Geschreven: 5 september 1964
Bron: l’Internationalisme aujourd’hui, La Gauche nr. 33, 5 september 1964
Vertaling: Valeer Vantyghem
HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, februari 2008
“Proletariërs aller landen verenigt U!”: deze oorlogskreet gelanceerd door Marx en Engels werd voor het eerst in praktijk gebracht door het Internationaal Arbeiders Verbond. In deze geest werd de Eerste Internationale opgericht, in deze geest werd er gehandeld en aan deze geest moeten we trouw blijven, willen we niet dat de viering van de honderdste verjaardag van de stichting van de Internationale omgetoverd wordt tot een folkloristische komedie of vervalt in volksverlakkerij.
Let wel er staat: “Proletariërs aller landen verenigt U” en niet “proletariërs van de ‘democratische’ landen verenigt u” tegen de “communistische landen”; ook niet “proletariërs in Europa verenigt u”, ook niet “blanke proletariërs verenigt u tegen de gekleurde barbaarse volkeren”; noch “proletariërs van de rijke landen verenigt u om uw levensstandaard te verdedigen tegen de hongerlijders uit de Derde Wereld”.
Neen, de klaroenstoot van de Internationale die in september 1864 op de politieke scène weerklonk riep op tot eenheid van de proletariërs van alle landen, zonder enig onderscheid. Het laat uitschijnen dat al deze proletariërs, zonder onderscheid, gemeenschappelijke belangen hebben en dat de verdediging van deze gemeenschappelijke belangen tegelijkertijd een voldoende en noodzakelijke basis vormt voor broederlijke eenheid. Men heeft aan de Internationale en het wetenschappelijke socialisme een sociale basis en een materiële ondergrond willen geven voor de oude droom van een universele vrede, gebaseerd op de broederschap der volkeren. Een droom die veroordeeld was een droom te blijven, een niet te verwezenlijken utopie, zolang die bleef steken in de modder van de ideologie van de kleine burgerij uit de jaren 1848.
Hebben de proletariërs van alle landen dan echt gemeenschappelijke belangen? Velen zeggen dat daar geen sprake van is, en heel wat historische ervaringen lijken hen gelijk te geven. Is de Internationale dan in 1914 niet ineengestort op het ogenblik dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, toen de proletariërs van de verschillende landen elkaar wederzijds de keel oversneden? Bewijst het Chinees-Russisch schisma niet dat de nationale tegenstellingen sterker zijn dan de “internationale proletarische solidariteit”, zelfs in de schoot van het “socialistische kamp”?
Deze argumenten, die op het eerste gezicht frappant lijken, worden het veel minder, wanneer we de zaken van dichterbij gaan bekijken. Het is verkeerd om op een mechanische wijze en in alle omstandigheden de politiek van de leiders van de arbeidersklasse te vereenzelvigen met de belangen van deze klasse. Het is nog minder vanzelfsprekend om Rusland en China van vandaag op gelijke voet te stellen met een socialistische maatschappij. Deze landen bevinden zich nog in een overgangsfase tussen kapitalisme en socialisme. Er bestaat geen materiële overvloed, de sociale klassen zijn niet aan het afsterven, er is geen sprake van echte gelijkheid. Zonder dit alles krijgt bij de grote meerderheid van de bevolking een waar socialistisch bewustzijn geen vorm.
Wij blijven ervan overtuigd, dat eenmaal deze economische voorwaarden gerealiseerd zijn, de volkeren dan pas een hoger niveau van bewustzijn zullen bereikt hebben. De conflicten tussen staten (die dan bezig zijn met afsterven) of de oorlog zullen hen al even absurd en monsterlijk lijken als heden ten dage het kannibalisme of het vereren van de Vruchtbaarheidsgod — gebruiken die nochtans nog niet zo lang geleden voorkwamen bij de meerderheid van de bewoners op onze planeet.
