Marcel Liebman

De Anjerrevolutie


Geschreven: 1975
Bron: De Nieuwe nr 600, 26 september 1975
Transcriptie: Valeer Vantyghem
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, oktober 2008

Laatste bewerking: 16 oktober 2008


Zomer 1975 in Portugal: een moeizaam proces van onrust, hoop en zelfontdekking

Deze reisnotities — de lezer zal het spoedig merken — zijn pretentieloos en anekdotisch, wilden alleen, in de Portugese werkelijkheid van vandaag, enkele geïsoleerde maar betekenisvolle trekken belichten. Terwijl de ‘grote pers’ zich aan ‘analyses’ wijdt en in een dikwijls vervormde abstractie vervalt, zijn nochtans enkele meer concrete toetsen niet overbodig om aan te voelen — zoniet te begrijpen — hoe het Portugal is van vandaag of, juister, dat van augustus 1975. Dat is, onder meer, een zwak punt in deze bladzijden: ze beschrijven slechts enkele episodes van de Portugese zomer. De politieke onzekerheid en verwarring kunnen van de Lusitanische herfst iets zeer verschillends maken. Niettemin blijven deze notities een getuigenis over wat een land was tijdens deze bewogen weken, terwijl over zijn grenzen, een vijandig en verontrust Europa zich beijverde het als anarchistisch, gewelddadig en dictatoriaal af te schilderen.

Zondag 3 augustus

Ik had haast verzaakt aan de reis en mijn plaatsbespreking voor het vliegtuig Brussel-Lissabon afgesteld. Die morgen had de RTB in zijn journaals van 8 en 9 uur verklaard dat een putsch (van rechts) voor de deur stond. Wellicht nog een kwestie van uren. Maar Lissabon is, deze zondagnamiddag, een kalme en betoverende stad. Er heerst een volledige rust, maar toch is de politiek overal. Op de muren, op al de muren, waar de affiches in lagen naast en over elkaar hangen. Op de straat, waar ‘gekalkt’ is- door centristen, gauchisten, communisten — met een intensiteit die Parijs nooit bereikte of benaderde. Waar op de Rossioplaats, ontelbare groepjes zich vormen, wijzigen, opnieuw aaneensluiten om dan weer uiteen te gaan — groepjes die, ideologisch verschillend gericht en in meerder talen, alleen hun passie voor politiek gemeen hebben, deze van vandaag en gisteren, deze van morgen ook, waarover ze van gedachte kunnen wisselen.

De politiek is ook in de boekhandels, en dat verrast meer dan al het andere. Vijfendertig procent analfabeten en een literaire explosie die, gelet op de crisis van de Europese uitgeverijen, nog merkwaardiger wordt. En dit niet alleen in de talloze boekhandels van het stadscentrum, die vol liggen met politieke, economische en sociologische boeken, maar ook in de magazijnen van afgelegen en kleinburgerlijke wijken zoals men ze in overvloed vindt te Parijs en te Brussel. Vooraan ligt de grote internationale pers: buiten de Franse kranten zoals ‘France-Soir’ en ‘L’Aurore’, en de Britse, ‘Paris-Match’ en ‘Elle’, en ‘Wohnen’ en ‘Marie-Claire’. Naast de kranten: politieromans, gadgets, speelgoed, sleutelhangers en platen. Maar in de buurtwinkels, noteer ik wat me onder de hand valt: K. Marx ‘O Partido de Classe’, van Rosa Luxemburg ‘La Révolution Russe’, van Annie Kriegel (van wie ik het boek ook in de dorpsboekhandels zal vinden) ‘Les origines du communisme français’. En verder Alain Lancelot: ‘Les attitudes politiques’; Domenach: ‘Le propagande politique’; Marcel Prelot : ‘La science actuelle’. En Sartre, Gorz en Marcuse, allen vertaald. En naast deze grote namen, ander minder beroemde werken van Franse, Italiaanse en Angelsaksische sociologen, eveneens in vertaling.

Dinsdag 5 augustus

Te Lissabon vraagt het enige moeite de ‘oude wereld’ te ontdekken. Ik ontmoet hem in een park waar een oude, in lompen geklede man, broodkruimels werpt naar de eenden. ‘Dit land is in ontbinding’, zucht hij; ‘Vroeger voedde men de dieren. Dit was het werk van de bewakers. Nu laat men alles gaan zoals het gaat. Wat een ellende.’

