Livio Maitan

De Vierde Internationale
60 jaar analyse en strijd


Bron: Rood, nr. 1, 15 januari 1999
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Het overgangsprogramma
De 4de Internationale en de USSR
Voor de Vierde Internationale

In september 1938 stichtten revolutionaire militanten van de linkse communistische oppositie, in de clandestiniteit, de Vierde Internationale. Deze gebeurtenis, waarvan de verjaardag ongemerkt is voorbijgegaan, was het begin van een politiek en intellectueel avontuur dat medebepalend zou zijn voor heel revolutionair links en het marxistisch denken wereldwijd. Een avontuur dat vandaag wordt vervolgd, in tegenstroom met de ideologieën van de liberale berusting. Een avontuur waarin de strijd van de onderdrukten en uitgebuitenen zelf een belangrijke rol speelt. Toegegeven, een halfjaar te laat, (we zijn niet zo gehecht aan allerhande herdenkingen), publiceert Rood nu een bilan van de geschiedenis van de Vierde Internationale, waarvan de SAP de Belgische afdeling is. In dit nummer beginnen we met uittreksels uit een artikel van Livio Maitan, één van de stichters van onze Italiaanse sectie en vandaag lid van de leiding van Rifondazione Comunista. Gedurende het komende jaar zullen we regelmatig markante teksten publiceren die een andere geschiedenis tonen van de eeuw die nu op haar einde loopt, de geschiedenis van het democratisch, socialistisch alternatief waarvoor generaties militanten hebben gevochten. De geschiedenis die een weg toont naar de toekomst en naar de emancipatie.

De redactie


Het plan voor een Vierde Internationale werd voor het eerst geformuleerd door Trotski in juli 1933 tijdens één van de meest dramatische momenten uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging: na de bloedige nederlaag van het Duitse proletariaat en nadat in de Sovjet-Unie de revolutionairen die zich sinds de tweede helft van de jaren 20 verzet hadden tegen de stalinistische bureaucratie werden onderdrukt. Zeer algemeen gesteld. Zou je kunnen zeggen dat de argumentatie voor die nieuwe Internationale vergelijkbaar was met de argumentatie die aangenomen werd voor de stichting van de Derde Internationale. Tussen 1914 en 1919 hadden de belangrijkste arbeiderspartijen van die tijd hun failliet aangetoond door mee de Eerste Wereldoorlog te ondersteunen. Ze bleken niet in staat een revolutionaire antikapitalistische strijd te voeren. Vertrekkend van deze vaststelling besloten de leiders van de Russische revolutie samen met linkse socialisten en andere revolutionaire stromingen binnen en buiten Europa dat het nodig was nieuwe partijen op te richten verbonden met een nieuwe internationale. Tien jaar later, hoewel door geheel andere oorzaken en onder een andere vorm maken we de mislukking van de nieuwe internationale mee. Ze was er ten eerste niet in geslaagd de hegemonie van de sociaaldemocratische partijen te doorbreken en ten tweede werden er, organisatiemethodes en een politieke lijn aangenomen die van China tot Duitsland wel moesten leiden tot belangrijke nederlagen.

Teruggang van de arbeidersbeweging

De keuze van een nieuwe Internationale die Trotski naar voor schoof was echter niet gemakkelijk te realiseren in een context waarin fascistische dictaturen zich hadden geïnstalleerd in Italië en Duitsland en waarin de teruggang van de arbeidersbeweging onomstotelijk aan de gang was in de andere Europese landen. In China werd de revolutie onderdrukt. Maar net als na de eerste wereldoorlog vloeide de noodzaak van nieuwe partijen en een nieuwe Internationale niet gewoon voort uit een intellectueel ongeduld, maar uit ervaringen opgedaan in de hitte van de massagebeurtenissen van de tijd. De revolutionaire marxisten onderschatten geenszins de draagwijdte van de nederlagen en ze deelden evenmin de analyses van de Derde Internationale die voorspelde dat de grote economische depressie zou leiden tot een algemene crisis van het kapitalisme. Toch wezen zelfs gematigde analyses op het feit dat nieuwe explosieve elementen zich aan het opstapelen waren. De opkomst van nieuwe massabewegingen in Frankrijk en Spanje in 1936 bevestigden dat. Maar deze gebeurtenissen kwamen te vroeg voor de organisaties van de linkse oppositie om er een bepalende rol in te spelen. De revolutionaire crisis in beide landen draaide uit op een snelle uitputting van het Volkfront in Frankrijk en de overwinning van Franco in Spanje. Na deze gebeurtenissen waren Trotski en zijn medestanders overtuigd van de keuze van 1933 en stichtten in september 1938 formeel een nieuwe Internationale.

