Bertell Ollman

De dans van de dialectiek


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 2000, lente, (nr. 72), jg. 44
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Dialectiek voor beginners
De dialectiek van Marx
De dialectiek van het abstracte en het concrete in Het Kapitaal van Marx

Ollman doceert aan de politieke faculteit van de Universiteit van New York. Hij publiceerde onder meer: Marxism and Political Science: Prolegomenon to a Debate on Marx’s Method (1973), Alienation: Marx’s Conception of Men in Capitalist Society (1976), Social and Sexual Revolution: Essays on Marx and Reich (1978) en Dialectical Investigations (1993).

De dialectiek is altijd een van de belangrijke methodologische principes geweest, waarmee het revolutionaire marxisme zich onderscheidde van andere politieke en wetenschappelijke stromingen. Zo kritiseerde Trotski eind jaren dertig bijvoorbeeld de Amerikaanse ‘radicale’ intellectuelen, die het marxisme aanvaardden, maar zonder de dialectiek. Dat was voor hem een klok zonder veer. Maar de dialectiek is ook altijd een punt van discussie gebleven binnen de revolutionaire beweging.

Het is niet voor het eerst dat De Internationale aandacht heeft voor de discussie over het belang en de inhoud van het begrip dialectiek. Zo publiceerden we bijvoorbeeld in De Internationale nummer 51 een artikel van Michael Löwy over de periode van de Eerste Wereldoorlog, toen Lenin als reactie op die oorlog en het verraad van de sociaaldemocratie zich stortte op de logica van Hegel. En hoe diens studie van de dialectiek hem hielp bij het begrijpen van de revolutionaire dynamiek in 1917.

In zijn Dialectical Investigations stelt Ollman dat de methode van Marx nodig is om drie urgente en samenhangende taken uit te voeren: het verdedigen van de integriteit van het marxisme tegen revisionisme, sektarisme en stalinisme, het breken van de overheersing van de burgerlijke ideologische controle over de arbeidersbeweging en greep krijgen op de historische veranderingen die nu, na de val van de bureaucratieën in Oost-Europa, wereldwijd aan de gang zijn. Centraal in zijn boek staat het proces van abstraheren. Maar het gaat Ollman niet alleen om epistemologie, ook om ontologie: de filosofie van de interne verbanden.

Het onderstaande artikel van Bertell Ollman verscheen eerder in het tijdschrift Science & Society. De redactie van Science and Society omschrijft dialectiek als “de conceptualisering (wetenschap? kunst?) van beweging, tegenstelling, onderling verband en transformatie”.

De inleiding, vertaling en bewerking is van Rob Gerretsen, lid van de redactie van De Internationale.

Waarom dialectiek? En waarom nu?

The law locks up the man or Woman
Who steals a goose from off the common,
But leaves the greater villain loose
Who steals the common from the goose.

Dit anonieme gedicht stamt uit het vijftiende-eeuwse Engeland.

De common, dat was natuurlijk het land dat de dorpsbewoners gezamenlijk in bezit hadden. Tegen het einde van de middeleeuwen eisten feodale heren dit land op als hun privébezit. Op de tegenwoordige universiteiten kunnen we twee tegengestelde soorten wetenschap onderscheiden: die welke de mensen bestudeert die de gans uit de common stalen (even GUC genoemd) en die welke de common afnomen van de gans (CUG). De “mainstream” wetenschap in bijna elke discipline behoort tot de eerste en het marxisme is ons belangrijkste voorbeeld van de laatste.

Het is tamelijk eenvoudig om iemand een gans uit de common te zien stelen – je moet erbij zijn, je ogen open houden en kijken – maar het stelen van de common van de gans is niet zo eenvoudig, toen niet en nu niet (met als mogelijke uitzondering wat er nu in Rusland gebeurt). Hier vindt de diefstal bij stukjes en beetjes en niet op één moment plaats. De persoon die steelt doet dat vaak uit naam van iemand anders en er wordt wel geweld bij gebruikt, maar ook wetgeving en ideologie. Dus om een geval van CUG te herkennen, moetje het ruimere beeld en de langere tijd begrijpen die nodig zijn om de gebeurtenis te laten plaatsvinden. Het is niet eenvoudig, maar niets dat we bestuderen is van meer belang. Daarom zal – wat er ook gebeurd is in China en de Sovjet-Unie – het marxisme relevant blijven totdat we de common weer terug in bezit krijgen van degenen die het land van ons hebben gestolen en die zichzelf tot nu toe onschendbaar hebben gemaakt.

Hoe moeilijk het is om het grotere plaatje te begrijpen, werd onlangs duidelijk gemaakt door een groep astronomen die aankondigden dat zij wat zij noemden “De Grote Aantrekkingskracht” hadden gevonden. Dat is een gigantische structuur die bestaat uit vele sterrenstelsels, die een sterke aantrekkingskracht uitoefent op ons sterrenstelsel en daarmee op ons zonnestelsel en op de planeet waarop we leven. Toen hun werd gevraagd waarom zo iets groots niet eerder was ontdekt, antwoordde een van de astronomen dat juist die omvang verantwoordelijk was voor de late ontdekking. Deze wetenschappers hadden zo ingespannen naar de delen gekeken dat ze niet zagen waar die delen onderdeel van waren.

Het kapitalisme is een gigantische structuur die te vergelijken is met De Grote Aantrekkingskracht. Het heeft ook een groot effect op alles wat erbinnen gebeurt, maar het is zo groot en zo alom aanwezig dat maar weinigen dat zien. In het kapitalisme bestaat het systeem uit een complex geheel van verhoudingen tussen alle mensen, hun activiteiten (vooral materiële productie) en producten. Maar deze interactie ontwikkelt zich ook, dus het systeem bestaat ook uit de ontwikkeling van deze interactie in de tijd, wat teruggaat tot de oorsprong ervan en wat zich uitstrekt tot wat het ook gaat worden. Het probleem dat mensen hebben om het kapitalisme te zien – en om voorbeelden van CUG-gebeurtenissen te herkennen – komt voort uit de moeilijkheid om een dergelijk complex geheel van verhoudingen te begrijpen, zeker als dat zich ook nog voortdurend ontwikkelt en dat op zo’n grote schaal.