Ik begin ook de pers te ontdekken, te beginnen met de communistische. Op de acht dagbladen te Lissabon, zijn er twee, meer algemeen gezegd wordt, ‘gecontroleerd door de communisten, zonder zich nochtans officiële organen van de Partij te noemen’: ‘Diario de Noticias’ en ‘Seculo’ zijn de prototypes van deze pers, die men gemuilband noemt, in dienst van de machthebbers en de mannen van Moskou. Beide publiceren op de derde bladzijde uitvoerige verslagen van een congres van het LCI. De Ligue Communiste Internationale is een kleine trotskistische groep, met een uiterst bescheiden ledenaantal. Deze artikels nemen, dikwijls in extenso, heftige aanvallen op tegen de regering Gonçalves, die in oprichting is en ‘waarvan de arbeiders niets moeten verwachten’. Nog merkwaardiger in ‘Seculo’, op de eerste bladzijde, een grote foto van Ernest Mandel, wiens heftige anti-KP rede (de KP wordt er evenzeer van stalinisme als van reformisme beschuldigd) uitvoerig wordt geciteerd. Vruchteloos zoek ik een polemische opmerking. En ik stel me voor dat ‘Le Drapeau Rouge’ of ‘L’Humanité’ ... of ‘Le Soir’ het zouden aandurven hun lezers een analyse voor te leggen van de marxistische economist.

Er is geen twijfel aan dat deze kranten zich afstemmen op de hoofdtendens van de MFA (de Beweging van de Strijdkrachten). Elk feit of communiqué, elke gebeurtenis die er het standpunt zou kunnen van verstevigen, wordt beklemtoond en verschijnt onder grote koppen. Maar deze kranten publiceren ook in elk van hun nummers een overzicht van de internationale pers waarin -zonder commentaar — ruime uittreksels opgenomen worden van de ‘Guardian’, de ‘Frankfurter Algemeine’. ‘Le Figaro’ verschijnt om er te waarschuwen tegen het communistische gevaar en sociaal klimaat.

Woensdag 6 augustus

Arriolos, een dorp met 3.500 inwoners in de Alentejo, een der rode provincies van Portugal. De ‘Guide bleu’ signaleert dat de worst er uitstekend is, en de wollen tapijten van opvallende kwaliteit. De vleeswaar, waar ik naar uitkeek, bleek met de revolutie verdwenen. Maar het tapijt weven is er nog altijd, in de vorm van een coöperatief met zelfbeheer, die een werkplaats heeft aan de dorpsplaats. Honderd vierenveertig arbeidsters, die in verschillende ondernemingen in de streek ontslagen werden, sloten zich aaneen en oefenen thans dit traditioneel artisanaal werk uit.

‘Voor het ogenblik verdienen we niet veel. Verkopen we iets, dan betalen we ons met dat geld. Maar wij namen contact op met de Portugese handelsvertegenwoordigers in het buitenland — bijvoorbeeld in Brussel. We denken eraan een verkoop of expositie te organiseren in het buitenland. We vechten nu reeds een jaar lang’.
De coöperatief heet ‘Broederlijkheid’.

Zondag 9 augustus

Ziehier het ‘andere Portugal’, op de provinciewegen van het centrum en het Noorden. Lange colonnes mannen en vrouwen, en kinderen die langs trekken. Er zijn soldaten bij. Ze blijken het flinkst en het meest bereid de weggenoten te helpen, ze op te beuren of hun bagage te dragen. Veel kreupelen in deze zonderlinge benden. Honderden die hun mondvoorraad meedragen, flink vooruitstappen of zich ellendig voortslepend. Veel vrouwen, van wie sommige blootsvoets of de benen omwonden met verband en, op het hoofd enorme vrachten. Ze gaan naar Fatima, waar katholiek Portugal samenstroomt. Zo leggen deze bedevaarders, te voet, honderden kilometers af. Ze kamperen langs de weg, en ontmoeten mekaar terug, na de bedevaart, op dezelfde wegen, altijd te voet, naar hun dorpen toe. Hun groepen vermenigvuldigen zich naarmate ze de industriestad Coimbra naderen. Ze trekken erdoor zonder zich rust te gunnen, op tocht naar vertrouwde landschappen. Wellicht schokken hen de talrijke slogans, de rode affiches, de tekeningen waarop sikkels en hamers, geheven vuisten, het ‘materialisme’ vertolken waartegen de bisschop van Braga waarschuwde, in een toespraak die door de pers, ook de communistische, uitvoerig gepubliceerd werd.

