Geschreven: 31 maart 1929
Bron: Nederlandstalige Trotski Bibliotheek 22. Revolutionair-Socialistische Publicaties, Groningen 2007. Door Karel ten Haaf. Facsimile-uitgaven van teksten van Trotski in het Nederlands
Vertaling: onbekend
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Laatste bewerking: 03 juli 2009
Verwant: • Documenten van de Linkse Oppositie • Een historisch document |
Onderstaande brief, kort na zijn verbanning uit Rusland naar Turkije geschreven, is een van Trotski’s eerste politieke documenten over de interne problemen van de beweging van de trotskistische oppositie.
W. K.
Ik ben nog steeds niet in de gelegenheid om systematisch te werken. Nog steeds ben ik verre van voldoende op de hoogte van de publicaties van de Europese oppositiegroepen. Daarom moet ik een algemene beoordeling van de stromingen in de oppositie tot later uitstellen. Wij staan tegenover zulke moeilijke tijden, dat iedere werkelijke, en zelfs iedere potentiële geestverwant door ons op prijs gesteld moet worden. Het zou een onvergeeflijke fout zijn een enkele af te stoten, zoveel temeer een groep, door een ondoordacht oordeel, bevooroordeelde kritiek of de een of andere overdrijving van meningsverschillen. Niettemin geloof ik, dat enige algemene beschouwingen, die m.i. beslissend zijn bij de beoordeling van de een of andere groep of stroming, in de oppositie, onontbeerlijk zijn.
De oppositie heeft zich gevormd op de basis van de ideologische verschillen en niet op die van massa-activiteit. Dit correspondeert met het karakter van de huidige periode.
Gedurende de jaren van de contrarevolutie hadden de gebeurtenissen in de rijen van de Russische sociaaldemocratie een soortgelijk verloop, evenals onder de sociaaldemocratie der gehele wereld gedurende de oorlog. Massa-activiteit doet in de regel bijkomstige en tijdelijke meningsverschillen teniet en draagt bij tot fusie van verwante en bevriende stromingen.
Ideologische groeperingen in periodes van stilstand of verval daarentegen, neigen altijd sterk naar verschillen, splitsingen, interne strijd. Wij kunnen geen sprong maken uit de periode waarin wij leven. Wij moeten er doorheen. Een duidelijke, nauwgezette ideologische differentiatie is ongetwijfeld noodzakelijk. Het legt de grondslag voor toekomstige successen.
De algemene lijn van het beleid der Komintern is door ons meer dan eens als centrisch gekenschetst. Het spreekt voor zichzelf dat centrisme, en daarbij een centrisme, beladen met het arsenaal van onderdrukking, moet leiden tot oppositie die niet alleen proletarische elementen bevat, naar nog meer opportunistische elementen.
Het opportunisme in de communistische beweging kenmerkt zich door haar streven de vooroorlogse sociaaldemocratie onder de tegenwoordige verhoudingen te herstellen. Dit is in Duitsland zeer aanschouwelijk voorgesteld. De tegenwoordige sociaaldemocratie staat oneindig ver van de partij van Bebel af. Maar de geschiedenis heeft bewezen, dat de partij van Bebel veranderd werd in de tegenwoordige sociaaldemocratie, hetgeen betekend dat de partij van Bebel op het vooroorlogse wereldtoneel al bijna helemaal ontoereikend was geworden. Des te hopelozer zijn alle pogingen Bebels partij weer te doen herleven of zelfs een linkervleugel van die partij in de huidige omstandigheden. Toch richten Brandler, Thalheimer en hun vrienden voor zover ik kan oordelen, hun pogingen in de eerste plaats hierop. Souvarine neigde in Frankrijk, minder consequent maar toch duidelijk in de zelfde richting.
Er zijn m.i. drie klassieke problemen, die een vaste maatstaf geven ter waardering van de stromingen van het wereldcommunisme:
1. De politiek van het Engels-Russische comité;
2. Het verloop van de Chinese revolutie;
3. De economische politiek van de USSR in verband met de theorie van het socialisme in één land.
Enige kameraden zijn misschien verbaasd, dat ik hier de kwestie van partijregime niet noem. Ik doe dit niet bij vergissing, maar heel weloverwogen. Een partijregime heeft geen onafhankelijke betekenis in zichzelf. Een partijregime is een afgeleide grootheid in betrekking tot partijpolitiek. De strijd tegen de stalinistische bureaucratie roept sympathie op bij de meest heterogene elementen. Ook de mensjewieken zijn niet afkerig van applaudisseren voor de een of andere tegen de bureaucratie gerichte aanval. Dat geeft de stalinisten een incidentele aanleiding voor hun stupide in kwakzalverij, die het probeert voor te stellen alsof onze positie dicht bij die van de mensjewieken zou staan.