Niemand zal natuurlijk ontkennen dat alles in de maatschappij met elkaar te maken heeft op de een of andere manier en dat het geheel op de een of andere manier en met een zekere snelheid verandert. Toch proberen de meeste mensen te begrijpen wat er gebeurt door op één ogenblik te kijken naar één deel van de maatschappij, geïsoleerd en gescheiden van de rest en net alsof het statisch is. De verbanden tussen dergelijke delen, hun werkelijke geschiedenis en hun potentie voor verdere ontwikkeling zien zij als niet behorend bij wat ieder deel werkelijk is en daarom ook niet als essentieel voor een volledig of zelfs maar adequaat begrip van ieder van die delen. Als resultaat daarvan wordt het kijken naar deze verbanden en hun geschiedenis veel moeilijker dan nodig is. Die worden tot het laatst bewaard of er wordt helemaal niet naar gekeken en belangrijke aspecten ervan worden niet gezien, worden verwrongen weergegeven of worden getrivialiseerd. Het is wat we zouden kunnen noemen het Humpty Dumpty probleem. Na de val was het niet alleen erg moeilijk om de stukken van arme Humpty weer aan mekaar te lijmen, maar zelfs om te zien waar welk stukje hoorde. Dit is wat er gebeurt als de stukjes van onze dagelijkse ervaring gezien worden als los van hun ruimtelijke en historische contexten, als het deel een ontologische status gegeven wordt die onafhankelijk is van het geheel.

Het dialectisch alternatief begint met het aannemen van het geheel als gegeven, zodat de onderlinge verbanden en veranderingen die het geheel uitmaken gezien worden als onverbreekbaar behorend bij wat iets is, als behorend bij het bestaan van iets en daarom als essentieel voor het volledig begrijpen daarvan. In de ideeëngeschiedenis is dit de “filosofie van de interne verbanden” genoemd. Er zijn geen nieuwe feiten toegevoegd. We hebben alleen de complexe verbanden en veranderingen erkend, waarvan iedereen zegt dat die bestaan in de wereld en we hebben die naar voren gehaald bij het onderzoeken van ieder probleem, in plaats van die te ontkennen of te minimaliseren. De wereld van onafhankelijke en in wezen dode “dingen” is in ons denken vervangen door een wereld van processen in verbanden van wederzijdse afhankelijkheid. Dat is de eerste stap om dialectisch te denken. Maar we weten nog niets specifieks over deze verbanden.

Om dichterbij het onderwerp van ons onderzoek te komen, is de volgende stap om tot een abstractie te komen van de patronen waarin de meeste veranderingen en interacties plaatsvinden. Een hoop van het gespecialiseerde vocabulaire dat met dialectiek wordt geassocieerd – “contradictie”, “omslag van kwantiteit in kwaliteit”, “doordringen van tegengestelden”, “negatie van de negatie”, en dergelijke – heeft te maken met deze stap. Deze categorieën weerspiegelen werkelijke patronen van hoe dingen veranderen en elkaar beïnvloeden, maar ze dienen ook als manieren om onze gedachten en onderzoek te organiseren. Met hun hulp kunnen we bijzondere voorwaarden, gebeurtenissen en problemen bestuderen op zo’n manier dat we nooit het zicht verliezen op hoe het geheel aanwezig is in het deel, hoe het structuur geeft aan het deel, door het een plaats, een zin en een richting te geven. Later kunnen we wat we van de delen hebben geleerd gebruiken om ons begrip van het geheel te verdiepen, hoe het functioneert, hoe het zich heeft ontwikkeld en welke kant het opgaat. Zowel de analyse als de synthese vertonen deze dialectische relatie.

Wat de “dialectische methode” wordt genoemd, kan worden onderverdeeld in zes opeenvolgende momenten. Er is een ontologische, die te maken heeft met wat de wereld werkelijk is (een oneindig aantal wederzijds afhankelijke processen dat samengroeit en een gestructureerd geheel of totaliteit vormt). Dan is er een epistemologisch moment dat gaat over hoe we ons denken moeten organiseren om een dergelijke wereld te begrijpen (zoals gezegd betekent dit dat we kiezen voor een filosofie van interne verbanden en dat we de belangrijkste patronen van verandering en interactie abstraheren). Er is een moment van onderzoek (op basis van de interne verhoudingen tussen alle delen, waar we vanuit gaan, gebruiken we de categorieën die deze patronen uitdrukken als hulpmiddel bij het onderzoek). Dan is er het moment van intellectuele reconstructie of zelfopheldering (waarbij we de resultaten van het onderzoek voor onszelf bijeen brengen. Dit wordt gevolgd door het moment van uiteenzetting (waarbij we een strategie hanteren waarbij we rekening houden met hoe andere mensen denken en wat zij weten en waarbij we onze dialectische greep op de “feiten” proberen te presenteren aan een bepaald publiek). Tenslotte is er het moment van de praxis (waarbij we op basis van de opheldering die we hebben bereikt, bewust handelend optreden in de wereld. Daarbij veranderen we de wereld, we toetsen die en tegelijkertijd verdiepen we ons begrip van de wereld).

Deze zes momenten worden niet één keer doorlopen, maar steeds weer opnieuw. Want iedere poging om dialectische waarheden te begrijpen en te verklaren en ermee te handelen, verbetert onze mogelijkheden om ons denken dialectisch te organiseren en om verder en dieper de wederzijds afhankelijke processen te onderzoeken waartoe wijzelf ook behoren. Bij het schrijven over dialectiek moeten we daarom zeer voorzichtig zijn om niet één moment te selecteren, wat zovele denkers doen, ten koste van de andere. Alleen in hun onderling verband vormen deze zes momenten een werkbare en immens waardevolle dialectische methode. Dus: waarom dialectiek? Omdat dat de enig zinnige manier is om een wereld te bestuderen die bestaat uit wederzijds afhankelijke processen, die in voortdurende ontwikkeling zijn. En ook om Marx te interpreteren, die onze belangrijkste onderzoeker van deze wereld is. Dialectiek is noodzakelijk om het kapitalisme te zien in haar omvang en complexiteit en het marxisme dat ons kan helpen het kapitalisme te begrijpen en ons kan leren hoe we CUG-onderzoeken moeten doen en hoe we een politieke strategie kunnen ontwikkelen om de common terug te eisen. Het kapitalisme is compleet en altijd dialectisch en dus is het marxisme altijd noodzakelijk om het te begrijpen en hebben we dialectiek nodig om het marxisme te begrijpen.