Zondag 10 augustus

Wie zou eraan denken te ontkennen dat er in Portugal een persprobleem bestaat? De geschreven informatie is er minder geconcentreerd dan elders in Europa. Elke stad heeft er een of meer plaatselijke kranten en die van Lissabon worden in de provincie slechts schaars verspreid. Nu is, op de acht kranten van de hoofdstad, slechts één duidelijk in de oppositie. Maar deze oppositie bekommert zich noch om nuances, noch om gematigdheid. Zo klaagde, enkele dagen geleden, de ‘Jornal Novo’, in een titel die boven de hele eerste bladzijde stond, een plan van de regering aan, waarin sprake was van een op te richten controlecommissie voor de informatie: ‘Zware aanslag op de persvrijheid’, blokletterde de krant.

Vandaag publiceren enkele kranten waaronder de ‘Jornal Novo’ de tekst van het document der ‘negen’, die de ‘gematigde’ vleugel van de MFA vertegenwoordigen, en waarin scherp de eerste minister Gonçalves aangevallen wordt. President Costa Gomèz, wiens opvattingen dicht zouden staan bij de visie die door de groep verdedigd wordt, oordeelde de publicatie niet opportuun en vroeg aan de pers ze niet op te nemen. Men stapte daar over heen, en de zeer uitvoerige verklaring, in extenso verschenen in meerdere kranten, wordt druk besproken. De volgende dag zal de ‘Jornal Novo’, samen met meerdere weekbladen, verklaren dat het document van de ‘negen’ steeds meer steun vindt bij het leger.

Een hoofdartikel in ‘Le Figaro’, die me in de hand valt, betoogt: ‘Cunhall heeft alle burgerlijke beslissingscentra genoyauteerd, hij heeft de pers gemuilband’. Ik lees dat Leiria kort daarna het toneel zal worden van heftige anticommunistische manifestaties. Zoals me een bediende van het hotel uitlegt, telt de stad (nauwelijks 10.000 inwoners) drie weekbladen — die alle drie katholiek zijn. In één ervan staat letterlijk te lezen: ‘Wel ja, we zijn reactionairen, want het ogenblik is gekomen om te reageren’. Uit een ander nummer van ‘Le Figaro’ zal ik vernemen dat ‘de Kerk in Portugal over 5.000 parochiebladen beschikt’.

Maandag 11 augustus

De Portugese hotels bezorgen hun bezoekers enige verrassingen. Gisteren in een landelijke herberg, droeg een dienster een ‘speldje’ van de socialistische partij, terwijl de gerante haar sympathie toegaf voor de inter- syndicale, waarvan ze lid is. ‘Indien men zoiets wist, in een streek als deze, dan zou men me vermoorden’, vertrouwde ze me toe.

Het groot hotel in Leiria is nog merkwaardiger. Toen ik er een kamer wou reserveren, verwittigde men me dat er ‘geen warm water’ was. Voor een instelling van deze categorie is dat des te merkwaardiger, omdat het personeel er een blijk geeft van een evidente ijver. De dienst is er vlot, verzorgd en hartelijk. Een gesprek met de twee zaakvoerders heeft het mysterie opgelost.

Het hotel hoort toe aan een grote onderneming van gemeenschappelijk vervoer, die het beheer ervan aan een directeur overlaat. Welnu, deze directeur was naar Brazilië gevlucht en had zoals dit hoort, de kas meegenomen. Bezwarende omstandigheid: kort voor zijn vertrek was de verwarmingsketel defect geraakt. Zo was dus het hotel te Leiria zonder directie en zonder verwarming. De ongeveer vijfentwintig werknemers besloten onmiddellijk dat ze verder zouden werken, en het hotel collectief zouden beheren.

