Ernest Mandel
Trotski: zijn bijdrage tot het marxisme
Bij het begin van de 20ste eeuw werd de socialistische arbeidersbeweging in Europa geconfronteerd met de problemen die het gevolg waren van twee decennia ononderbroken groei. Deze groei hield op zijn beurt verband met de ontwikkeling van de kapitalistische economie in het imperialistische tijdvak. Hij had de arbeiders heel wat voordelen opgeleverd op gebied van levensstandaard, arbeids- en leefomstandigheden, politieke en syndicale vrijheden. Bovenal had hij een geweldig gevoel van zelfvertrouwen en geloof in een schijnbaar onstuitbare opmars naar het socialisme, naar een klassenloze maatschappij geschapen. Er bestond echter niet de minste duidelijkheid over de wijze waarop deze socialistische maatschappij tot stand zou komen.
Velen dachten dat zij zou voortkomen uit een buitengewoon ernstige economische crisis, een ineenstorting van het systeem. Voor anderen zou zij verbonden zijn met een komende oorlog. Nog anderen stelden zich voor dat de burgerij de voornaamste democratische veroveringen van de arbeidersklasse — bovenal het algemeen stemrecht — in vraag zou kunnen stellen wanneer het punt bereikt was dat de sociaaldemocratie dank zij deze verworvenheden de verovering van de politieke macht (gewoonlijk geïdentificeerd met de verovering van de absolute meerderheid in het parlement) binnen handbereik kreeg. Als antwoord op zulk een reactionaire coup zou de arbeidersbeweging dan terugslaan met revolutionaire middelen.
Al deze hypotheses vormden echter het onderwerp van discussies in relatief enge kringen; zij werden nauwelijks ter sprake gebracht in grotere partijorganen zoals nationale of internationale conferenties. Zij hadden slechts weinig invloed op de vorming van het bewustzijn van bredere massa’s. Zij gingen niet gepaard met een systematische analyse van de structurele veranderingen die het imperialisme tot stand had gebracht in de werking van het kapitalistische systeem zelf. Nog minder waren zij verbonden met de dagelijkse praktijk van de sociaaldemocratische massapartijen en vakbonden, die vrijwel uitsluitend geconcentreerd was op de voorbereiding van verkiezingscampagnes en de loonstrijd en andere onmiddellijke economische of politieke eisen van de arbeidersklasse (algemeen stemrecht in landen als België en Oostenrijk). Het is tegen deze achtergrond dat wij de impact dienen te begrijpen van het zogenaamde revisionismedebat, dat ontketend werd Eduard Bernstein’s boek Die Voraussetzungen des Sozialismus uw Aufgaben der Sozialdemocratie. Bernstein verwoordde wat sociaaldemocratische kaders en leiders instinctief aanvoelden name, dat het theoretische denken en de perspectieven op lange termijn van de beweging niet in een klank waren met haar dagdagelijkse praktijk. Hij trachtte de tegenstellingen op te lossen door de theorie en de perspectieven te herzien via een rationalisatie van de beste praktijk. De overheersende stroming binnen de leiding trachtte de status-quo met al zijn tegenstrijdigheden te behouden: zowel de dagelijkse reformistische praktijk als het vage revolutionaire perspectief verbonden met een of andere uiteindelijke ineenstortingtheorie.
Terugblikkend is het duidelijk dat van de drie hoofdtendensen vooroorlogse arbeidersbeweging het zogenaamde marxistische centrum (Kautsky, Adler) de minste kansen op overleven had. Het evenwicht van deze tendens hing of van haar bekwaamheid een ongemakkelijk evenwicht te bewaren tussen een imperialistisch systeem dat naar crisis en oorlog toebewoog, en een arbeidersklasse wier sterk zelfvertrouwen voortdurend toenamen, zonder dat de crisis het gewicht verstoorde, zonder dat de imperialistische heren op beslissende wijze de arbeidersbeweging uitdaagden, zonder dat de arbeidersklasse het kapitalisme op beslissende wijze uitdaagde, en zonder theoretische rechtvaardiging en politieke aanvaarding van klassensamenwerking als middel om een frontale botsing te vermijden. Beslist een onrealistische reeks voorwaarden! Anderzijds konden de revisionistische aanhangers: van Bernstein en Millerand slechts hopen de bovenhand te halen, het niet zo ver kwam dat de groeiende tegenstellingen binnen het systeem tot een uitbarsting kwamen en daardoor belangrijke sectoren van de arbeidersklasse radicaliseerden: met andere woorden, indien er oorlogen, noch revoluties uitbraken. Alleen in deze omstandigheden; kon de gedachte van een geleidelijke transformatie van het kapitaal — van een voor onbepaalde tijd verlengde reformistische praktijk gestadige, reële winsten — door de meerderheid van de arbeiders aanvaard worden als het beste, minst gewaagde en meest praktische middel om een verandering van het sociale systeem tot stand te brengen.