En waarom juist nu dialectiek? De huidige fase van het kapitalisme wordt gekenmerkt door een veel grotere complexiteit en een veel snellere verandering en interactie dan vroeger. Maar hoewel de maatschappij nog nooit zo van dialectiek doordrenkt was, zijn de pogingen om ons af te houden van begrip van wat er gebeurt nog nooit zo systematisch en effectief geweest. En dat maakt een dialectisch begrip noodzakelijker dan ooit voorheen.

En het plotselinge verlies aan geloofwaardigheid van het socialisme als levensvatbaar alternatief voor het kapitalisme – vooral veroorzaakt door de ineenstorting van de Sovjet-Unie – vormt een extra reden voor marxisten om meer aandacht te geven aan dialectiek. Want veel socialisten, zelfs sommigen die altijd kritisch ten opzichte van de Sovjet-Unie zijn geweest, hebben op deze recente draai van de geschiedenis gereageerd door zich af te vragen of er sowieso wel een vorm van socialisme mogelijk is. Misschien niet verbazingwekkend is een van de gevolgen daarvan een “verlegenheid over de toekomst” die we in veel geschriften van links vinden tegenwoordig. Hoe ziet een kritische analyse van het kapitalisme er uit als die niet gepaard gaat met een idee over het socialisme? Het beschrijft hoe het kapitalisme werkt, laat zien wie er het slachtoffer van zijn, geeft een morele veroordeling, komt met reformistische oplossingen en – omdat die niet langer werken – valt terug in emotionele wanhoop en cynisme. Komt dit u bekend voor?

Marx zou hier niet blij mee zijn. Want ondanks dat hij geen boek over het socialisme en communisme heeft geschreven, is er geen enkel geschrift van hem dat niet een zekere indicatie geeft van hoe een dergelijke toekomst er uit zou zien. Terwijl Hegels uil van Minerva in de schemering naar buiten komt en ook weer naar binnen gaat, blijft de uil van Marx buiten om de nieuwe dageraad te begroeten. Deze verbeelde reconstructie van de toekomst is scherp aangevallen, niet alleen door zijn tegenstanders, maar ook door velen van Marx volgelingen, zoals Eduard Bernstein en onlangs nog Erik Wright, die dit ziet als het vervallen in utopisme, wat de wetenschappelijke onderneming bezoedelt. Maar moeten alle discussies over de toekomst “utopisch” zijn? Met Rosa Luxemburg en anderen ben ik van mening dat het utopisch is om te geloven dat er een kwalitatief betere samenleving mogelijk is of te hopen dat die er komt. Wat utopisch is, is om deze samenleving te construeren uit die hoop, met andere woorden om te geloven dat een dergelijke maatschappij mogelijk is zonder andere reden of bewijs dan dat jij het wil.

In tegenstelling tot deze utopische benadering benadrukte Marx dat het communisme “verscholen” lag in het kapitalisme en dat hij in staat is het te ontdekken door middel van zijn analyse. En ergens anders zegt hij: “we willen de nieuwe wereld vinden door de kritiek op de oude”. In plaats van een morele veroordeling laat Marx’ “kritiek op het oude” zien dat het kapitalisme steeds meer moeite krijgt om de voorwaarden voor haar eigen bestaan te reproduceren, dat het onmogelijk wordt, terwijl het tegelijkertijd – en door dezelfde ontwikkelingen – de voorwaarden schept voor de nieuwe maatschappij die zal volgen. De nieuwe wereld bestaat in de oude in de vorm van een groot en niet aangebroken potentieel. Marx analyseert het kapitalisme op zo’n manier dat dit groeiende potentieel om het systeem in z’n tegendeel te veranderen (communisme) naar voren komt. Als onderdeel hiervan is hij er niet tegen om, zij het in algemene termen, te beschrijven hoe de realisering van dit potentieel er uit zou kunnen zien.

De centrale plaats van het potentieel in het dialectische denken is door verscheidene denkers aangegeven. C.L.R. James refereerde aan het interne verband tussen de actualiteit en de potentie als “het hele geheim” van Hegels dialectiek (en ook die van Marx). Marcuse claimde dat hij een onverbrekelijke band had gevonden tussen het heden en de toekomst in de betekenis van de concepten waarmee Marx het heden analyseert. Maximilien Rubel claimde iets dergelijks, toen hij, half serieus, suggereerde dat Marx een nieuwe grammaticale vorm had uitgevonden, de “anticipatieve indicatief”, waarbij iedere poging om te wijzen op iets dat hij voor zich zag vooruit loopt op iets anders dat er nog niet is. Maar dit verklaart nog niet hoe Marx dit dan doet. Wat is precies de toekomst die verscholen ligt in het heden? En hoe helpt Marx’ dialectische methode hem om die te ontdekken?

