Geschreven: 1970
Bron: Mai nr. 10, februari 1970
Vertaling: Valeer Vantyghem
Oorspronkelijke titel: Antisémitisme et antisionisme – l’impossible amalgame –
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, februari 2009
Laatste bewerking: 13 februari 2009
Verwant: • Wat is zionisme? |
Achter de huidige ‘anti-Israëlische’ gevoelens gaat er meer dan enkel een linkse politieke reflex schuil die haar basis heeft in de strijd tegen het imperialisme. Tegenover een niet aflatende stormloop om de publieke opinie te beïnvloeden is het eerst en vooral de repliek van een kritische geest op een provocatie waarmee men voortdurend wordt geconfronteerd. In 1967 is het westen voortdurend gebombardeerd geweest met granaten die door bekwame kanonniers en met kennis van zaken werden geselecteerd. De strijd die Israël toen voerde is afgeschilderd geweest als het gevecht van een kleine zwakke natie, die, ingesloten en omsingeld door talrijke en machtige vijanden — David tegen Goliath — niets beter wilde dan dat haar recht op bestaan en overleven werd verzekerd.
Al vlug echter is men tot het besef gekomen welke de reële krachtsverhoudingen waren tussen Israël en zijn bondgenoten enerzijds, zijn Arabische vijanden anderzijds en dat die krachtsverhoudingen wel volledig in het voordeel moesten uitvallen van deze moderne staat. Een natie die het niet zo moeilijk moest hebben om zijn al even zwakke als niet erg rijke tegenstanders te verpletteren — niet erg rijk, dus zwak.
De Israëlische staat had het in juni 1967 duidelijk gesteld dat het een preventieve oorlog aan het voeren was nodig om te overleven en te ontsnappen aan elke poging om het in een economische wurggreep te houden — preventief, jawel, men diende maar te kijken naar de titel die op 15 juni 1965 dwars over de voorpagina verschenen was in France Soir, de Franstalige krant met de hoogste oplage ter wereld: ‘Egypte in de aanval’. Welnu, vandaag, en dat sinds twee jaren al, zijn Egypte en Jordanië bereid tot toegevingen, die, in ruil voor het terugtrekken van de Israëlische troepen, niets anders inhouden dan dat de Hebreeuwse staat de facto wordt erkend. Bovendien aanvaarden ze dat Israël over vrije scheepvaart kan genieten (in de golf van Akaba vvt). Vrede echter staat verder af dan ooit: de Israëli willen dat er ‘veilige grenzen’ komen en er is niet langer sprake van een terugkeer naar de territoriale beperking van voor de zesdaagse oorlog. Wat Israël hier in de wacht wilt slepen kan moeilijk bestempeld worden als voor de hand liggend en gerechtvaardigd, dit voor een staat die hartsgrondig verlangt naar dialoog, erkenning en vrede, en verder geen enkele territoriale ambitie zou koesteren.
Daar de publieke opinie aan dit laatste steeds minder geloof ging hechten, moest ze bestookt worden met een ander soort argumenten. In enkele woorden samengevat kwam het hier op neer: het antizionisme is enkel een variante van het antisemitisme; elk verzet tegen Israël is niets anders dan haat tegen de Joden. Nu is het al maanden zo dat dit onophoudelijk wordt herhaald. En Michel Soulié van de radicaal socialistische partij, op zijn beurt maar verklaren: ‘Vandaag durft niemand nog te zeggen dat hij antisemiet is, maar nu is het antizionisme voor rechts en een bepaalde linkerzijde de ideale dekmantel geworden’ [1]. Men zou kunnen zeggen: zijn Michel Soulié en de radicaal socialistische partij het dan wel waard om geciteerd te worden? Rekening houdend met wie ze vertegenwoordigen ... Heel zeker, dat zou kunnen.
Maar, de Nouvel Observateur van Jean Daniël dan ...? Nu al weken vind je er waarschuwingen dat men heel bezorgd is dat de linkerzijde, de oude en de nieuwe, toegevingen doet aan het antisemitisme, en dit omwille van haar oppositie tegen Israël. En jawel, ondanks alles, de Nouvel Observateur is niet de radicaal socialistische partij ... Dit amalgaam van antizionisme en antisemitisme, klaar en duidelijk geformuleerd of onderhuids geopperd, doch systematisch in stand gehouden, dit is een politiek wapen geworden.
Men zou hierbij de schouders kunnen ophalen, wat het in feite verdient. Echter, vandaag is er meer aan de hand, zulk een reactie kan niet langer volstaan. Een klaar en duidelijke standpunt is nodig, onontbeerlijke en gebaseerd op een grondige analyse en kritische benadering. Nu ook op dit terrein is het de taak van de linkerzijde om elke misleiding aan de kaak te stellen.