Voor een marxist is democratie in een partij zowel als in een land nooit een abstractie.
Democratie is altijd tot stand gekomen door de strijd van bestaande klassenverhoudingen. Alle opportunistische elementen verstaan onder de term “bureaucratie” niets anders dan “revolutionair centralisme”.
Het is vanzelfsprekend, dat zij niet onze geestverwanten kunnen zijn. Blijkbaar heeft de solidariteit hier slechts ideologische verwarring tot grondslag of, wat nog vaker voorkomt, kwaadaardige beschuldiging.
1.
Over de kwestie van het Engels-Russisch comité heb ik gelegenheid gehad veel te schrijven. Ik weet niet precies wat in het buitenland gepubliceerd is. Men heeft mij verteld, dat in het buitenland geruchten verspreid zijn dat ik vermoedelijk oppositie voerde tegen de ontbinding van het Engels-Russisch comité en dat mijn overeensteming ermee slechts een concessie was aan Zinovjev en Kamenev. Juist het tegendeel is waar. De stalinistische politiek in de Engels-Russische kwestie zal voorlopig een klassiek voorbeeld blijven van de politiek van centristische verschuiving naar rechts, de stijgbeugel ophoudend voor bekende bedriegers, waarvoor zij door hen beloond worden met een kaakslag. De Chinese en Russische kwesties leveren door de bijzondere toestand in China en Rusland grote moeilijkheden op voor de Europese communisten.
Anders is het t.a.v. de kwestie van het politieke blok met de bestuurders van de Engelse vakverenigingen. Hier staan wij tegenover het principiële probleem van de Europese politiek. De stalinistische koers is in deze kwestie de meest schandelijke, cynische en rampzalige vertrapping van de grondslagen van het bolsjewisme en het theoretische abc van het marxisme. Het experiment van het Engels-Russische comité bracht de opvoedkundige waarde van de grote stakingen van 1926 bijna tot nul terug en vertraagde de ontwikkeling van de Engelse arbeidersklasse gedurende een aantal jaren. Ieder die dit nu nog steeds niet begrijpt is geen marxist, geen revolutionair politicus van het proletariaat.
Ik veronderstel geen moment, dat een dergelijk individu zal protesteren tegen de stalinbureaucratie. De opportunistische koers van het Engels-Russische comité was slechts mogelijk door te strijden tegen de echte revolutionaire elementen van de arbeidersklasse. En dit was op zijn beurt ondenkbaar behalve door onderdrukkingen en beteugelingen, speciaal in een partij met een zo revolutionair verleden als de bolsjewistische partij.
2.
Ook over de Chinese kwestie heb ik in de laatste jaren heel veel geschreven. Ik kan er misschien toe overgaan om wat ik heb geschreven in een extra uitgave te publiceren. De bestudering van de problemen der Chinese revolutie is een onmisbare voorwaarde voor de scholing van de oppositie en voor de ideologische onderscheiding in haar rijen.
Die elementen die nog geen duidelijk omlijnd standpunt hebben ingenomen t.o.v. deze kwestie, leggen daarbij een nationalistische bekrompenheid aan de dag, wat een onbedrieglijk symptoom van opportunisme is.
3.
Tenslotte de Russische kwestie. Dankzij de door de Oktoberrevolutie geschapen toestand, zijn drie klassieke socialistische stromingen, de marxistische, de centristische, en de opportunistische stroming zeer duidelijk en aanschouwelijk naar voren gekomen, d.w.z. onder de omstandigheden in de Sovjet-Unie, met een onweerlegbare sociale inhoud.