Om kort te gaan: het merendeel van het bewijs voor de mogelijkheid van socialisme/communisme omringt ons aan alle kanten en kan door iedereen worden gezien. Het is gelegen in omstandigheden die helemaal niks socialistisch in zich lijken te hebben, zoals onze ontwikkelde industrie, de enorme materiële rijkdom, het hoge niveau van wetenschap, beroepsmatige vaardigheden, organisatorische structuren, onderwijs en cultuur en ook in omstandigheden die al een socialistische kant hebben, zoals arbeiders- en consumentencoöperaties, openbaar onderwijs, gemeentelijke ziekenhuizen, politieke democratie en – in onze tijd – genationaliseerde bedrijven. Een teken van socialisme kan ook gezien worden in sommige van de meest kenmerkende problemen van het kapitalisme, zoals werkloosheid en toenemende sociale ongelijkheid. Voor Marx en zijn volgelingen is het duidelijk dat het de kapitalistische context is, waarin al deze omstandigheden zijn ingebed, dat hun weerhoudt van het realiseren van hun potenties en van het bijdragen aan een werkelijk menselijk bestaan. Door van deze context te abstraheren, is het voor marxisten niet moeilijk om in onze enorme rijkdom en ons vermogen om steeds meer te produceren het einde te zien van materieel gebrek of om in onze gebrekkige en slecht functionerende politieke democratie te zien hoe iedereen democratisch de hele maatschappij zou kunnen besturen, of om naar de toenemende werkloosheid te kijken en daarin de mogelijkheid te zien dat iedereen korter kan werken en meer vrije tijd kan hebben, enzovoorts. Helaas zien de meeste mensen niet het potentieel van deze zelfde omstandigheden, zelfs niet in die onderdelen die al een socialistische kant in zich hebben. En het is belangrijk om te onderzoeken waarom zij dat niet zien.

Om de potentie te onderzoeken moet je een langere blik hebben, niet alleen vooruit naar waarin iets zich zou kunnen ontwikkelen, maar ook achterwaarts naar hoe iets zich tot nu toe ontwikkeld heeft. Deze langere blik moet echter worden voorafgegaan door een bredere blik, omdat niets of niemand uit zichzelf verandert, maar alleen in relatie tot andere mensen en dingen, dat wil zeggen als onderdeel van een interactief systeem. Dus hoe klein ook ons onmiddellijke onderzoeksobject is, moeten we voor het onderzoeken van de potenties ervan ook kijken naar de evolutie van het complexe en geïntegreerde geheel waartoe dit behoort. Het idee van potentie wordt gemystificeerd als dat wordt toegepast op een deel dat gescheiden is van het omvattende systeem waarvan het deel uitmaakt of wanneer dat systeem los gezien wordt van z’n oorsprong. Als dat gebeurt kan “potentie” alleen op mogelijkheid in de zin van kans, want alle noodzakelijkheid die voortkomt uit het relationele- en procesmatige karakter van de werkelijkheid is dan verdwenen en er bestaat geen reden meer om een bepaalde uitkomst meer te verwachten dan een andere.

De grote moeilijkheid die de meeste mensen hebben om binnen het kapitalisme tekenen van socialisme te zien bestaat eruit dat zij een beeld van het heden hebben dat effectief afgesloten is van de toekomst, tenminste van ieder idee van de toekomst die organisch uit het heden voortvloeit. Ze hebben geen opvatting van het heden als moment waardoor het leven en de rest van de werkelijkheid en de levensvoorwaarden heen gaan van ergens vandaan naar ergens toe. Als iemand zich volledig verliest in het verleden of in de toekomst, hebben we weinig moeite om dit te erkennen als een psychische stoornis. Toch kan het heden dat volledig is afgeschermd van het verleden of van de toekomst (of van beide) ook werken als gevangenis van het denken, hoewel “vervreemding” een betere benaming hiervoor is dan “neurose”. Mensen nemen in deze situatie de werkelijkheid zoals die zich nu voordoet voor wat die volledig werkelijk is en hoe die alleen maar kan zijn. Met uitzondering van de trucjes uit de sciencefiction, bestaat de toekomst zoals zij die zien uit sociale objecten die maar heel weinig verschillen van hoe die in het heden verschijnen en functioneren.

Binnen deze manier van denken bestaat er geen noodzaak om de relaties te bestuderen dat iets heeft met andere delen van het systeem – zelfs als onderkend wordt dat er een systeem bestaat – omdat er niet vermoed wordt dat daar iets essentieels van te leren valt. Zo is het ook niet moeilijk, als je werkt met kleine onafhankelijke en statische delen, om te erkennen dat er een verleden en een toekomst bestaat en om tegelijk allebei te ontkennen als je probeert iets in het heden te begrijpen. Als mensen geen voortekenen van socialisme kunnen zien in de wereld om hun heen, komt dat niet of niet vooral vanwege een onvermogen om elementen uit het kapitalisme te abstraheren en zich voor te stellen hoe die onder andere verhoudingen zouden kunnen functioneren. Het probleem zit er meer nog in dat zij de bestaansvoorwaarden van die elementen helemaal niet zien als behorend bij enig sociaal systeem. Er bestaat dus geen systeem om die elementen uit te halen en ook geen ander systeem om ze in te plaatsen. Het systematische en historische karakter van zowel het kapitalisme als het socialisme om dergelijke projecties te kunnen maken ontbreekt gewoon.

Hier komt de dialectiek om de hoek kijken bij de manier waarop Marx alle voorwaarden van het kapitalisme systematiseerde en in de geschiedenis plaatste, zodat het onderling samenhangende elementen werden van een organisch geheel, dat zelf niet meer is dan het meest zichtbare moment van hoe het zo is geworden en hoe het zou kunnen worden. In deze beweging is het heden geen gevangenis van het denken meer en wordt het net als het verleden en de toekomst een stadium in een historisch proces, met noodzakelijke en te ontdekken verbanden met de rest van het proces. Door op deze manier het heden te bestuderen gelooft Marx dat hij de brede contouren van de socialistische en communistische maatschappijen van de toekomst kan onderscheiden.

De dialectische methode waarmee Marx deze toekomst bestudeert binnen het kapitalistische heden, bestaat uit vier belangrijke stappen. 1. Hij onderzoekt de verbanden tussen de belangrijkste kapitalistische kenmerken van onze maatschappij op dit moment. 2. Hij probeert de belangrijkste voorwaarden te vinden voor deze specifieke verbanden – door ze nu te zien als wederzijds afhankelijke processen – in het verleden en hij behandelt de voorwaarden die hij ontdekt als begin van een beweging die geleid heeft tot het heden. 3. Hij projecteert dan deze samenhangende verbanden – opnieuw geformuleerd als contradicties uit het verleden – doorheen het heden en in de toekomst. Deze projecties bewegen vanuit de onmiddellijke toekomst naar de waarschijnlijke opheffing van deze tegenstellingen in de toekomst op de wat langere termijn en naar het type maatschappij dat in de wat verdere toekomst waarschijnlijk hieruit volgt. 4. Marx keert dan weer terug en gebruikt de socialistische en communistische stadia van de toekomst als uitkijkpost om opnieuw naar het heden te kijken en naar haar werkelijke verleden en dat wordt nu gezien als het totaal van de noodzakelijke voorwaarden voor zo’n toekomst.