Haat tegen de Joden mag niet leiden tot haat tegen Israël, dit is een feit. In Duitsland bijvoorbeeld, in sommige extreem rechtse kringen, vertegenwoordigd door de Deutsche Soldatenzeitung en de vroegere condottiere, de SS’er Skaorzeny, heeft de haat voor de Joden geleid tot steun aan de Palestijnse zaak.
In dezelfde zin, maar ogenschijnlijk invers, hebben we Polen, het voorbeeld van een land waar er een politiek wordt gevoerd die — echt of gemeend — heeft geleid van antisemitisme tot antizionisme, doch, in feite enkel diende als bliksemafleider voor een weinig populair regime. Het is echter onze bedoeling om te bewijzen dat als er al een band bestaat tussen antisemitisme en antizionisme, dit eerder de uitzondering is; terwijl zionisme samen met antisemitisme, heel wat frequenter voorkomt en minder op toeval berust. En deze band tussen antisemitisme en zionisme is dubbel: hij is logisch en hij is historisch.
Logisch. Luister maar naar het klassieke antisemitische jargon: het joodse element kan zich niet assimileren, het blijft een vreemd lichaam binnen de naties waar het is binnengedrongen, hoe dan ook een vreemd lichaam, het moet afgezonderd worden en zo mogelijk afgestoten Deze redenering werd meestal op een heel kernachtige manier geformuleerd: ‘de Joden naar hun land’. Wel, zionisten zeggen niks anders.
Als je hen moet geloven dan kan het joodse element zich onmogelijk assimileren, want het antisemitisme is gedoemd om dit verhinderen. Theodor Herzl, de grondlegger van die doctrine, doet helemaal niet geheimzinnig over wat hieromtrent zijn opvattingen zijn: ‘Onder de bevolking wordt het antisemitisme almaar erger, van dag tot dag, van uur tot uur, en het zal blijven aangroeien, omdat de oorzaken blijven bestaan, en die kunnen niet verdwijnen’ [2]. Wat nu de kernachtige formule betreft: ‘De Joden terug naar hun land’, dat is juist het programma van het zionisme: die formule is er de beknopte samenvatting van en geeft goed de globale politiek weer.
Het antisemitisme en het zionisme confronteren ons met een denkwijze die al even antiliberaal als pessimistisch is, beide verenigd in het verzet tegen de democratische ideologie. Deze gelooft immers, zij het soms naïef, dat het mogelijk is om etnische, religieuze ... gemeenschappen dichter bij elkaar te brengen. En het komt er hier minder op aan dit programma te rechtvaardigen of aan te klagen, dan vast te stellen dat het pertinent aanwezig is zowel binnen het zionistische concept als binnen de joodse wijze van denken.
Welnu, de geschiedenis van het zionisme heeft deze logica kracht bijgezet, en dit reeds toen het nog in zijn kinderschoenen stond. ‘Eerlijke antisemieten moeten bij het (zionistische) project betrokken worden, om er een soort volkse controle over uit te oefenen, terwijl ze hun volledige vrijheid behouden, wat voor ons iets heel waardevols is’ [3]. Deze woorden en het rechtvaardigen van een ‘eerlijk’ antisemitisme, waar hij aanspraak maakt op een ‘waardevolle vrijheid’, komen van Herzl zelf.
De grondlegger van het zionisme heeft nooit toegelicht wat hij bedoelde met ‘eerlijke’ antisemieten, maar in feite heeft hij aan die antisemieten een getuigschrift van eerlijkheid meegegeven. En de vrijheid eraan verbonden is voor de Joden allesbehalve waardevol gebleken. Zo heeft hij — tot grote verontwaardiging van de Joden toen, — in 1904 een ontmoeting gehad met Plehve, de minister van binnenlandse zaken van het tsaristische Rusland. Dezelfde minister, die, niet zonder reden, door de Russische Joodse gemeenschap verantwoordelijk werd gesteld voor de verschillende pogroms van Kichinev. Plehve had bovendien aan Herzl beloofd, ‘een morele en materiële steun te verlenen op de dag dat ... sommige praktische maatregelen zouden bijdragen tot de afname van de Joodse bevolking in Rusland’ [4]. Het is niet uitgesloten dat een analoge overweging Lord Balfour heeft geïnspireerd, wiens vermaarde verklaring het zionistische plan verzekerde van de definitieve steun van Groot Brittannië. Hij aarzelde niet om zich in het Lagerhuis te laten verkiezen op basis van een programma dat een wetsvoorstel bevatte dat de immigratie naar Engeland verbood, in het bijzonder de Joodse immigratie.