In de USSR zien we de rechtervleugel samengevlochten met de bekwame intelligentie van de kleine bezitters; het centrum houdt zich a.h.w. in evenwicht tussen de klassen op het “slappe koord” van het apparaat en de linkervleugel vertegenwoordigt de spits van de proletarische voorhoede in het tijdperk van reactie. Maar natuurlijk is het niet mijn bedoeling te zeggen dat de linkervleugel vrij van vergissingen geweest is, of dat we het buiten ernstige en openhartige interne kritiek kunnen stellen. Maar deze kritiek moet een duidelijke klassebasis hebben nl. een van de bovengenoemde drie historische stromingen. Iedere poging het bestaan van deze stromingen en haar klassekarakter te ontkennen, iedere poging om boven hen uit te komen, zal onherroepelijk eindigen in een jammerlijke mislukking. Deze weg is heel vaak genomen door elementen van de rechterzijde, die zich nog niet definitief gevormd hebben of die hun eigen linkervleugel niet ontijdig bang willen maken.
Brandler en Thalheimer zijn voor zover ik weet gedurende al deze jaren van oordeel, dat de politiek van het Centraal Comité van de CPSU t.o.v. economische vraagstukken volkomen juist was. Zo stonden de zaken voor de stalinisten hun zigzag politiek opzij zetten. Volgens normale gang van zaken zouden zij nu moeten sympathiseren met de politiek, die het openlijkst gevoerd werd in de jaren ’24-’27 en die heden ten dage vertegenwoordigt wordt door de vleugel van Rykov, Boecharin en de rest. Souvarine neigt blijkbaar eveneens naar die richting.
Natuurlijk kan ik hier de economische kwestie van de USSR in zijn volle omvang niet behandelen. Dat, wat in ons program is uitgestippeld blijft van kracht. Als de rechterzijde in de oppositie een heldere en duidelijk omlijnde kritiek leverde over ons standpunt in deze kwestie, zou dit ons alleen van nut zijn. Om dit werk voor hen te vergemakkelijken zal ik hier enige fundamentele beschouwingen uiteenzetten.
De rechtervleugel neemt aan, dat de tegenwoordige moeilijkheden overwonnen zouden kunnen worden, indien meer in vrijheid gegeven zou worden aan de individuele boereneconomie. Het ligt niet in mijn bedoeling dit te ontkennen. Het bemoedigen van de kapitalistische boer (de vereuropeeste of veramerikaanste “koelak”) zal ongetwijfeld vruchten afwerpen. Maar dit zullen kapitalistische vruchten zijn, die in de zeer nabije toekomst tot de politieke ineenstorting van de Sovjetmacht zullen leiden. Vertrouwen in de kapitalistische boer in de jaren ’24-’26 hield slechts in het eerste beginstadium stand.
Nu zou het zelfvertrouwen van de kleinburgerlijke elementen van de stad en het platteland tot het uiterste versterken. Nu zou het ertoe leiden, dat zij in verschillende sovjets de overhand zouden krijgen en de kracht en het zelfvertrouwen van de bureaucratie zou stijgen, de druk op arbeiders zou toenemen, en het zou de volledige instorting van de partijdemocratie met zich meebrengen. Degenen die het onderlinge verband tussen deze factoren niet kunnen begrijpen, kunnen over het algemeen niets begrijpen in zaken betreffende revolutionaire politiek. De politiek t.o.v. de kapitalistische boer is absoluut niet te verenigen met de dictatuur van het proletariaat. Het is noodzakelijk te kiezen.
Laat ons echter het zuiver economische aspect van de kwestie onder de loupe nemen. Tussen industriële en boeren economie is een dialectische wisselwerking. Maar de motorische kracht is de industrie, die een oneindig meer dynamische beweging is. De boer heeft fabrieksgoederen nodig in ruil voor brood. De democratische revolutie onder leiding van de bolsjewieken gaf de boeren land. De socialistische revolutie onder hetzelfde beleid gaf de boeren minder goederen tegen een hogere prijs, dan in de dagen van het kapitalisme. Juist om deze reden wordt de socialistische revolutie in tegenstelling tot haar democratische karakter in gevaar gebracht. De boeren beantwoordden de goederenschaarste met een passieve landbouwstaking. Zij brachten het graan, dat zij reeds in bezit hadden niet naar de markt en hielden op met zaaien. De rechtervleugel vindt het nodig de kapitalistische neigingen in de stand meer bewegingsvrijheid te geven, minder van de stad af te nemen, en het tempo van de industriële ontwikkeling te verlagen. Maar dit betekent, dat de hoeveelheid landbouwproducten op de markt toe zouden nemen terwijl de hoeveelheid fabrieksproducten steeds meer zouden verminderen. De wanverhouding tussen deze twee, wat de oorzaak is van de huidige economische crisis, zou steeds erger worden. Een mogelijke uitweg zou zijn, het graan van de boer uit te voeren en daarvoor in de plaats afgewerkte Europese producten voor de boer, d.w.z. de rijkere boer, te importeren. Met andere woorden betekent dit i.p.v. een smychka (een werkverbond) tussen de coöperatieve boereneconomie en de socialistische industrie de oprichting van een smychka tussen uitvoerende boereneconomie en wereldkapitalisme.