‘Moeilijkheden zijn er genoeg. We maken winst, hoewel we het loon van de kamermeisjes, die het slechtst betaald werden van het personeel, verdriedubbelden. Ze worden ook regelmatig betaald, wat vroeger niet het geval was. Al de lonen werden overigens gelijkgeschakeld. We zijn erin geslaagd een gevarieerder cliënteel voor het restaurant te vinden, door aan onze kaart een goedkoop menu aan toe te voegen. Maar er blijven problemen. Deze ketel die we niet laten herstellen, omdat we geen belangrijk bedrag willen investeren. En we hopen nog altijd dat de transportfirma, die wettelijk de eigenaar blijft van de zaak, in de financiering zal tussen komen. En dan zijn er de kamermeisjes, die wel vaststellen dat hun situatie verbeterde, maar die niet deelnemen aan het beheer. Het is juist dat dit beheer ons opslorpt en in beslag neemt. We moeten werken als voorheen, en daarenboven het beheer bespreken. Praktisch leven we niet meer buiten het hotel. Het is moordend’.

Ze zijn, deze kelners, als de officieren van de MFA: ze putten zich uit in het politiek, economisch en sociaal beleid, en de onophoudelijke debatten vreten hun energie aan, slorpen ze op, ondermijnen ze.

Ontmoeting met een Portugees echtpaar dat te Brussel leefde tot in januari van dit jaar. Hij is ingenieur. Met zijn vrouw kwam hij terug naar Portugal. Reeds een maand zocht hij vruchteloos werk. Ze leven afwisselend bij zijn ouders, te Avaro waar het politiek klimaat slecht is, en bij zijn schoonouders, boeren in de streek van Braga, waar het politiek klimaat nog slechter is.

Hij spreekt over de moeilijkheden van de kleine boeren uit het Noorden, die geen voordeel haalden uit de revolutie, terwijl in het Zuiden de landhervorming, die het grootgrondbezit aangreep, de situatie van de bevolking verbeterde en soms volledig wijzigde. En dan is er de mentaliteit van de grondige conservatieven. Zonder twijfel voelen ze zich geschokt door de ingevoerde wijzigingen, en dat kan niet anders. Een voorbeeld: de uitbreiding van de pornografische literatuur, die verderop te koop ligt, zowel in Lissabon als in de kleine steden en dorpen der provincie. Men stelt daar de communisten in Moskou voor verantwoordelijk. Men vertelt ook dat de communisten de bejaarden vermoorden door een inspuiting achter het oor. Van deze onthullingen, waaraan velen absoluut geloven, doen twee versies de ronde: volgens de ene wordt men op 60 jaar aan deze behandeling onderworpen; volgens andere zouden de communisten dulden dat men tot 65 jaar leeft.

Portugal is overigens het land van de ‘geruchten’. En deze alarmerende geruchten worden natuurlijk opgevangen in het buitenland, waar de Portugese situatie op de somberste manier beschreven wordt. Maar ook in het land zelf wordt er angst gekweekt. Zo hebben enkele dagen voor ik er toe kwam, de officiële metrologische diensten een communiqué gepubliceerd om eraan te herinneren dat zij alleen bevoegd waren om het weer te voorspellen; meer bepaald werd erop gewezen dat het gerucht alsof een tyfoon het land zou verwoesten, op geen enkele wetenschappelijke basis berustte.

Woensdag 13 augustus

Terug te Lissabon. Deze namiddag waren we in de loketzaal van een groot station getuige van een zonderling spektakel. Op het spitsuur, dringen militanten, gewapend met emmers, borstels en affiches, zich tussen het publiek, en brengen zorgvuldig, ruim de tijd nemend, in talrijke exemplaren, op de muren foto’s aan van Vasco Gonçalves, van Cunhal en enkele van hun vrienden, waaraan het portret van Spinola toegevoegd wordt. En boven dat geheel een wrekende zin: ‘Ziehier de grote vijanden van het volk’. Men laat ze bezig. Militairen en politiemannen komen voorbij. Niemand roert, en de maoïsten trekken zich terug, zo rustig als ze gekomen waren. Niet minder agressieve slogans tegen dezelfde personages gericht, ziet men trouwens op de perrons van de metrostations, waar ze klaarblijkelijk geschilderd en gekalkt werden in volle dag, zonder dat iemand zich daartegen verzette. Parijs, in mei ‘68, heeft nooit dergelijke driestheid gekend. En wat Brussel betreft...