Deze citaten en feiten, hoe verontrustend ook, kunnen met een minder beklemmend gevoel aanvaard worden, eerder dan hoe de samenwerking is verlopen tussen zionisten en nazi’s. En toch was die toen als het ware vanzelfsprekend. Er werd gecollaboreerd, beurtelings in Duitsland, Oostenrijk en Hongarije. En in de persoon van Eichmann werd er een sterke pleitbezorger gevonden. Die was door het lezen van Herzl tot het zionisme bekeerd geweest. Volgens de getuigenis van de Amerikaanse sociologe Hannah Arendt begon hij de ‘zionistische boodschap te verkondigen binnen de SS’ [5]. Zijn inspanningen waren niet helemaal vruchteloos. Het lukte hem immers om heel wat van zijn kameraden ervan te overtuigen dat de zionisten ‘fatsoenlijke’ Joden waren, want ook zij dachten in ‘nationale’ termen’ [6]. Een recent boek, geschreven door een Israëlische auteur, geeft een waaier van bewijzen van deze samenwerking tussen nazi’s en zionisten, en in het bijzonder van de relatief inschikkelijke houding van de aanhangers van Hitler tegenover de zionisten —, bewijzen die alle in deze richting gaan [7].
Men zou kunnen zeggen, dat zijn toch wel erg extreme voorbeelden. Ongetwijfeld. Het is, dichter bij ons, zowel historisch als geografisch, ene Marc Hillel opgevallen, iemand die moeilijk ervan kan verdacht worden vijandig te staan tegenover de Hebreeuwse staat, die stelt dat er een heimelijke verstandhouding bestaat tussen enerzijds het antisemitisme en anderzijds het zionisme of een zekere sympathie voor Israël. Waar hij het heeft over de gebeurtenissen van 1956, schrijft hij in zijn boek ‘en de meest onverzettelijke antisemieten beginnen zich pro Israël op te stellen, terwijl ze verder hun eigen Joden blijven verfoeien’ [8]. En wat betreft de pro Israëlische optochten te Parijs van juni 1967: ‘men stelde de aanwezigheid vast van extreem rechtse antisemieten die traditioneel opstappen in betogingen ten voordele van Israël’ [9]. Niemand weet of antisemieten als Xavier Vallat, vroegere commissaris voor Joodse zaken onder het regime van Vichy, die in 1967 uitriep: ‘Vive Israël. Mort aux Youpins, wel erg talrijk zijn. Doch Vallat zal wel de enige zijn die hoopt dat de Joden goed gedijen in het ‘land dat van hen is’. Dit heeft het immense voordeel dat de landen waar de Joden zich hebben gevestigd van hen verlost zijn.
En wat Frankrijk in het bijzonder betreft; kunnen we dan niet ontkennen dat de sympathie voor Israël sinds lange tijd wordt gedreven door haatgevoelens jegens de Arabieren. Men wil de nederlaag in Algerije gewroken zien; en dit ten koste van Nasser en zijn bondgenoten. Dit gaat zo ver dat de aanhangers van Algérie française vurige bewonderaars geworden zijn van de Israëlische viriliteit. Tixier-Vignancour is een van hen.
Tegenover de logische en historische band tussen het anti-Joodse racisme en de sympathie voor Israël moeten we deze andere feitelijke overweging stellen: de geschiedenis van het zionisme is tevens lange strijd de geschiedenis geweest van een strijd die door de Joodse organisaties werd gevoerd tegen deze ideologie. De antizionistische Joden waren in grote getale afkomstig uit religieuze middens. Daar gaven ze aan de terugkeer van de Joden naar het ‘Beloofde Land’ enkel een spirituele betekenis, en in socialistische kringen wilde men Joodse en niet Joodse arbeiders verenigen in de strijd tegen het kapitalisme dat men verantwoordelijk achtte voor het antisemitisme.
Hier kunnen we nog een lange lijst van Joodse en niet Joodse personaliteiten aan toevoegen, mensen die moeilijk kunnen verdacht worden van antisemitisme. Zij hebben een lange strijd gevoerd tegen het racisme en voeren die nog. Het zijn resolute tegenstanders van het zionisme en de staat Israël. De lijst is eindeloos met namen als Bertrand Russel, Isaac Deutscher, Erich Fromm, Mehdi Ben Barka, Rudi Dutschke, Elrdige Cleaver, enz. En het gaat trouwens niet enkel om personaliteiten, maar ook om bewegingen en stromingen binnen de publieke opinie. De Duitse radicale studenten van de SDS zijn de meest verbeten strijders tegen de naweeën van het nazisme, maar ook tegen de staat Israël. Het zijn de formaties en ‘splintergroepen’ van uiterst links die zich in Frankrijk het hevigst verzetten tegen iedere liefde voor Israël. Onlangs nog schreef P. Viansson-Ponté in Le Monde dat de liefde voor Israël vooral een zaak is van het Franse ‘establishment’ [10]. Welnu, diezelfde formaties en ‘splintergroepen’ kunnen moeilijk beschuldigd worden van grote inschikkelijkheid voor het racisme in het algemeen en voor het anti judaïsme in het bijzonder.