Betekent dit dat het proletarisch internationalisme, zolang de socialistische maatschappij van de toekomst er nog niet is, een utopie is, iets dat niet te verwezenlijken valt? Neen. Maar we moeten wel erkennen dat de meerderheid van de arbeiders dit niet spontaan en automatisch overnemen. Men moet de moeite doen om na te denken wil men inzien dat in alle landen de belangen van de arbeiders identiek zijn. En dat wordt niet zomaar begrepen op het ogenblik dat men zijn eerste loonbriefje ontvangt.
Door het probleem op volgende manier aan te pakken wordt het duidelijker. Men moet zien dat het probleem van het proletarisch internationalisme enkel een onderdeel van een breder probleem is, een meer algemeen probleem, dit van de arbeiderssolidariteit als dusdanig, of zo men wil, van het klassenbewustzijn op zijn laagste niveau.
“Op het eerste zicht” zijn het niet enkel de belangen van de proletariërs van alle landen die allesbehalve dezelfde zijn, ook de belangen van de arbeiders uit de verschillende streken van hetzelfde land verschillen, van de verschillende bedrijven in dezelfde streek, zelfs de belangen van elke arbeider en elke bediende van hetzelfde bedrijf lijken niet dezelfde.
“Mijn maat naast mij aan de band beweert dat we tegen overuren moeten zijn; maar ik zeg u dat het in mijn belang is om per maand 20 % meer te verdienen want mijn kleine heeft een nieuw bed nodig, mijn vrouw is oververmoeid en moet twee weken op de buiten gaan uitrusten, ik heb dat geld nodig...”
“De vakbonden beweren dat we solidair moeten zijn met de stakers uit het industrieterrein naast het onze; maar mijn baas zegt dat als we blijven werken, terwijl zij staken, wij de bestellingen zullen krijgen die normaal naar hun bedrijf gaan. Hij kan ons dan drie jaar werkzekerheid waarborgen zonder enige afdanking. Hij kan zelf onze lonen met 20 % verhogen. Is het dan niet in ons belang om die staking te breken door in ons bedrijf verder te produceren, in ruil voor al die materiële voordelen?”
“Gauchisten” zeggen dat de belangen van alle arbeiders in de Gemeenschappelijke Markt dezelfde zijn. Maar dit is een dogma op papier. In de praktijk, zo onze lonen wat minder snel zouden stijgen, dan zullen onze bazen meer kunnen uitvoeren, dan kan de tewerkstelling stabiel blijven en de lonen zullen stilletjes de hoogte ingaan. Als we, integendeel, overal dezelfde loonsverhogingen verdedigen, dan zal de uitvoer juist toereikend zijn, en de solidariteit, die zullen we betalen met werkloosheid...”
“Nog meer “doctrinaire gauchisten” beweren dat de belangen van de Belgische arbeiders en de belangen van de Congolese bevolking dezelfde zijn. Toch werken er duizenden Belgische arbeiders in bedrijven waar grondstoffen uit Congo verwerkt worden. Er zijn nog eens duizenden arbeiders die leven van de winstgevende (voor de Belgische vennootschappen) uitvoer van producten afkomstig uit Congo. Zo we het laten gebeuren dat ons gezag daar uitgeschakeld wordt, dan lopen we het risico dat “ons” levenspeil naar beneden gaat... ”
Deze vier redeneringen zijn vanzelfsprekend vier sofismen. Alle vier hebben ze een reëel, doch betwistbaar, onmiddellijk materieel voordeel als uitgangspunt. Het sofisme ligt hem hier dat er niet begrepen wordt dat er een tegenstelling bestaat tussen onmiddellijk materieel belang en materieel belang (zonder nog te spreken van het politiek, sociaal en moreel belang) op lange termijn.