Voordat we nader gaan kijken naar deze stappen, zijn er twee restricties nodig en een toelichting. In de eerste plaats moet duidelijk zijn dat het uitleggen van hoe je de toekomst moet bestuderen niet hetzelfde is als zo’n onderzoek zelf. In het eerste geval – en dat is wat we hier doen – dienen de details die naar voren gehaald worden als illustratie van de benadering en moeten die niet worden gezien als resultaten van een al afgeronde studie, hoewel ik geprobeerd heb alleen realistische voorbeelden te gebruiken. De tweede restrictie heeft te maken met de waarschuwing van Aristoteles dat we bij ieder onderzoek niet meer precisie moeten verwachten dan de aard van ons subject toelaat. De potentie van het socialisme binnen het kapitalisme is reëel genoeg, maar die is dikwijls onduidelijk en nooit precies, noch wat betreft de exacte vorm die het aan zal nemen noch wat betreft het moment waarop de verwachte veranderingen plaats zullen hebben. Dus bij het bestuderen van de toekomst in het heden moeten we voorzichtig zijn en niet vasthouden aan een norm van kennis die nooit kan worden bereikt.

De toelichting heeft te maken met het feit dat de toekomst die Marx ontdekt door de uitkomst van de tegenstellingen te projecteren er niet een is uit één stuk. De projecties van Marx maken het noodzakelijk de toekomst te verdelen in vier verschillende stadia, waarvan het communisme de laatste is. Doormiddel van zijn analyse van het kapitalisme, als hedendaags systeem dat ontstaat uit de voorwaarden van het verleden, projecteert Marx ook de onmiddellijke toekomst ervan (de ontwikkeling van de eerstkomende jaren), de nabije toekomst (of de komst van de crisis die resulteert in een socialistische revolutie), een middellange termijn toekomst of de overgang tussen kapitalisme en communisme, die we “socialisme” noemen en tenslotte de verre toekomst of het communisme. Hoe Marx zijn dialectische methode gebruikt voor het onderzoek van wat er in het verschiet ligt, wisselt enigszins naarmate die toekomst verder weg ligt. Hoewel onze interesse hier vooral uitgaat naar wat ik genoemd heb de “middellange” en de “verre” toekomst, kunnen we niet helemaal om de behandeling door Marx van de “onmiddellijke” en de “nabije” toekomst heen, omdat hij de resultaten daarvan meeneemt in zijn projectie en zijn verwachtingen over het socialisme en het communisme.

Met deze restricties en toelichting in het achterhoofd keren we terug naar de vier stappen waarmee Marx probeerde de toekomst te ontdekken vanuit haar schuilplaats in het heden. De eerste stap was zoals gezegd het opsporen van de belangrijkste lijnen waarlangs de organische interacties die kenmerkend zijn voor de kapitalistische maatschappij verlopen in het heden, vooral wat betreft de accumulatie van het kapitaal en de klassenstrijd. Om zich te concentreren op wat er specifiek kapitalistisch is in onze situatie, moet Marx afzien van die eigenschappen die wel degelijk tot de werkelijkheid behoren en die voor andere problemen ook even belangrijk zijn, maar die bij onze maatschappij horen als onderdeel van andere systemen, zoals van de menselijke maatschappij (die de hele geschiedenis van de menselijke soort beslaat) of van de klassenmaatschappij (die de hele geschiedenis van de klassen bestrijkt) of de moderne kapitalistische maatschappij (die alleen de meest recente fase van het kapitalisme beslaat) of van de bijzondere maatschappij die in het hier en nu bestaat (die alleen slaat op dat hier en nu). Iedere maatschappij en alles daarbinnen is samengesteld uit eigenschappen die op deze verschillende niveaus van generalisatie bestaan. Al je die allemaal tegelijk op een hoop gooit – en dat is wat de meest mensen doen – vormen ze een verwarrende puzzel van slecht passende stukjes, die het erg moeilijk maken om de systematische verbanden die er op elk niveau bestaan te doorgronden. Door van het begin af aan te besluiten om alle niet-kapitalistische niveaus van abstractie uit zijn analyse uit te sluiten en door zich voorlopig te concentreren op het kapitalistische karakter van de mensen, activiteiten en producten om hem heen, vermijdt Marx het te struikelen over wat de menselijke geschiedenis of de klassenmaatschappij of die andere genoemde niveaus hem op zijn weg hebben gelegd bij zijn onderzoek naar de systematiek van het kapitalisme.

Het wijdverspreide idee van het kapitalisme als de optelsom van alles in onze maatschappij in plaats van het kapitalistische partje ervan, is de oorzaak van herhaalde klachten – recentelijk vooral van postmodernisten en theoretici van sociale bewegingen – dat Marx de rol van ras, gender, natie en godsdienst miskent. Hij miskent die, tenminste in zijn systematische werken, omdat die allemaal aan het kapitalisme vooraf gaan en daarom geen deel kunnen uitmaken van wat specifiek voor het kapitalisme is. Hoewel deze eigenschappen van de maatschappij allemaal kapitalistische vormen aannemen in hun voortbestaan als vormen van de klassenmaatschappij of de geschiedenis van de mensheid, behoren hun belangrijkste eigenschappen tot die laatste niveaus van abstractie en ze hebben op die niveaus (en op ons voor zover wij tot die niveaus behoren) hun grootste invloed. Het blootleggen van de bewegingswetten van de kapitalistische productiewijze, wat het belangrijkste doel was van het onderzoek van Marx, vereiste echter een beperktere focus.

