Ed. Verheyen

De Griekse crisis – De massa’s strijden zonder leiding


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, sept. 1965, jg. 8.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


De Tweede Wereldoorlog heeft de achterlijke Griekse maatschappij zo geschokt dat zich hier naast Zuid-Slavië de tweede spontane sociale revolutie in deze Europese periode zou hebben doorgezet, als de communistische leiding op de beslissende punten geen verstek had laten gaan, en Stalin de Griekse revolutie niet had verkocht in zijn koehandel met Roosevelt en Churchill in 1944. Het doodbloeden van de Griekse revolutie [in] 1944-1949 luidde een periode in van langdurige stagnatie en onbeperkte macht van de heersende klieken in samenwerking, eerst met het Engelse en later met het Amerikaanse imperialisme. Griekenland is een van de onderontwikkelste landen van Europa. Het ligt niet ver van het Portugese peil af en nog achter dat van Spanje. De massa van de bevolking buiten de paar grote steden leeft direct of indirect van de landbouw; en dat veelal op armoedige wijze. Niet voor niets zijn eeuwenlang duizenden Grieken uitgezwermd naar alle werelddelen om werk te zoeken. Typerend voor de achterlijke sociale verhoudingen is dat de bourgeoisie het hof als machtscentrum niet kan missen bij het handhaven van de bestaande orde. Voorts is het geringe industrialisatiepeil af te meten aan het feit dat de strijdbare elite van de arbeidersklasse uitsluitend door de bouwvakkers wordt gevormd, bij afwezigheid van een belangrijke groep metaal- of mijnwerkers. De politiek van de heersende klasse is tot op de huidige dag pas op de plaats maken: handhaven van de oude sociaaleconomische toestanden zonder meer. En zij is hier ook wel in geslaagd, grondig geholpen door een vakbondsleiding (verbonden met de Centrumunie[1] die krampachtiger dan waar ook alle socialistische en communistische invloed heeft geweerd en zo zich zelf tot volslagen isolement, stagnatie en onvruchtbaarheid moest doemen. Daarnaast bleef de leiding van de illegale communistische partij in handen van een bureaucratie die tot voor kort geen enkel nieuw initiatief heeft kunnen opbrengen.

Volmaakte rust heerste er overigens niet. Ook niet binnen de heersende klasse waar scherpe tegenstellingen heersen. Een enkele eerzuchtige figuur ondernam wel eens een poging om de totale politieke stagnatie te doorbreken. Het was en is evenwel de traditionele lijn van het machtige hof elk streven van dien aard de kop in te drukken en zo ten aanzien van een heersende lagen en klieken een verdeel-en-heers-politiek toe te passen. En met succes. Zo werd bv. de opgang van een generaal Papagos met de Helleense beweging gebroken. En werd in andere omstandigheden een Venizelos uitgeschakeld.

Het hof ontleent zijn macht niet in de laatste plaats aan zijn relatie met de kaste van hogere officieren, direct en via het Ministerie van Nationale Defensie, dat particuliere domein waar de hoogste ambtsdrager door de koning pleegt te worden aangewezen. Vanuit de sleutelpositie die het in de Griekse leven inneemt heeft het hof de sociale functie ontwikkeld van handhaver van de maatschappelijke stagnatie. Dit natuurlijk niet alleen ten bate van zich zelf en de getrouwe officieren, maar ook voor de hele bourgeoisie en het Amerikaanse imperialisme dat o.a. via de CIA een wakend oogje in het zeil houdt.

En dit niet alleen als geïnteresseerde waarnemer. Madame André Papandreou de Amerikaanse schoondochter van de oude ex-minister-president, deelde bv. in de Washington Post mede (zie Le Monde 30-7-’65) dat de CIA en de Amerikaanse militaire missie positie tegen Papandreou had gekozen. De verstrengeling Amerikaanse imperialisme Griekse bourgeoisie is zo sterk dat de massa’s zich dit zeer bewust zijn, ook al is men zich niet voldoende bewust dat die Amerikaanse invloed zich tot aan de “linker”-vleugel van de Centrumunie uitstrekt.