Individuele arbeiders kunnen ongetwijfeld onmiddellijk materieel voordeel bekomen door zich niks aan te trekken van de vakbondsdiscipline; maar dan riskeren ze de kracht van de organisatie te ondergraven. En eenmaal die kracht verdwenen is zal de baas van de nieuwe toestand gebruik maken om de lonen van iedereen naar beneden te halen ( van hen inbegrepen die meenden dat ze dadelijk individuele voordelen konden binnenhalen).
Arbeiders van sommige bedrijven kunnen er zonder twijfel bij winnen wanneer ze de staking in andere bedrijven breken. Maar het globale resultaat zal zijn dat ze de positie van het patronaat versterken tegenover alle arbeiders. Hiervoor zullen de arbeiders tenslotte de prijs betalen, de huidige stakingbrekers inbegrepen.
Ze kunnen tijdelijk profiteren van voordelige conjuncturele omstandigheden en de belangen van hun makkers in de buurlanden de rug toekeren. Maar op die manier komen arbeiders uit zes, zeven of tien landen in verdeelde slagorde in deze landen tegenover bazen te die meer en meer de rangen sluiten. Door zulk een houding aan te nemen helt de balans steeds verder ten voordele van het patronaat door. Dat zal alle arbeiders van deze landen duur te staan komen.
De solidariteit tussen de arbeiders, de klassensolidariteit, de internationale solidariteit vereist dat men de moeite doet om hierover na te denken, vereist dat er begrepen wordt dat het belang op lange termijn niet altijd identiek is aan het onmiddellijke belang. Wanneer die inspanning geleverd is blijft ook vandaag de internationale gevolgtrekking even geldig als een eeuw geleden.
Doch deze algemene opvatting krijgt vandaag een concrete en welomschreven inhoud die kan wijzigen naargelang de periode. In 1864 werd het internationalisme concreet vertaald in economische solidariteit tussen Engelse, Franse en Belgische arbeiders (die de patroons tegen elkaar probeerden op te zetten); in de solidariteit met de strijd van het Poolse volk en het Ierse volk voor onafhankelijkheid; in solidariteit met de Italianen in hun strijd voor nationale eenheid; in solidariteit met de ontvoogding van de zwarte slaven in de Verenigde Staten; in een gezamenlijk verzet tegen de dynastieke oorlogen die nu en dan Europa verscheurden.
In 1964 betekent het internationalisme vooral de gezamenlijke strijd van de arbeiders uit ieder land tegen de atoombewapening en het gevaar dat de mensheid wordt uitgeroeid; de gezamenlijke strijd van de arbeiders van ieder land tegen het kapitalisme en het imperialisme “die in zich de oorlog dragen als een donderwolk de bliksem”; de solidariteit met de gekoloniseerde volkeren die strijden voor hun nationale en sociale bevrijding; tegen het kolonialisme en het neokolonialisme; de solidariteit met de arbeiders van ieder land voor de onmiddellijke verbetering van hun lot, voor de verdediging van hun democratische rechten, voor antikapitalistische structuurhervormingen nodig om de weg naar het socialisme in te slaan; voor de solidariteit met de arbeiders van alle landen waar het kapitalisme is omver geworpen maar die nog een lange en harde strijd moeten voeren voor socialistische democratie, daar waar die nog niet bestaat (dus overal, behalve op Cuba).
Anderen hebben in dit blad nader bepaald wat dit betekent voor de Waalse en Vlaamse arbeiders, geconfronteerd met het Congolese probleem, de multinationale strijdkrachten van de NATO, enz.
Op een meer alledaags vlak, maar van niet minder belang, behelst vandaag het proletarische internationalisme in de Gemeenschappelijke Markt de strijd voor eenheid in de actie van alle vakbonden, welke ook hun politieke, filosofische en religieuze oriëntatie moge zijn. Wijzelf zullen onze praktische bijdrage leveren aan deze eenheid in de actie, om de vlam van het internationalisme door te geven door het organiseren van zes manifestaties als die van 6 september.