Met deze concentratie op de belangrijkste kenmerken van het kapitalisme begint Marx vanuit verschillende standpunten de belangrijkste interacties in het heden te onderzoeken, hoewel hij de nadruk legt op economische processen, vooral die in de productie, als standpunt en als onderzoeksmateriaal. Om overdrijvingen afgezaagdheid, die de meeste eenzijdige studies kenmerken, te vermijden, onderzoekt Marx de relatie tussen arbeid en kapitaal vanuit iedere kant en hij doet datzelfde met alle belangrijke verbanden die hij onderzoekt. Van even groot belang is dat interne verbanden gezocht worden tussen alle objectieve en subjectieve factoren, zodat eigenschappen nooit in Marx’ onderzoek terecht komen zonder de navelstreng met de mensen die deze eigenschappen beïnvloeden en er door beïnvloed worden. Dat geldt ook voor mensen, zij verschijnen altijd in een context en de belangrijkste elementen van die context worden altijd gezien als deel van wie en wat zij zijn. Het kapitaal, zegt Marx, “is tegelijkertijd de kapitalist”. Nadat Marx het kapitalistische heden op deze manier in kaart heeft gebracht, is zijn tweede stap in zijn streven om de toekomst te ontsluiten het onderzoek naar de voorwaarden van dit heden in de toekomst. Waar het dialectisch onderzoek van het heden haar onderzoeksveld ziet als vele verbanden, vereist een dialectisch onderzoek naar het verleden dat we deze verbanden ook als processen zien. De geschiedenis betekent de voortdurende, hoewel ongelijkmatige, evolutie van wederzijds afhankelijke processen. Het verleden is er natuurlijk vóór het heden en bij het navertellen van de geschiedenis begint men meestal bij het begin en gaat dan vooruit. Maar de juiste volgorde in het onderzoek is te beginnen met het heden. En datgene wat Marx ontdekt in zijn reconstructie van het heden leidt hem bij zijn onderzoek naar het verleden. Dat helpt hem om te bepalen waarnaar hij moet zoeken en hoe ver hij terug moet gaan om dat te vinden. De vraag waar het om gaat is: wat moest er in het verleden gebeuren zodat het heden er zo uitziet als het is? Hiermee willen we niet suggereren dat de geschiedenis vooraf bepaald is (hoewel er goede redenen voor kunnen zijn), alleen dat die in feite plaats heeft gehad en dat het tot dit resultaat heeft geleid. Bij het volgen van deze methode komt Marx ertoe om het late feodalisme te zien als de periode waarin de meeste belangrijke voorwaarden voor het kapitalisme het eerst te zien zijn.

Nadat hij de organische interactie van het kapitalistische heden heeft gereconstrueerd en haar oorsprong in het verleden heeft vastgesteld, is Marx gereed om de belangrijkste tendensen die hij vindt te projecteren naar deze of gene toekomst. Als onderdeel van deze derde stap in zijn methode abstraheert hij deze tendensen opnieuw (reorganiseert hij ze, doordenkt hij ze) als “contradicties”, wat betekent dat hij de nadruk legt op deze interacties als processen die elkaar tegelijkertijd wederzijds ondersteunen en ondermijnen. Door de tijd heen hebben de ondermijnende tendensen steeds de overhand. De fundamentele aanname die hier aan Marx’ manier van werken ten grondslag ligt, is dat de werkelijkheid een intern samenhangend geheel is met tijdelijke en ruimtelijke dimensies. Dingen die afgescheiden en onafhankelijk bestaan (als we ze op die manier aanschouwen) kunnen niet tegenstrijdig zijn, want contradictie houdt in dat een belangrijke verandering in een deel zal leiden tot veranderingen van gelijke schaal in het hele systeem. Net zoals dingen die statisch zijn (wederom, als we ze op die manier zien) niet tegenstrijdig kunnen zijn, want contradictie betekent dat er een botsing in het verschiet ligt. Het gebruik van “contradictie” in de formele logica en het verwijzen naar sommige verbanden binnen de categorieën van de politieke economie (de sfeer van de systematische dialectiek), in plaats van die te zien als echte uitzonderingen, laat duidelijk Marx’ bereidheid zien – zichtbaar in al zijn werk – om een concept te gebruiken voor het uitdrukken van een deel van wat het voor hem allemaal kan betekenen. Tenslotte hebben Marx’ contradicties, gebaseerd op wat hij al heeft bereikt bij zijn onderzoek naar het heden en verleden, ook zowel objectieve als subjectieve aspecten en bovendien een hoge mate van economische inhoud. Marx’ contradicties organiseren de huidige situatie van het kapitalisme, inclusief de mensen die hierbinnen bestaan, op zo’n manier dat duidelijk wordt hoe deze cluster van verbanden zich ontwikkeld heeft, de druk die van verschillende kanten het bestaande evenwicht ondermijnt en de waarschijnlijk te verwachten veranderingen. Met die contradicties gaat het heden zowel haar werkelijke verleden bevatten als haar waarschijnlijke toekomst, op zo’n manier dat iedere historische fase z’n licht kan laten schijnen op de andere.

De oplossing van een tegenstelling kan gedeeltelijk of tijdelijk zijn of compleet en permanent. In het eerste geval, bijvoorbeeld in de typische kapitalistische crisis, worden de elementen eenvoudigweg opnieuw geordend op zo’n manier dat het laatste geval wordt afgewend. We houden ons hier bezig met het soort oplossing dat compleet en permanent alle belangrijke contradicties van het kapitalisme transformeert.

Marx ziet het kapitalisme bol staan van elkaar doorkruisende en overlappende tegenstrijdigheden. Tot de belangrijkste hiervan behoren de tegenstelling tussen gebruikswaarde en ruilwaarde, tussen kapitaal en arbeid in het productieproces (en tussen kapitalisten en arbeiders in de klassenstrijd), tussen kapitalistische productiekrachten en productieverhoudingen, tussen concurrentie en coöperatie, tussen wetenschap en ideologie, tussen politieke democratie en economische slavernij en – misschien beslissend – tussen sociale productie en private toe-eigening (of wat sommigen hebben genoemd de logica van productie versus de logica van consumptie). In al die tegenstrijdigheden kan wat ik eerder noemde het “bewijs van het socialisme” in het kapitalisme worden gevonden, gereorganiseerd als zo vele wederzijds afhankelijke tendensen die zich in de loop van de tijd ontwikkelen. Gezien als onderdelen van de belangrijkste tegenstellingen van het kapitalisme, kunnen de huidige vormen niet meer zijn dan een voorbijgaand moment in het ontvouwen van een groter potentieel.