Tegen deze achtergrond is het te begrijpen dat de burgerlijke parlementaire democratie niet kan gedijen. Verkiezingen werden vaak door leger en politie georganiseerd die soms een semifascistische terreur konden ontwikkelen. Minder belangrijk doch toch wel tekenend is dat zeer belangrijke wetten dikwijls in aanwezigheid van een half dozijn (van de 300) parlementsleden worden behandeld.

Deze idyllische toestanden konden natuurlijk, zelfs in een uithoek van Europa, niet eeuwig duren. Het veranderende wereldklimaat kon niet waterdicht buiten de deur gehouden worden. De koloniale revolutie rondom de hele Middellandse Zee, de ontwikkeling der arbeidersstaten en de destalinisatie deden op den duur hun invloed gelden. Wij noemen even het feit dat de Algerijnse revolutie een zeer grote populariteit genoot bij de Griekse massa’s. En ook de koloniale revolutie in Cyprus werd met grote sympathie begroet. Deze kon echter door de heersende klasse op een negatieve chauvinistische wijze worden uitgebuit: in een hetze tegen de Turken, waar immers het Engelse imperialisme op traditioneel-bekwame manier kunstmatig het minderheden-probleem op Cyprus hadden opgevijzeld. Maar ook dergelijke hulpmiddelen kunnen de massa maar zeer tijdelijk en ten dele van de wezenlijke problemen afhouden. Het is in elk geval een feit dat zich in 1964-1965 een nieuw ontwaken van die massa’s voordeed. Dit had tot gevolg dat de semifascistische dictatuur enigszins kon worden teruggedrongen, waardoor enige bewegingsvrijheid voor de arbeidersbeweging werd gewonnen. En nu zijn zelfs de versteende reformistische vakbonden in beweging gekomen. Op het ogenblik juli-augustus 1965 zijn sommige burgerlijke waarnemers van mening dat de burgeroorlog voor de deur staat. Er is wel iets veranderd.

Na de val van de “liberaal” Venizelos is het de handige burgerlijke demagoog Papandreou, de huidige leider van de Centrumunie, gelukt zich telkens opnieuw te bevestigen, ondanks de pogingen van het hof hem sinds 1962 uit te schakelen ten gunste van een rechtse concentratie Cannelopoulos (van de Nationaal Radicale Unie, een zeer rechtse burgerlijke partij) en Venizelos (van de zg. Progressieven van het zelfde laken een pak). De Centrumunie won echter onder leiding van Papandreou de verkiezingen van november 1963, zij het weinig overtuigend.

De EDA

De verkiezingen van 1964 brachten eerst een verpletterende overwinning aan Papandreou’s Centrumunie: 170 op de 300 zetels, d.w.z. 53 % van de stemmen, dank zij de hulp van de EDA (de door de illegale communistische partij geleide, met 22 zetels in het parlement vertegenwoordigde arbeiderspartij) die in 24 van de 55 kiesdistricten geen kandidaten had gesteld in tegenstelling tot 1963. De succesvolle bourgeoisleider Papandreou had een basis gevonden niet alleen bij de meerderheid der massa die nog op de Centrumunie georiënteerd is, maar ook bij een groot aantal meer politiek bewusten die met de EDA sympathiseerden. Niet dat overigens de toen gevormde regering-Papandreou in de verste verte progressief-liberaal genoemd kon worden. In plaats van op basis van de grote stembusoverwinning een principiële krachtproef met het hof aan te gaan, aanvaardde Papandreou nota bene de man van het hof Garovalias als minister van Nationale Defensie. En ook de benoeming van de reactionaire generaal Grivas tot opperbevelhebber van de Griekse strijdkrachten op Cyprus was een ernstige concessie aan de krachten van uiterst rechts. Admiraal Toumbas op Binnenlandse Zaken kon de massa’s moeilijk vertrouwen inboezemen. En de benoeming van Genimatos tot chef-staf en van Antonakos tot chef-luchtstaf vervreemdde de rechtse bourgeoisleiding van de Centrumunie nog meer van haar massabasis.