Ik ontmoet twee militanten van links. De eerste verliet de socialistische partij, en is thans bij geen enkele formatie aangesloten. De tweede, die zeer actief is in het syndicaat van de chemie, staat dicht bij de communistische organisatie. Ze leggen mij uitvoerig uit welke de verdiensten en de vergissingen zijn van de partij van Cunhal. ‘Hij is een garantie voor de revolutie’, zegt een van hen, ‘maar blijft stalinist’. Ten bewijze de controle die hij zowat overal uitoefent op de pers als op de COPCON. De andere werpt op dat in de praktijk de Portugese communisten dikwijls van de stalinistische lijn afwijken. En dan volgt er een opsomming van talrijke gevallen waarin ze spontaan acties (het bezetten van fabrieken of landerijen) steunden en goedkeurden, hoewel ze die niet mee voorbereid of goedgekeurd hadden. In andere gevallen sluit hun radicalisme bij spontane of geïmproviseerde actievormen aan. Feit is, bevestigt de eerste, dat de communisten lang elke samenwerking met uiterst links geweigerd hebben, ook wanneer ze uitgenodigd werden voor overleg.

Een journalist van een der grote door de communisten gecontroleerde kranten, spreekt vrijuit over de politiek die zijn kameraden in de schoot van de redactie voeren. Als oud-student van de ULB, vertrouwt hij mij, en maakt er geen geheim van dat hij bepaalde praktijken van sectaire en opportunistische communisten afwijst.

‘In de eerste maanden die op de revolutie volgden, hebben we de ‘gauchistische’ journalisten verwijderd, en vroegere redacteurs behouden die onder het ‘ancien régime’ gewerkt hadden. Alles liever dan ‘gauchisten’. De regering was toen nog altijd geleid door de MFA, Spinola vooraan, en de communistische partij sloot eng aan bij deze richting. Het was de tijd dat ze ertoe bijdroeg een reeks stakingen te breken. Sindsdien, naargelang de militairen en het aantal arbeiders en boeren hun houding verstrakten, werd haar politiek linkser. Maar de reactionaire journalisten, hoewel natuurlijk in de minderheid, bezetten nog altijd hun post’.

En de persvrijheid? En de controle op de kranten, waar bepaalde ministers, die dicht bij de communistische partij staan, aan denken?

‘Deze controle is nodig. We leven niet in een stabiele maatschappij, en verwerpen trouwens de burgerlijke vrijheidsopvatting. Het document der ‘negen’, bijvoorbeeld, waarover thans zoveel te doen is, is een poging tot pronunciamento. Men had er dus beter over gezwegen, en ik betreur dat de pers er zo uitvoerig op inging. In onze redactie leggen we de nadruk meer op de standpunten van Gonçalves, dan op de communistische. Hoe kunnen we trouwens de reactie verslaan? Door haar vrij haar ideologie te laten propageren? ...’.

Donderdag 14 augustus

Lissabon is rumoerig vanavond en wacht met een licht onrustige nieuwsgierigheid op de grote betoging van de socialistische partij, die het ontslag eist van de regering Gonçalves, en haar leden en sympathisanten opriep naar het centrum van de stad. Van haar kant houdt de KP een grote meeting in het Sportpaleis, om zich te bevestigen en te protesteren tegen de anticommunistische campagne die in het Noorden gevoerd wordt.

De socialistische betoging bracht tien, misschien twaalfduizend aanhangers op de been. ‘Le Figaro’ van ’s anderendaags zal van 25.000 deelnemers spreken — en Soarès is afwezig. De ontgoocheling van de leiders is nogal duidelijk, want voor hun laatste betoging te Lissabon verzamelden ze bij de honderdduizend mensen. Een défilé door de hoofdstraten van de stad, en een volstrekte afwezigheid van politie of militairen. Gescandeerd werd: ‘Gonçalves en Cunhal naar Moskou’ en vooral ‘Ontslag, ontslag’. Enkele tegen manifestanten protesteerden en scholden de vrienden van Soarès voor ‘Burgers’. Het antwoord was: ‘Socialistische Partij, marxistische partij’. De stoet trekt voorbij, zonder verdere incidenten, terwijl militanten vlugschriften uitdelen aan de toeschouwers. Een van hen leest luidop: ‘Noch Gonçalvisme, noch Spinolisme’. Hij ironiseert: ‘Maar tegen Spinola hebben ze nooit betoogd’. Even later klinkt zijn stem verontwaardigd ‘De socialisten beschuldigen er de regering van “Portugees bloed te doen vloeien, zoals thans in het Noorden”. Maar het is de reactie die verantwoordelijk is’, roept hij, ‘en daarover zwijgen ze’.