Het stichtingscongres zelf toonde onmiddellijk aan hoe gering de krachten van de nieuwe Internationale waren. Bij overmaat van ramp verslechterde de algemene toestand zeer snel, toen één jaar later de tweede wereldoorlog losbarstte. De oorlog bemoeilijkte enorm de banden tussen de twee belangrijkste componenten van de Internationale, de Europese en de Noord-Amerikaanse, en dan vermelden we niet de Latijns-Amerikaanse afdelingen en die van China en Indochina. In Europa lieten een heel aantal belangrijke kaders die hadden deelgenomen, rechtstreeks of onrechtstreeks aan de oprichting van de Internationale het leven tijdens de oorlog en de repressie. In een aantal landen waaronder Griekenland en in mindere mate Frankrijk, bestonden er naast de fascistische repressie ook nog moordcommando’s tegen trotskistische militanten uitgevoerd door gewapende groepen onder stalinistische controle.

Het einde van de oorlog

Aan het einde van de oorlog diende de Internationale eerst opnieuw netwerken uit te bouwen om efficiënt te kunnen tussenkomen en ze wilde dringend een nieuwe leiding op internationaal vlak verkiezen. Daarna zou de Internationale kunnen overgaan tot het politiek gevecht.

In verband met deze periode werpt zich een vraag op waarover historici allicht nog wel een boompje kunnen opzetten: waarom kon in geen enkel Europees land, waar de economische structuren, de politieke en militaire apparaten van de heersende klasse, zo sterk overhoop lagen, de arbeidersklasse een antikapitalistische dynamiek ontwikkelen? Waarom werd de heropbouw binnen het bestaande systeem zomaar geduld? En een tweede vraag, die meer met onszelf te maken heeft: waarom hebben de organisaties van de Vierde Internationale niet van de situatie gebruik kunnen maken om meer aanhang te vinden bij de massa van de mensen. Ze hadden immers de sterkte van de sociale en politieke crisis niet onderschat en verwierpen bovendien de reformistische-institutionalistische koers die in feite zowel bij de sociaaldemocratische als stalinistische communistische partijen aanwezig was. Een doorbraak kwam er dus niet, al speelden de militanten van de Vierde Internationale natuurlijk wel een zekere rol in de belangrijke strijdbewegingen.

Om een antwoord op te bouwen, moeten we er ten eerste op wijzen dat de draagwijdte van de crisis niet in alle landen even groot was (een vergelijkende analyse zou welkom zijn). Op dit punt zijn er zeker ook door onze stroming simplificaties in de analyse gemaakt. Ten tweede waren er op Europese bodem, na de bezetting van de nazi’s, legers van de zogenaamde ‘democratische’ landen aanwezig die hun eigen imperialistische agenda hadden: dat vormde, zeker voor de onmiddellijke perspectieven, een obstakel voor een revolutionaire antikapitalistische dynamiek. Ten derde stellen we vast dat er wel een opgang van de arbeidersbeweging te merken was in enkele landen, zoals in Italië vanaf de lente van 1943, maar die opgang vertaalde zich niet vanzelf in het ontstaan van een breed sociaal weefsel van de arbeidersbeweging zoals dat vernietigd werd door de dictaturen en de oorlog. Noch leidde het tot een verhoogd antikapitalistisch en socialistisch bewustzijn bij de brede lagen van de bevolking.

Nieuwe illusies rond het stalinisme

Maar vooral andere factoren hebben zwaar doorgewogen. Men mag om te beginnen niet onderschatten hoezeer de rol die de Sovjet-Unie in de oorlog en de overwinning op het nazisme gespeeld had, werd geapprecieerd. De ravages die het stalinistisch despotisme hadden aangericht en vooral de draagwijdte ervan waren niet zo bekend in Europa, tenzij bij een kleine kritische minderheid. Maar wat meer is, in vele ogen, niet alleen die van de leden van de communistische partijen, vormde het succesvolle verzet van de Sovjet-Unie, na het desastreuze begin, niet enkel een beslissende bijdrage aan de overwinning op het nazisme maar ook het bewijs dat het mogelijk was een ander soort maatschappij op te bouwen dan het kapitalisme.