Wanneer we in Marx’ projectie van een socialistische revolutie in wat ik noemde de nabije toekomst een noodzakelijkheid vinden (het best te begrijpen als waarschijnlijkheid), dan is dat het resultaat van dat hij aantoont dat de voorwaarden die aan het kapitalisme ten grondslag liggen steeds moeilijker te reproduceren zijn geworden, terwijl de voorwaarden die het socialisme mogelijk maken zich snel ontwikkelen. Dit alles zit vervat in de belangrijkste tegenstellingen van het kapitalisme. Volgens de analyse van Marx laten deze tegenstellingen zien dat het kapitalisme steeds destructiever, inefficiënter, irrationeler en op den duur onmogelijk wordt, terwijl het socialisme aan de andere kant steeds meer naar voren komt als praktisch, rationeel, begrijpelijk, noodzakelijk en zelfs voor de hand liggend – ondanks het hele vervreemde leven en de enorme bewustzijnsindustrie die er aan werken om dergelijke feiten te verdraaien. Daarom is het voor Marx alleen een kwestie van tijd en mogelijkheid voordat de organisatie, het bewustzijn en de tactieken van de opkomende klasse de verwachte transformatie zullen doorvoeren.

De visie van Marx op wat er na de revolutie gebeurt, ontleent hij voornamelijk aan het projecteren van de vormen die het oplossen van de belangrijkste tegenstrijdigheden van het kapitalisme in de handen van een nieuwe heersende klasse zullen aannemen. Dat wil zeggen in handen van de arbeiders die al in hoge mate veranderd zijn door hun deelname aan een succesvolle revolutie en die nu hun klassebelang als gids hanteren in alle belangrijke beslissingen. Het belangrijkste klassebelang dat zij hebben is het afschaffen van hun uitbuiting als klasse en een einde maken aan alle omstandigheden die die uitbuiting in stand houden. Hoe snel hun dit zal lukken is natuurlijk een andere zaak. De vraag is dus niet “waarom zouden de arbeiders dit doen?”, maar “waarom zouden ze, als ze aan de macht komen, iets anders doen?”.

Om te begrijpen waarom het klassebelang zo zwaar weegt bij deze voorstelling van toekomstige ontwikkelingen, moeten we de relaties tussen verschillende klassen, inclusief hun belangen en hun levensomstandigheden en hun werkomstandigheden uit eerdere periodes plaatsen binnen de belangrijkste tegenstellingen die het heden verbinden met het verleden en de toekomst. Alleen door te begrijpen hoe de kapitalistische klassebelangen de vormen en functies van wat ik noemde de “getuigenis voor het socialisme” binnen het kapitalisme (stap 1) en hoe dit alles zich als antwoord op deze zelfde belangen in de loop van de tijd heeft ontwikkeld (stap 2), kunnen we beginnen te begrijpen hoe snel deze vormen en functies kunnen veranderen als antwoord op de vereisten van een nieuwe heersende klasse met verschillende belangen (stap 3). Het grijpen van de macht van de arbeiders, samen met de materiële voorwaarden die het kapitalisme nalaat, verschaffen ons de mogelijkheid van het socialisme. En de klassebelangen van de arbeiders, samen met het al eerder uit de weg ruimen van alles wat gezien werd als tegenstrijdig aan die belangen, verschaft ons voor het grootste deel de noodzakelijkheid van het socialisme.

De visie van Marx op het socialisme (ofwel de middellange toekomst) ontleent hij vooral uit de contradicties van het kapitalisme. Zijn visie op het communisme echter (de verre toekomst) ontleent hij niet alleen uit die contradicties, maar ook uit de contradicties die Marx vindt in de klassenmaatschappij en zelfs in het socialisme, voor zover dat een aparte klasseformatie is. Naarmate het socialisme zich tot een zeker niveau heeft ontwikkeld, worden de tegenstellingen die sinds het eerste begin van de klassen hebben bestaan (die te maken hebben met de algemene vorm van arbeidsdeling, privé-eigendom en de staat, etc.) opgelost. Tegelijkertijd en doormiddel van hetzelfde proces lossen ook de tegenstellingen die het socialisme als klassenmaatschappij zelf nog kenmerken (en die te maken hebben met haar eigen vormen van arbeidsdeling, privé-eigendom, de staat, etc.) op. Dit oplossen van de tegenstellingen op al deze niveaus, dat kenmerkt de kwalitatieve stap van het socialisme naar het communisme en dat maakt het voor de meeste mensen van nu zo moeilijk om er zich een voorstelling van te maken, laat staan er een oordeel over te hebben.

De methode van Marx om de toekomst te bestuderen is nog steeds niet compleet. In een vierde en laatste stap keert Marx op zijn schreden terug en gebruikt de socialistische en communistische stadia van de toekomst als standpunt om vandaar uit opnieuw naar het heden te kijken. En die wordt niet gezien, samen met haar eigen verleden, als de noodzakelijke voorwaarde voor zo’n toekomst. Deze laatste stap wordt niet erg begrepen, maar het is het onmisbare middel waarmee Marx de “finishing touch” geeft aan zijn analyse van het kapitalisme. Het is ook onderdeel van zijn methode om de toekomst te bestuderen, want het proces dat ik heb beschreven is een voortdurend proces. Marx borduurt steeds voort op wat hij leert van het doorlopen van een aantal stappen en dan begint hij de dans – de dans van de dialectiek – weer helemaal opnieuw.