Hierop kan men de repliek geven: Israël aanvallen is de Joden aanvallen. Immers, de overgrote meerderheid van de Joden is zeer gehecht aan de zionistische staat.
Een dergelijk argument kan de antizionistische linkerzijde niet onbeantwoord laten, moet aangeven welke de reden is waarom ze zich tegen het zionisme verzet. Het zionisme berokkent schade aan de Arabieren, maar ook aan de Joden. Het eerste hoeft geen toelichting. Wat de Palestijnen overkomen is toen het zionisme zich in Palestina vestigde en toen ze van hun gronden werden verdreven, toont voldoende hoe juist deze stelling is. Maar het is nog belangrijker het volgende klaar en duidelijk te stellen: kritiek hebben op het zionisme en vervolgende dit zionisme verwerpen, betekent niet, dat we de Joden vijandig gezind zijn, integendeel, we doen dit omdat we elke vorm van racisme verwerpen, of dit nu gericht is tegen de Arabieren, tegen de Joden of tegen welke nationale of etnische minderheid ook.
Onze kritiek op het zionisme is dubbel: op het vlak van de principes en op het vlak van de concrete omstandigheden. Van de principes, omdat het racistische element, ook al is het niet evident, of wordt het niet meteen door iedereen opgemerkt, niettemin binnen het zionisme aanwezig is. We hebben het al gezegd, het zionisme benadrukt sterk dat er aan het antisemitisme niet te ontsnappen valt. Dit is hun axioma. Daar de Joden altijd en overal aan vervolging bloot staan, roepen de zionisten hen op om naar Palestina terug te keren, dit kan gebeuren met of zonder (in dit geval zonder) de goedkeuring van de plaatselijke bevolking. Uit zelfverdediging, zou men dan zeggen. Maar, welk redelijk mens durft te beweren dat, de enige oplossing voor de talrijke problemen die ontstaan wanneer verscheidene etnische, religieuze, of nationale gemeenschappen op een zelfde territorium samenleven, enkel mogelijk is als deze gemeenschappen het land verlaten? Welnu, dit is de ‘zionistische oplossing’. Dit zou dan in de praktijk betekenen dat Ierse, Spaanse, neger minderheden enz. ... zouden moeten uitwijken, alsof het racisme enkel in de wortel kan uitgeroeid worden wanneer er immense migratiegolven op gang zouden komen die negers, Ieren, Spanjaarden en Joden ‘bij hen’ terugbrengen. Aan de Joden heeft het zionisme niets anders voor te stellen. Dit valt niet goed te praten.
Doch, is dit enkel maar een antwoord (dat overigens niet ter zake doet) op een fysisch gevaar of een dreigende vervolging?
Neen, het zionisme is meer dan dat. Heeft Golda Meïr, toen ze onlangs een groep Amerikaanse Joden toesprak dan niet verklaard dat ‘enkel een emigratie naar Israël de Joden van de assimilatie kan redden’ [11]? Het gevaar dat het zionisme geacht wordt te bestrijden, is niet langer dat de Joden worden geplunderd, gediscrimineerd of vernietigd, maar dat ze zich zouden ‘assimileren’ in de schoot van andere naties. Het ware nuttig indien we hier even zouden toelichten wat ‘assimilatie’ dan wel betekent. En als men nu eenmaal een gedwongen assimilatie afkeurt of uitsluit, dan kan het nog enkel gaan om de harmonieuze integratie van een gemeenschap binnen de bevolking rondom haar. Een te meer botsen we op de analogie van de taal die de zionisten en de antisemieten spreken: de assimilatie van de Joden dient verworpen, is onmogelijk en verderfelijk, het specifieke karakter in stand houden is zulk een dringende eis dat het de emigratie rechtvaardigt.