Anderzijds werd de herovering van de democratische rechten gezien als dé verdienste van de partijen van de antifascistische coalitie. Enkel zeer kleine minderheden waren er zich van bewust dat het herstel van de parlementaire democratie zonder radicale veranderingen op socio-economisch niveau in feite een teken inhield van conservatieve restauratie.

En nog erger, de argumentatie naar voor gebracht door de leiders van de arbeiderspartij en leek hout te snijden: “Dit is een eerste stap”, zeiden ook de leiders van de communistische partijen, “morgen zullen we de sociale hervormingen op de agenda zetten”. Ze stelden het dus voor als een tactische keuze, enkel te verantwoorden door de eisen van de extreme omstandigheden. Later, tijdens de volgende decennia, zou blijken dat het in feite een strategie betrof op zeer lange termijn: het reformisme. Die mystificatie had vooral invloed op de militanten van de communistische partijen.

Bij de sociaaldemocraten was het gewoon een heruitgave van het klassieke perspectief van graduele hervormingen naar het socialisme.

Er moet aan toegevoegd worden dat, op zijn minst in een sleutelland als Groot-Brittannië, de reformistische maatregelen van die tijd, zonder dat ze het kapitalistisch systeem op zich in vraag stelden, toch redelijk radicaal waren. Ze gingen echt in de zin van tegemoetkoming aan de basisbehoeften van de volkse massa’s.

Het Wereldcongres van 1948 en de vergaderingen van de leidinggevende instanties tijdens de daarop volgende jaren herdefinieerden onze politieke lijn en onze aanpak. Een tekst van het congres werkte onze analyse van de bureaucratisering van de eerste arbeidersstaat verder uit. Terzelfder tijd onderlijnde de tekst de interne tegenstellingen die het bureaucratisch systeem ondermijnden. Teksten over de breuk tussen Moskou en Belgrado (juni 1948) analyseerden de dynamiek van het uiteenvallen van het stalinisme op wereldschaal. Deze herdefiniëringen waren zeker noodzakelijk gezien er in die tijd twee dominante stromingen naast elkaar bestonden in de brede arbeidersbeweging: de Moskou getrouwe tendens van de communistische partijen en hun fellow travellers en een andere die wel het autocratisch regime verwierp maar een onvermijdelijke en lange dominantie van het stalinisme verwachtte, wereldwijd.

Tussen 1950 en 1952 werd er een niet geringe inspanning geleverd om ons concept van opbouw van revolutionaire partijen op punt te zetten. We vertrokken van de vaststelling dat in het grootste gedeelte van de landen waar we vertegenwoordigd waren. De traditionele partijen de hegemonie behielden over de arbeidersbeweging. Dat leidde natuurlijk tot de entristische koers. Dit wilde zeggen dat we ons zouden integreren in sociaaldemocratische en communistische, stalinistische, partijen met de bedoeling om deel te nemen aan de ervaringen van de meest gepolitiseerde lagen van de arbeidersbeweging en dus te werken aan een proces van politieke differentiatie dat al een tijd aan de gang was. Deze benadering ging natuurlijk niet op voor landen waar de sociaaldemocraten of de communisten geen hegemonie hadden of zelfs niet bestonden (zoals in de VS, Sri Lanka en verschillende Latijns-Amerikaanse landen).

Deze entristische oriëntatie, alsook de problemen in de analyse van de destalinisatie die aan gang was in de Sovjet-Unie waren het voorwerp van sterke meningsverschillen in onze rangen en leidden uiteindelijk in de VS, Frankrijk en Groot-Brittannië tot belangrijke splitsingen, die het obstakel vormden voor onze groeimogelijkheden tijdens het volgende decennium.