Voor Marx is “de anatomie van de mens de sleutel tot de anatomie van de aap”. Dat geldt ook voor de relaties tussen latere en eerdere fases van de maatschappij. En net zoals het heden de sleutel biedt voor het begrijpen van het verleden, verschaft de toekomst (dat wil zeggen de waarschijnlijke toekomst, voor zover we die kunnen bepalen) de sleutel tot begrip van het heden. Marx begrip van het communisme, hoe onvolledig dat ook is, helpt hem bijvoorbeeld om het kapitalisme te zien als de toegangspoort naar de menselijke geschiedenis, in plaats als het einde van die geschiedenis. En het maakt het hem makkelijker om de specifieke kapitalistische kenmerken van de huidige maatschappij (die welke dienen als voorwaarden voor het socialisme) te onderscheiden van de kenmerken die het bezit als geval van klassen- en menselijke maatschappij. Het communisme verschaft Marx ook een standaard waarmee het grootste deel van wat er nu bestaat als gebrekkig is te bestempelen. En het verschaft hem ook de prioriteiten voor onderzoek en politiek, waarbij hij onderscheid maakt tussen wat het kapitalisme kan absorberen en datgene wat revolutionaire krachten in beweging zet. Het transparante klassenkarakter van het socialisme met z’n dictatuur van het proletariaat maakt het ook makkelijker om het meer verborgen klassenkarakter van het kapitalisme te begrijpen. We hoeven ons daarom niet te verbazen dat de nadruk op de kapitalistische staat als (ondanks haar democratische pretenties) dictatuur van de kapitalistische klasse, de beste manier is om mensen te waarschuwen voor de gevaren van reformistische politiek.

Maar bovenal kan het opnieuw beschouwen van het heden vanuit het standpunt van de waarschijnlijke toekomst het potentieel dat in het heden bestaat voor een dergelijke toekomst concreter en zichtbaarder maken.

William Faulkner zou gezegd hebben: “het verleden is niet dood, het is zelfs niet in het verleden”. Marx zou daaraan toegevoegd kunnen hebben: “en de toekomst is niet ongeboren, die is zelfs niet in de toekomst”. Potentie, dat is de vorm waarin de toekomst in het heden bestaat, maar tot nu toe is het een vorm zonder bepaalde inhoud geweest, het stond open voor iedere voorstelling. Nu ziet men overal waar men kijkt niet alleen wat er is, maar wat er zou kunnen zijn, wat er werkelijk zou kunnen zijn, niet alleen omdat men het wenst, maar omdat de dialectische analyse dat heeft aangetoond. Als we de “feiten” van het kapitalisme zien als “voortekenen” van het socialisme, dan worden dat ook de “argumenten” voor het socialisme. Tegelijkertijd kan door het informeren van de arbeiders en door hun gevoelig te maken voor de ongekende mogelijkheden die verscholen liggen in hun dagelijkse onderdrukkende bestaan, hun kracht om politiek actief op te treden enorm vergroot worden, door aan te geven waarop, hoe en met wie te handelen. Dat versterkt ook hun zelfvertrouwen dat ze succes kunnen hebben. Dus door het verrijken van het kapitalisme met het communisme, maakt Marx’ dialectische analyse potentieel vrij dat een essentiële rol kan spelen om onszelf te bevrijden.

De toekomst blijkt dus net zo belangrijk te zijn voor het begrijpen van het heden en het verleden als die zijn voor het begrip van de toekomst.

Voordat we tot een conclusie komen, moeten we benadrukken dat de projecties van de toekomst die we hebben verkregen door middel van de methode die we hier hebben uitgelegd, alleen in hoge mate waarschijnlijk zijn. En zelfs dan zijn de termijnen waarop en de precieze vormen waarin dergelijke veranderingen plaats hebben in hoge mate afhankelijk van de specifieke plaats, van de grillen van de klassenstrijd en ook van het toeval en daarom kunnen we de toekomst niet op voorhand volledig kennen. Marx zelf erkende dat “barbarij” een mogelijke toekomst van het kapitalisme was, hoewel hij dat niet erg waarschijnlijk achtte en hij besteedde er veel minder aandacht aan dan wij moeten doen na de bloedstollende gebeurtenissen van deze eeuw.

Om mogelijke andere misverstanden te vermijden over wat ik in dit artikel heb proberen duidelijk te maken, wil ik nog zeggen dat mijn beoordeling van Marx’ methode niet als definitief of compleet moet worden gezien, maar eerder – in lijn met Marx’ eigen manier van uitleg – als een eerste benadering van het onderwerp. Verder geloof ik niet dat Marx’ gebruik van de tegenstelling om een bestaand potentieel aan te geven het enige middel is dat hij gebruikt om de socialistische en communistische toekomst in het kapitalistische heden te ontdekken; het is alleen wel de belangrijkste manier. Ook moet deze manier van het bestuderen van de toekomst niet verward worden met Marx’ strategie om te presenteren wat hij heeft gevonden en dus met wat hij heeft gepubliceerd. Dat hield altijd een zekere herordening in, die rekening hield met het karakter van zijn publiek. Ik beweer ook niet dat Marx op deze manier communist werd. Dat is een complex verhaal, waarin Hegels dialectiek en de unieke manier waarop Marx zich die eigen heeft gemaakt maar een onderdeel van vormen.

Maar toen Marx eenmaal de belangrijkste elementen had ontwikkeld van wat “marxisme” zou gaan heten, werd zijn meest geliefde manier om de toekomst te bestuderen het projecteren van de belangrijkste tegenstellingen van het kapitalisme. Daarmee verschafte hij de toekomst net die mate van helderheid en noodzakelijkheid die hij nodig had om zijn analyse van het heden uit te werken. Dat is ook de beste manier voor ons om te leren over een socialistische toekomst die meer is dan wishful thinking. Alleen dan kan het visioen van het socialisme, dat door recente gebeurtenissen zo aangeslagen is geraakt, haar eigen potentie vormen van effectief wapen in de klassenstrijd. Dit wapen moeten we in handen geven van de arbeiders en onderdrukten en we moeten hen leren hoe dit te gebruiken. Daarom hebben we meer dan ooit dialectiek nodig.