Een uur later stroomt de massa de enorme ruimte van het Sportpaleis binnen, waar de communisten hun meeting houden. Terwijl de treden zich vullen met een kleurige en geestdriftige massa, waaruit revolutionaire liederen opklinken, en de kreten, steeds luider worden telkens een nieuwe afvaardiging van een fabriek toekomt doorlees ik enkel buitenlandse kranten die ik pas gekocht heb. Eén ervan kondigt aan ‘de Portugese communisten schieten op de oproerige massa’; een andere zet uiteen dat de communistische partij ‘niet het minste vertrouwen meer geniet’.

Wanneer de meeting aanvangt is de zaal overvol, en de massa tracht er verder binnen te dringen. Men verdringt zich in het Sportpaleis en er buiten; duizenden toeschouwers blijven toestromen. Hoeveel zijn het er, alles samen? Twaalfduizend! Vijftienduizend! Maar het aantal is minder belangrijk dan het klimaat van deze vergadering, die beheerst wordt door vastbeslotenheid, door een blije koppigheid waar ook wel een zekere opluchting in voelbaar is: vrienden die, niettegenstaande alles, mekaar zo talrijk ontmoeten in de storm. De toespraken der leiders, waaronder deze van Cunhal, worden onderbroken door eindeloze toejuichingen. De massa roept de slogans die vooraf door de inrichters meegedeeld werden, en vooral: ‘Ten aanval tegen de reactie! ‘, ‘Verenigde MFA overwint’, ‘De overwinning is moeilijk, maar wij behalen ze’.

Op de tribune herinneren de sprekers aan het vernielen van de communistische partijzetels in het Noorden, maar ze lijken de Kerk te sparen. Alleen de aartsbisschop van Braga ‘en enkele kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders’ worden aangevallen. Een oproep wordt gericht tot de ‘Revolutionaire avantgarde’ om bij de KP aan te sluiten, waarop de communistische politieke verantwoordelijke van Lissabon bij naam een reeks ‘gauchistische’ groepen vermeldt. Volgt een autokritiek, waarin de spreker het sektarisme toegeeft waaraan zijn Partij zich soms heeft schuldig gemaakt. Cunhal, van zijn kant, geeft meer een analyse dan een inslaande rede, maar dit bekoelt het enthousiasme van de massa niet. Bij elke ovatie, worden duizenden armen, in één beweging gestrekt, ballen zich duizenden vuisten, in één zelfde woede, en de geestdrift wordt uitzinnig wanneer, bij het einde van de meeting, de tribune de MPLA doet toejuichen, die sinds zoveel jaren de revolutionaire strijd voert in Afrika.

Maandag 18 augustus

Obidos is een dorp dat twee tot drieduizend inwoners telt, en dat door nog volstrekt ongeschonden middeleeuwse wallen van het omliggende platteland geïsoleerd is. Op tachtig kilometers ten noorden van de hoofdstad, maar zo ver van Lissabon. Want het vervoer gaat traag, en de sociologische afstand beklemtoont de geografische. Een wit-schitterend dorpje waar zeven, eveneens gespaard gebleven, kerken zoveel getuigen zijn van ongewijzigde structuren en trouw van de gemoederen. Niets wijst op verandering in deze gemeenschap, die door haar architectuur zelf en de muren erom heen beschermd is tegen elke beroering. Alles blijft er rustig, zelfs de late namiddag wanneer de mannen bij de deur samenkomen om te praten. Politieke slogans ontbreken, of ongeveer. Er is niet gekalkt, of haast niet. Obidos: een dorp zoals wel honderdduizenden andere. Portugese dorpen, waar de revolutie beschouwd wordt als een zaak voor drukke en rumoerige stedelingen.

Maar deze avond, op de oude met kastanjelaars beplante dorpsplaats, zie ik naderende schaduwen, die dan rustig blijven staan maar weldra in beweging komen. Het gesprek is ingezet, en wordt levendig. Men praat luider. Ze staan te ver van mij af, om te horen wat ze zeggen. Maar plots roept iemand: ‘Fascismo!’, waarop het antwoord: ‘Communismo!’. Het debat begint, en de hartstochten laaien op.

Zo min dus als Salazar, zijn de verdovingen en politie er definitief in geslaagd Portugal buiten de revolutionaire woelingen te houden, hebben de vestingen van Obidos het dorp volledig beschermd tegen een groeiende woede, een zich uitbreidende onrust, tegen de vragen die oprijzen, tegen de hoop en de angst die men ‘revolutie’ noemt.