De periode van halfjaren 50 tot het einde van de jaren 60 werd gekenmerkt door de groei van de crisis van het stalinisme, vooral vanaf het twintigste congres van de CPSU. Er was de antibureaucratische strijd in Polen en de opstand in Hongarije in 1956, revolutionaire strijdbewegingen in koloniale en semikoloniale landen, van Algerije tot Cuba, van de Dominicaanse Republiek tot Vietnam. Bovendien ontstonden er de maatschappelijke crises in de geïndustrialiseerde landen, gesymboliseerd door de bewegingen van 1968 en de daarop volgende jaren.

Het samengaan van de drie sectoren van de wereldrevolutie

Om het met de woorden van het herenigingscongres van 1963 te zeggen is het in dit tijdsbestek dat er zich effectief een dynamiek tussen de verschillende sectoren van de wereldrevolutie voordeed. Het is in dit kader, dat volledig veranderd was in vergelijking met de periode aan het einde van de oorlog dat in vele landen, van Frankrijk tot Mexico, van Japan tot Joegoslavië en enkele jaren later in de Spaanse staat en in Portugal, sterke bewegingen van studenten op het voorplan traden en dat een nieuwe jonge arbeidersgeneratie het daglicht zag. Het gevolg daarvan was dat voor de eerste keer de bureaucratische controle over de arbeidersbeweging op massale schaal werd in twijfel getrokken. In de Verenigde Staten waar de studentenbeweging niet een zelfde opgang en sterkte kende als in de meeste Europese landen en waar er niet echt sprake was van een versterking van de arbeidersbeweging, was het vooral het verzet tegen de oorlog in Vietnam dat zou leiden tot een massale radicalisering gericht op de terugtrekking van de Amerikaanse troepen.

Aan de kop van de anti-imperialistische mobilisaties

Deze context maakte dat de Vierde Internationale actief kon zijn in een veel gunstiger klimaat dan de jaren voordien. Als internationale organisatie en dankzij de verschillende afdelingen werd ze een echt referentiepunt in die tijd. De Vierde Internationale kende toen een sterkere groei dan ooit tevoren, van Frankrijk tot Mexico en Japan. Zelfs in de Verenigde Staten in de anti-imperialistische mobilisaties speelden de militanten die zich op het revolutionair-marxisme beriepen een belangrijke rol, vergelijkbaar met de rol die de militanten van de voorgaande generaties hadden gespeeld in de voorbeeldige arbeidersstrijd in de jaren 30. Tijdens diezelfde jaren zou de internationale leiding van de Vierde Internationale zich versterken en veel representatiever worden.

Vele kaders van afdelingen en intellectuele militanten namen deel aan belangrijke politiek-theoretische debatten die een echo kregen in de hele wereld en die pasten in de beste tradities van de arbeidersbeweging en de marxistische cultuur.

Vanaf de tweede helft van de jaren zeventig ontstonden er in verschillende delen van de wereld processen die geleidelijk aan een tegengestelde dynamiek opwekten. Deze verandering werd niet gezien op het moment dat ze zich voordeed. Wij zouden daar pas later een systematische analyse van maken.

Omkering van de slinger

Ruwweg gesteld, werd de tegenstelling ingeluid door de wereldwijde economische recessie van 1974, de belangrijkste recessie sinds de Grote Depressie van de jaren 30. Vooral in de landen, waar de contestatiebeweging het sterkst was evolueerden de krachtsverhoudingen in het nadeel van de arbeidersklasse zonder dat de brede arbeidersbeweging zich inspande om deze tendens tegen te houden via een goed uitgedokterde strategie. Deze context maakte dat in landen als Italië of Groot-Brittannië, die tijdens een lange periode belangrijke sociale conflicten hadden gekend, de PCI en de Labour Party zich in het defensief lieten dringen en onder steeds moeilijker omstandigheden terrein moesten prijsgeven. Hun klasse-identiteit zou vervagen en deze organisaties liepen, ook op het electorale vlak, serieuze nederlagen op. De uiterst linkse organisaties die ontstonden na 68, werden van hun kant ook geraakt door de nieuwe situatie in de kapitalistische wereld en door de verscheurdheid in het “socialistische kamp”. In bepaalde landen verdwijnen dit soort van organisaties maar overal moeten ze aan invloed inboeten. Alweer een nieuwe achteruitgang van de arbeidersbeweging in haar geheel.