Ondanks de betrekkelijk hoge economische groeicijfers deed Papandreou geen enkele poging tot de ontwikkeling van economische plannen, om van sociale hervormingen maar te zwijgen. De minister van Financiën Mitsotakis gaf aan de rijken een belastingverlaging.

Baltatzis op Landbouw handhaafde de hoge steunprijzen voor graan ten bate van de grootgrondbezitters en ging voort overtollig Amerikaans graan te kopen in plaats van een landhervorming te beginnen. Men ziet dus een zeer conservatief kabinet waar weinig goeds van te verwachten was. Het kan dan ook moeilijk tot verbazing stemmen als Papandreou tot op de dag van vandaag geen moeite heeft gedaan programpunten naar voren te brengen die Griekenland uit het sociaaleconomische en politieke slop kunnen halen. En evenmin, als hij ook nog steeds geen complete breuk met het hof heeft aangedurfd.

Het enige waarin hij zich van zijn bourgeois soortgenoten onderscheidt is dat hij in het gebruiken van de massa’s wat verder is gegaan dan gebruikelijk was, om zo wellicht het lot van een Papagos en een Venizelos te kunnen ontgaan.

In deze strijd van klieken binnen de heersende klasse heeft men echter – om in burgerlijke termen te spreken – met vuur gespeeld en krachten helpen oproepen die men niet overzag.

De aanleiding tot de huidige crisis was naast de zg. linkse infiltratie in het leger en de vorming van de ASPIDA (min of meer tegenover de rechtse officierenorganisatie de IDEA), de weigering van de Koning de minister van Nationale Defensie, Garoufalias, te ontslaan en een zuivering van fascistische elementen in het leger goed te keuren, waar Papandreou onder linkse druk om had moeten vragen. Daarop volgde een bliksemactie van het hof die leidde tot de val van Papandreou en de vorming van de nog rechtsere regering Novas uit anti-Papandreoukrachten in de Centrumunie.

Volgens een verklaring van de Associatie van Griekse studenten in Parijs van 22 juli was het eigenlijke doel van het hof: de Centrumunie te ondermijnen; een zeer rechtse regering te vormen (rechts Centrumunie en Nationaal-radicale Unie) achter een democratische façade; handhaving van de economische en sociale belangen van de (heersende) minderheid; oplossing van het Cyprische vraagstuk in overeenstemming met de wil van de NAVO.

De hofregering Novas is door geweldige massademonstraties ten val gebracht. Maar het hof en de verdere reactie hebben kans gezien Papandreou niet aan de regering te laten komen en nu onlangs een scheuring in de Centrumunie tot stand te brengen.

Bovendien gaat de demissionaire regering Novas onopvallend zijn reactionaire gang: rechtse zuivering in het leger die een 700 tal officieren treft; verschuiving in de bezetting van sleutelposities in de ministeries. En Papandreou blijft ondertussen op zijn “ultimata” van of-ik-minister-president-of-verkiezingen vernederende nee’s incasseren.

Een mager resultaat van de formidabele en bewonderenswaardige strijd die de massa’s, arbeiders van Centrumunie en EDA, vakbonden en studenten de laatste weken hebben gevoerd en na enkele inzinkingen hebben volgehouden. Er bestaat een ware wanverhouding tussen de dynamiek van de massa’s in Athene en Saloniki en de concrete vruchten van die klasse-energie niet alleen, maar ook – en daar zit de kern van het probleem – tussen die dynamiek en de leuzen waaronder de arbeidersbeweging de strijd voert.

