwing zond en Rose Lacombe tegelijk met een royalistisch journalist Leclerc in staat van beschuldiging stelde. Rose werd echter vrijgesteld van alle vervolging,[5] maar haar minnaar Rey kon zij niet van de guillotine redden.
Nogmaals verzamelde de voorzitster van de revolutionaire vrouwenclub een schaar vrouwen om zich heen, die allen met rode frygische mutsen bedekt, op de 28 brumaire (18 november) 1793 met geweld de zittingzaal van de Conseil général der Commune van Parijs binnendrongen, en eisten te mogen deelnemen aan de verhandelingen. Zij werden met tekenen van afkeuring en beledigend gemompel ontvangen, en Chaumette richtte tot haar de volgende harde woorden: “Ik eis vermelding in het proces-verbaal van deze zitting van het gemompel dat deze vrouwen ontving; het is een hulde aan de goede zeden. Wat nu! Ontaarde wezens, die alle wetten dor natuur willen verkrachten, zullen deze zalen binnentreden? Sedert wanneer is het de vrouwen geoorloofd haar sekse af te zweren en mannen te worden? Sedert wanneer is het gewoonte geworden, dat de vrouwen de tedere zorg voor haar gezin verwaarlozen, de wieg van hun kinderen verlaten, om op openbare plaatsen op de tribune plichten te vervullen, die de natuur alleen aan de man heeft opgelegd? Neen! de natuur zei tot de man: Wees man! Jacht, landbouw, politieke zaken en de vermoeienissen van allerlei aard, zie daar uw deel. En tot de vrouw: Wees vrouw! De zorg voor de kinderen en de huishouding, de zoete angsten van het moederschap, zie daar uw werk.” Hij stelde voor geen vrouwen meer in de gemeenteraad toe te laten, wat met grote meerderheid werd aangenomen.
Rose bracht alle vrouwenclubs in beweging om zich tegen dat reactionaire besluit te verzetten. Bijna dagelijks hadden er opstootjes plaats in het Palais Royal of de Charnier des Innocents, waar men de vrouwen die geen rode broek en kokarde droegen, mishandelde of beledigde. De Conventie moest er zich mee bemoeien. En Amar, lid van het Comité de Sureté générale, deed de volgende aanklacht horen: “Mogen de vrouwen politieke rechten uitoefenen en zich mengen in regeringszaken? Zouden zij daartoe de nodige bekwaamheid, morele en fysieke kracht bezitten? Het algemeen oordeel ontkent dit ten sterkste” ... “Moet de schaamte haar niet beletten zich in het openbaar te tonen en in het publiek strijd te voeren met de mannen; voor de balie, de tribune of in politieke vergaderingen zich te vertonen?” ... “Haar opgewonden stemming zou noodlottig zijn voor het algemeen belang, dat zou opgeofferd worden aan de hevigheid van haar hartstochten, die slechts verwarring en wanorde zouden veroorzaken.”[6] Hij stelde daarom voor de vrouwen naar het gezin te verwijzen en haar te verbieden om zich met de openbare zaken te bemoeien, zich in politieke associaties te verenigen, of deel te nemen aan de discussies der volksvergaderingen.
Slechts één lid der Conventie verdedigde de rechten der vrouw. “Zolang niet is aangetoond”, zei Charlier, “dat de vrouwen geen deel der mensheid uitmaken, kan men haar deze rechten van denkende mensen niet ontnemen.” Bazire echter drong er op aan om, “révolutionnairement” er “ter wille van het algemene welzijn” alle vrouwenverenigingen te verbieden, wat geschiedde.
De vijf grote vrouwenclubs te Parijs, waarover wij later zullen spreken, werden door dit enkele decreet van mannen opgeheven; geen vrouwenverenigingen, onder welke naam ook, mochten weer worden opgericht. De kortstondige invloed der vrouw op de Franse revolutie werd door deze tirannie der mannen op ruwe wijze gefnuikt. De vrouwen hadden in de gevaarlijkste ogenblikken ontembare moed getoond; waar mannen versaagden, offerden zij hun leven; waar energie vereist werd, waar toewijding onmisbaar was voor de overwinning, hebben de vrouwen zonder aarzelen goed en bloed op het spel gezet; leven en geluk aan het algemeen welzijn ten offer gebracht; honger en ellende geleden, kerker en schavot getrotseerd. Doch dat alles werd thans vergeten. Nu men meende haar hulp te kunnen missen, werden zij meedogenloos verstoten en teruggevoerd in haar eeuwenoude slavernij! Haar rol was uitgespeeld, tot andere tijden zullen doen snakken naar haar hulp en steun.
Ook de rol van Rose Lacombe was ten einde. Jaren later zag men in de Galerie du Luxembourg een net en levendig vrouwtje met ijver de snuisterijen van haar winkeltje aanbieden. Wie zou in die koopvrouw de eenmaal beroemde Rose Lacombe, de fiere aanvoerster van de revolutionaire Amazones, de trotse en gevierde actrice, de moedige strijdster voor vrouwenrechten hebben herkend?
Nog dieper zou zij vallen; het Directoire verdreef Rose uit haar winkeltje, en na een kortstondig leven vol gevaren en avonturen, maar de moeite van te leven waard geweest, kwijnde de vroegere Presidente der revolutionaire vrouwen eenzaam en verlaten weg in een vergeten hoekje van dat grote Parijs, waarin zij eenmaal zulk een grote rol had vervuld.
Ook van een andere krijgsheldin, de wegens haar merkwaardige schoonheid algemeen bekende “Reine Audu”, een fruitvrouw van de Hallen, vernam men na een kortstondige flikkering niets meer. De revolutie rukte haar weg uit haar fruitwinkel, zij nam deel aan de bestorming der Bastille, hield te Versailles eigenhandig de rijtuigen tegen waarmee de Koning wilde vluchten, deed zijn gardes voor haar sabel terugdeinzen, werd tweemaal gewond, en viel in slaap op een kamer om daarna eveneens van het toneel te verdwijnen.
_______________
[1] Het artikel van Rienzi over deze merkwaardige vrouw vormt een deel van een serie, getiteld De Vrouwen in de Franse Revolutie, waarin de auteur achtereenvolgens behandeld: Théroigne de Méricourt, Charlotte Couday, Madame Roland, Olympe de Gouges etc. Dat de Franse revolutie een burgerlijk karakter droeg, de “revolutionairen” van die dagen met hun leuze: “Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap”, slechts het voordeel van een bepaalde klasse op het oog hadden, blijkt uit dit artikel van Rienzi duidelijk. De revolutionairen verklaarden onomwonden, dat de vrouwen, dus de helft van het menselijk geslacht, hun mond moesten houden, van alle politieke rechten uitgesloten waren. D.R.
[2] “Als een vuile prooi, hebben zij de tiran voor zich heen gejaagd.”
[3] Vereniging der republikeinse en revolutionaire vrouwen.
[4] Een lid der Conventie noemde haar “fort dangereuse, parce qu’elle est fort éloquente.”
[5] De Gazette française had haar arrestatie medegedeeld, waarop zij aan de redacteur het volgende briefje zond: “Ik zal u bewijzen dat mijn armen even vrij zijn als mijn lichaam, daar het voor hen een feest zijn zal u op een dracht stokslagen te onthalen, wanneer gij morgen uw onjuiste mededeling niet hebt ingetrokken, en gij weet, ik houd mijn woord! Rose Lacombe, presidente.”
[6] Prof. Quack noemt vreemd genoeg deze redevoering van Amar “een scherpe, doch verstandige rede.” Socialisten, deel 1, blz. 4 en 5.)