Deze tendens zou niet fundamenteel veranderen, ook niet na de electorale successen van de socialisten in Frankrijk (1981) en Spanje (1982). De positieve weerklank bij de massa van de mensen bleef al bij al beperkt want noch Gonzalez, noch Mitterand verzetten zich tegen de heersende socio-economische politiek. Na enkele schuchtere pogingen om een andere koers te varen legden ze zich neer bij de soberheidspolitiek.

Het contradictorische karakter van de wereldsituatie bleek uit het feit dat terwijl het Noord-Amerikaans imperialisme haar nederlaag in Vietnam nog niet verteerd had, de democratisch-revolutionaire bewegingen een antikapitalistische dynamiek ontwikkelen en niet ophouden te groeien in de onderontwikkelde landen. Een sleutelmoment werd bereikt in 1979 door de omverwerping van het regime van de sjah in Iran en de overwinning van de sandinisten in Nicaragua.

Maar de snelle neergang in Iran, de conservatieve impasse op de Filippijnen en de contradicties van het sandinisme, in het nauw gedreven door het imperialisme zouden een zeer negatieve invloed hebben op het grootste deel van de onderontwikkelde landen, en dan vooral op Latijns-Amerika. Vanaf dan zou de omkering van de slinger niet enkel meer opgaan voor de kapitalistische geïndustrialiseerde landen.

Mislukking van de politieke revolutie in Polen

Laten we, om de puzzel te vervolledigen, hieraan toevoegen dat de staatsgreep van Jaruzelski de opgang van de Poolse arbeidersbeweging blokkeerde, iets waarvan de gevolgen slechts later zichtbaar zouden worden. Het regressieve karakter van de dynamiek die zich aftekende tijdens de crisis van de gebureaucratiseerde landen werd meer en meer duidelijk: we stonden aan de vooravond van de val van de Berlijnse muur en van de implosie van de Sovjet-Unie, met de opkomst van de op restauratie gerichte stromingen.

Trotski had dus geen ongelijk toen hij de hypothese lanceerde dat het uiteenvallen van het bureaucratische regime zou kunnen uitlopen op ofwel een socialistische democratie ofwel een kapitalistische restauratie. De enorme mobilisaties in Polen, die zich verschillende malen voordeden, de Hongaarse opstand van 1956, de Praagse lente in 1968 toonden aan dat erin de arbeidersklasse, in bepaalde belangrijke sectoren van het studentenmilieu en meer algemeen in de brede lagen van de bevolking, reële tendensen aanwezig waren, met op bepaalde momenten in een aantal landen een grote aanhang, die niet gericht waren op een kapitalistische restauratie maar een echte socialistische samenleving wilden creëren. Aan het einde van de jaren tachtig waren de massabewegingen waarvan de revolutionair democratische gevoeligheid onbetwistbaar was, ten onder gegaan. De Sovjet-Unie heeft ook zo’n bewegingen gekend. o.a. de mijnwerkers die herhaaldelijk rond hun eisen mobiliseerden en zich duidelijk op het politieke terrein begaven.

Zoals steeds stellen we vast dat de regressieve stroming die sinds tien jaar de touwtjes in handen heeft op wereldvlak, de mislukkingen en achteruitgang van de arbeidersbeweging en het waardenverval dat eruit voorvloeit hebben gewogen op de verdere gang van zaken.

We hebben dus een zware prijs betaald voor de ravages die aangericht werden door de stalinistische dominantie, voor het feit dat onder de bureaucratische autocratie alle structuren en organisaties van de arbeidersbeweging werden vernietigd of beroofd van hun inhoud.

In De verraden revolutie (1936) schoof Trotski een mogelijke hypothese van crisis van het bureaucratisch systeem naar voor, minder dan 20 jaar na de Oktoberrevolutie, op een moment dat er zich revolutionaire crisissen voordeden in Frankrijk en Spanje. Op dat moment, we herhalen, leek de Sovjet-Unie voor het proletariaat van andere landen een maatschappelijk alternatief omdat het, ondanks zijn vele tegenstellingen, aan een proces van industrialisering werkte op een moment dat de wereldeconomie onderuitgehaald werd door de Grote Depressie. Een halve eeuw later was de context radicaal veranderd en kon men niet om de machtige factoren heen die de negatieve dynamiek in de hand zouden werken.

Livio Maitan