Ongetwijfeld zullen deze twee partners het tussending heel snel terzijde stellen, natuurlijk te beginnen bij het monopolie van buitenlandse handel. Want een vrije ontwikkeling van boereneconomie die van het buitenland alles ontvangt in ruil voor graan, vooronderstelt vrije handelsbetrekkingen, en geen buitenlandse handel die door de staat gemonopoliseerd wordt. De aanhangers van de rechtervleugel zeggen soms, dat Stalin het standpunt van de oppositie heeft toegepast en haar ongeschiktheid heeft aangetoond. Zeker, Stalin schrok toen hij zijn ervaren voorhoofd stootte tegen de gevolgen van de boeren (koelak) politiek, die hij van 1924-1927 zo gewillig volgde. Zeker, een sprong naar links makend benutte Stalin segmenten van het oppositieprogram.
Het program van de oppositie sloot boven alles de weg naar een zelfvoldane afgezonderde economie uit. Het is absurd te proberen de Sovjeteconomie van de wereldmarkt te scheiden door een stenenmuur. Het lot van de Sovjeteconomie zal beslist worden door het algemene tempo van haar ontwikkeling (inclusief dat van de landbouw) en helemaal niet door de mate van haar onafhankelijkheid van de werkverdeling in de wereld. Alle economische plannen van de Stalinregering hebben tot op heden de vermindering van de buitenlandse handel in de volgende 5-10 jaar ten grondslag gehad. Dit kan slechts kleinburgerlijke idioterie genoemd worden. Het stellen van het probleem op deze wijze heeft niets gemeen met de oppositie. Integendeel, het vloeit geheel voort uit de theorie van het socialisme in één land.
Stalins campagne de industrialisering op te voeren brengt hem schijnbaar dichter bij de oppositie, maar alleen schijnbaar, socialistische industrialisering vooronderstelt een groot en grondig uitgedacht plan, waarin de richting van de binnenlandse ontwikkeling innig verbonden is met een steeds toenemende benutting van de wereldmarkt, tegelijk met het onverenigbaar behoud van het monopolie van buitenlandse handel. Alleen langs deze weg is het mogelijk, de tegenstrijdigheden van een socialistische ontwikkeling in een kapitalistische omsingeling niet te liquideren, noch te elimineren, maar te matigen; de economische kracht van de Sovjetrepubliek te versterken verbetert de economische betrekkingen tussen stad en dorp en verschanst de dictatuur van het proletariaat. De stalinistische zigzag politiek verergert de situatie alleen maar.
Dit zijn de drie fundamentele criteria voor de interne verschillen in de oppositie. Deze drie criteria zijn voortgekomen uit de geschiedenis van drie landen.
Natuurlijk heeft elk der drie landen zijn eigen moeilijkheden en de houding daar tegenover zal de positie van iedere individuele groep en iedere individuele consument bepalen. Enkele van deze nieuwe problemen kunnen morgen op de voorgrond komen en alle andere op de achtergrond dringen.
Maar heden lijken mij de drie bovengenoemde vraagstukken vast te staan. Zonder een scherpe en besliste stelling t.o.v. deze vraagstukken in te nemen, is het onmogelijk een plaats voor onszelf onder de fundamentele groepen van communisten te vinden.
Dat is alles wat ik nu te zeggen heb op de vragen die je stelt.
Mocht blijken, dat ik door mijn onvoldoende bekendheid met de beschikbare literatuur, de stellingname van Brandler-Souvarine en andere gelijkdenkende onjuist geïnterpreteerd heb, dan zal ik mij natuurlijk haasten mijn waardering, die noodzakelijk voortvloeide uit die feiten en documenten, die mijn aandacht trokken, te corrigeren.
31 maart 1929