De oorlog tussen tsaristisch Rusland en Japan, onmiddellijk gevolgd door de eerste Russische revolutie, confronteerde de arbeidersbeweging en de werkende klasse plots met de twee fundamentele realiteiten van onze eeuw, die het revisionisme van Bernstein had gehoopt te vermijden. Oorlogen en revoluties werden een reëel vooruitzicht en niet een fantasie van paranoïde “radicalinski”.
Uit de eerste confrontatie met een levende revolutie sinds de Parijse Commune, bijna vijfendertig jaar vroeger, kwam een derde antwoord naar voren op de vraag “socialisten waarheen?”, een antwoord dat zowel verschilde van dat van de traditionele marxistische fatalisten zoals Kautsky als van dat van de Bernsteiniaanse revisionisten.
De voornaamste varianten van dit derde antwoord waren Lenins bolsjewisme (aanvankelijk strikt beperkt tot Rusland), Rosa Luxemburgs theorie van de politieke massastaking en Trotski’s theorie van de permanente revolutie. Een nieuwe en nog traumatiserendere ervaring — de eerste wereldoorlog, de zegevierende Russische oktober, en de nederlaag van de Duitse revolutie van november 1918 — januari 1919 — was echter noodzakelijk opdat deze drie varianten zouden samensmelten in een nieuw programma en een nieuw strategisch concept, dat van het revolutionaire marxisme, zoals het uitgedrukt werd in de documenten van de vier eerste congressen van de Communistische Internationale.
Trotski leverde een wezenlijke bijdrage tot deze reusachtige stap voorwaarts in marxistisch denken en praktijk, en dit werkje wil een samenvatting en een systematische uiteenzetting van die bijdrage brengen. Waar vele elementen ervan reeds aanwezig waren in Trotski’s vroege geschriften — met name in het meesterwerk van zijn jeugd, Resultaten en perspectieven, waarin hij de voornaamste lessen, die hij uit de ervaring van 1905 had geput, uiteenzette — werden zij steeds complexer, steeds organischer met elkaar verbonden met elke belangrijke fase in Trotski’s intellectuele en politieke ontwikkeling. De voornaamste mijlpalen in dit proces waren: Trotski’s beslissing toe te treden tot de bolsjewistische partij in 1917, zijn rol in de Oktoberrevolutie, de vredesonderhandelingen te Brest-Litovsk en de opbouw van het Rode Leger en de Communistische Internationale; zijn strijd tegen de opkomst van de bureaucratie in de Sovjet-Unie en de ontaarding van de Komintern; zijn strijd tegen de opkomst van het fascisme en de oorlog; en zijn strijd voor de Vierde Internationale. In elk van deze fasen werden belangrijke aspecten opnieuw onderzocht, verrijkt en verder ontwikkeld tot op een hoogte die de vroeger bestaande theorie ver overtrof; tezelfdertijd werden zij zodanig geïntegreerd in de marxistische theorie dat zij haar inwendige samenhang en globale eenheid versterkten. Naarmate wij dieper ingaan op Trotski’s bijdragen tot de ontwikkeling van het marxistische denken zullen wij ontdekken dat zij niets minder zijn dan een poging een coherente verklaring leveren van alle fundamentele tendensen van ons tijdperk, een poging de XXe eeuw te verklaren. Wij zullen daarom Trotski’s denken eerder in een logische dan in een chronologische orde ontwikkelen, te daar het niet onze bedoeling is een biografie, maar slechts een analyse van zijn oorspronkelijke gedachten te brengen.
Wij geloven niet dat er zoiets bestaat als een onfeilbaar menu genie — evenmin als een onfeilbare politieke partij, centraal partijcomité of partijleiding. Trotski heeft vergissingen begaan, en wij ze wijzen op enkele daarvan in de loop van deze analyse. Maar zoals het geval is met andere grote denkers, en in het bijzonder met andere revolutionairen, zijn die fouten op hun beurt zelf een bron van kennis en bewijzen van zijn grootheid. Ofschoon wij geenszins de bedoeling hebben een hagiografie te bedrijven, zijn wij er nu, meer nog dan op het ogenblik dat wij veertig jaar geleden onze politieke strijd voor revolutionair marxisme begonnen, van overtuigd dat Trotski’s betekenis in de loop der tijd niet zal ophouden te groeien.