Heel zeker, het zionisme en het nazisme hebben niks met elkaar gemeen. Leugenachtige en dus schadelijke formules moeten verworpen worden, als zou Israël een fascistische staat zijn en haar politiek die van Hitler. En toch is het zo dat in zekere zin het zionisme heel wat heeft overgenomen van het antisemitisme. Dit laatste zorgde ervoor dat de Joden gingen uitwijken of dat ze op zichzelf terugplooiden. Het zionisme werkt in dezelfde zin en haar politiek brengt de Joden in gevaar. Het wil hen ervan overtuigen dat ze niet enkel inwoners zijn van de landen waar ze zich hebben gevestigd maar ook staatsburgers van Israël, dat ze aan deze staat verbonden zijn door een burgerplicht en een blinde trouw. En zij die aan deze plicht verzaken en de trouw verwerpen worden beschouwd als de verraders van hun volk.
Zolang er geen belangrijk geschil uitbreekt tussen Israël en deze of gene staat waar er Joden wonen, lijkt deze trouw niets anders dan iets sentimenteels, niet zo belangrijk. Echter wanneer er door de internationale situatie spanningen ontstaan tussen Israël en andere landen, of er een conflict uitbreekt, dan houdt het probleem op louter affectief te zijn. Het wordt politiek. Dit kon men vaststellen toen de opperrabbijn in Frankrijk openlijk stelling koos tegen zijn land en regering toen Frankrijk het opnam tegen Israël, dat zijn land niet is. Een reeks Joodse organisaties doen dan hetzelfde, en dit heeft niks te maken met welk internationalisme dan ook, maar glijdt af naar een onvoorwaardelijke afhankelijkheid aan een vreemde staat.
De antisemieten hebben altijd beweerd dat de Joden zich nooit hebben willen integreren in de landen waar ze woonden. En, onder invloed van een systematisch gevoerde campagne, leent een groot aantal Joden zich tot een politiek manoeuvre: het lijkt wel dat ze burgers geworden zijn van een staat die in het buitenland ligt. Begrijpen ze dan niet dat het antisemitisme gretig gebruik zal maken van zulk een dubbelzinnige en ongezonde situatie? Maar zoals de toestand er bij ons voor staat is dit gevaar niet echt brandend actueel.
Voor de overgrote meerderheid van de Fransen en de Belgen lijkt Israël, bewust of onbewust, de vergelding van de blanke man en van de Europeaan op de trots van de gekleurde man. Daarom is Israël populair.
In zulke omstandigheden is de taak van de linkerzijde dubbel: in de eerste plaats de ware toedracht duidelijk maken, zo de echte rol van de staat Israël belichten en de verdediging opnemen van de volkeren die het slachtoffer zijn van haar politiek. Maar tevens heeft antiracistisch links de plicht erop te wijzen dat eenmaal er binnen de publieke opinie een ommekeer heeft plaats gevonden, de huidige sympathie voor Israël wel eens snel zou kunnen verdwijnen (tevens daar deze sympathie op geen enkele serieuze basis berust). In de plaats zou er dan een afkeer en een vijandige houding kunnen komen die niet de Hebreeuwse staat als doelwit zou hebben, doch eerder de Joodse gemeenschappen, die er kritiekloos en slaafs aan verbonden zijn. Hier loert er een gevaar dat we hoe dan ook moeten bestrijden: het antisemitisme dat weer de kop opsteekt.
Neen, de antizionisten zijn geen antisemieten. Het amalgaam dat men ons wil aanwrijven, ons meer en meer wil opdringen, berust op geen enkele serieuze analyse. Het is niets anders dan een soort morele en intellectuele chantage. Wil men dan verhinderen dat elkeen die de misdadige, stompzinnige Jodenhaat veroordeelt, ook het Israëlisch-Arabische dossier zou gaan openen en het met een minimum aan objectiviteit zou gaan onderzoeken? Er ligt binnen de argumentatie die hieromtrent wordt gebruikt teveel kwade wil opdat men zulk een veronderstelling meteen zou kunnen verwerpen.
_______________
[1] Le Monde, 23-1-1970.
[2] T. Herzl, L’Etat Juif, éd. Lipschitz, Parijs, 1926, p. 84. Door ons onderlijnd.
[3] Ibid., p. 137.
[4] M. Bernfeld, Le sionisme. Etude de droit international public; Parijs, Jouve, 1920, p. 399.
[5] H. Arendt, Eichmann à Jérusalem ; Parijs, Gallimard, 1963, p. 52.
[6] Ibid., p. 73.
[7] E. Ben-Elessar, La diplomatie du IIIe Reich et le Juifs (1933-1939), Parijs, Julliard, 1966.
[8] M. Hillel, Israël en danger de paix ; Parijs, Fayard, 1988, p. 43.
[9] Ibid., p. 271.
[10] Le Monde.
[11] Israël aujourd’hui, 21-1-1970.