Het verbond

Op zich zelf was het informele verbond tussen de EDA en de Papandreouvleugel van de Centrumunie, tegen hof legerklieken, ERE (= Nationaal Radicale Unie) en de anti-Papandreou krachten in de Centrumunie, niet onjuist. Mits deze tactische samenwerking slechts een deel ware geweest van een verdergaand klasseprogram. Van iets dergelijks is echter nog steeds niets te bespeuren. In oud-stalinistische traditie van opportunisme loopt de EDA-leiding kritiekloos achter Papandreou aan. Zij heeft hem zo in de loop van de strijd der laatste weken een geweldig prestige en ongehoorde populariteit verleend, als verdediger van de democratie bij uitstek.

Die EDA-leiding vraagt eigenlijk alleen dat de koning zich aan de grondwet houdt. D.w.z. dat de parlementaire democratie wordt hersteld, die in Griekenland nooit heeft bestaan en ook in de meest ontwikkelde kapitalistische landen gestaag wordt uitgehold in de richting van sterke regimes (Frankrijk, Duitsland, Verenigde Staten). Men eist zo iets waar niet eens een maatschappelijke grondslag voor is, ook al zou een vleugel der bourgeoisie er werkelijk voor voelen, wat beslist niet het geval is. Geen enkele ernstige sociaaleconomische eis wordt gesteld, gezwegen van een hervormingsprogram. Zozeer verschuilt de EDA-leiding zich achter Papandreou, dat Iliou en de zijnen het niet eens gewaagd hebben om de afschaffing van het koningschap te eisen. En dat terwijl in het radicaliseringsproces van de constant demonstrerende massa’s spontaan steeds scherpere antikoning leuzen worden gehanteerd: “Weg met de monarchie”, “Breek het paleis af en deel de grond uit” (13-8-65) en “Neem de koningin moeder (Frederica) mee en smeer hem” (18-8-65) om de meest parlementaire te noemen.

Iliou geeft zelfs toe dat bij verkiezingen Papandreou met de winst zou strijken en niet de EDA. Zo mateloos zijn immers de illusies die EDA bij de massa’s heeft gekweekt ten opzichte van de man die het koningschap wenst te handhaven, die geen serieuze veranderingen in de bestaande verziekte sociale verhoudingen wil en een felle anticommunist is. (Zoals uit een interview in Le Monde nog eens bleek).

De Griekse massa’s verkeren dus droevig genoeg zonder leiding. Anders gezegd: grote delen van de massa’s zijn hun leiders reeds vooruit. Niet dat de afbraak van de monarchie voldoende is, maar het is in Griekenland wel een sleutel tot een snelle politieke verheldering der klasseverhoudingen, waardoor de arbeidersbeweging niet meer achter Papandreou zou kunnen aanlopen en gedwongen zou worden in de verdere ontwikkeling van de strijd een aantal eigen klasse-eisen te gaan stellen. Uittreding uit de NAVO en nationalisering van alle buitenlandse ondernemingen zullen daarbij absoluut aan de orde gesteld moeten worden.

De strijd gaat en zal zich naar eigen logica verder moeten ontwikkelen. De Griekse massa’s hebben zich opnieuw geïntegreerd in de grote wereldstroom die onherroepelijk de sociale revolutie tegemoet gaat. Zij zijn op weg om de tragische fouten van 1944-1949 ongedaan te maken.

Ed Verheyen
(17-8-65)

_______________
[1] De Centrumunie is de grote burgerlijke partij van Griekenland, die min of meer met een KVP of een Duitse CDU vergeleken kan worden, doordat zij ook een arbeidersaanhang heeft in reformistische vakbonden georganiseerd.

Naschrift

De koning is er in geslaagd alweer een nieuw rechts kabinet te vormen met behulp van de ex-socialist Tsirimokos. En onmiddellijk hebben de massa’s met een geweldige demonstratie van vele tienduizenden hierop gereageerd in steeds duidelijker republikeinse zin, om dit kabinet zo snel mogelijk ten val te brengen. Maar wat dan. Een kabinet Papandreou zelfs met deelname van de EDA kan alleen op een grote teleurstelling uitlopen. Het wordt de allerhoogste tijd dat er op basis van een socialistisch program gestreden wordt voor de vorming van een boeren- en arbeidersregering waarin reformistische en linkse vakbonden met de EDA samenwerken.