Geschreven: 1985
Bron: Ik wens een vakbond met één hart, uitgave van het: Cultureel Front Vlaanderen en de Volkstoneelgroep Barst
Deze versie: spelling en aanpassen van enkele woorden, volkse taal en schrijfwijze van namen is behouden
Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, december 2007
Ook nog: Jan Cap: In naam van mijn klasse - Het levensverhaal van een veldwerker
Zoals gewoonlijk de laatste werkdag van het oude jaar bezoeken vele zaatmannen enkele cafés te Temse. Ze hebben er behoefte aan eens gezellig te praten onder elkaar. Zo komt Sjarel [Sjarel = Karel Heirbaut zelf] terecht in het café bij ‘Pepermans’. Het zit er stampvol. Rudy, een jonge vent met zwart krulhaar komt binnen, schuift onmiddellijk bij rond zijn tafeltje en beiden belanden in een diepgaand gesprek. Rudy is nu hoofddélégué van het rode syndicaat op de Boelwerf, heeft José De Staele opgevolgd, die vermoeid is van de vele jaren syndicale strijd op de scheepswerf. Hij heeft de vlag overgegeven aan de jongeren!
Rudy woont in het kleine Scheldedorp Steendorp (Temse), hij spreekt met vuur over zijn socialisten, de eenvoudige mensen, die werken in de nog resterende steenbakkerijen, die draaien op een zeer laag pitje. Vele dorpelingen trekken dan ook op naar Antwerpen, de havenstad, om daar hun boterham te verdienen. Op de kleine binnenscheepswerven is het zeker niet zonnig: weinig werk of geen! De mensen uit de streek werken vooral op de twee grote scheepswerven langs de Schelde, ofwel bij Cockerill Yards te Hoboken (Antwerpen), ofwel op de Boelwerf te Temse in het Waasland. In de Scheldedorpen zijn dan ook lange rijen werklozen.
Met liefde spreekt Rudy die avond over zijn klein volkshuis, over de harmonie waarin hij de trommelaars les geeft, over de turnkring en natuurlijk over zijn partij, over dochterke Anastasia en vrouw. Wanneer Jan Cap, de hoofddélégué van de katholieke, de groene vakbond binnenkomt, met een ploeg scheepsbouwers, verhoogt de stemming in ’t café. Het gesprek loopt van zwart over grijs naar lichte, helle kleuren. Jan Cap is overtuigd: ‘Het jaar 1981 wordt een zwaar jaar! De inleveringsdans is ingezet door regering en patronaat, ze draaien op volle toeren, de werkers zullen de crisis betalen, terwijl de rijken hun zakken vullen!’ Rond de toog en de tafels knikken de mannen bevestigend. Jan moet nooit naar zijn woorden zoeken. Hij is het vertrouwde beeld bij de zaatmannen, krijgt bij iedere sociale verkiezingen op de scheepswerf een groot aantal voorkeurstemmen, zowel van rode als groene gesyndikeerde scheepsbouwers.
Eerst is Jan als délégué begonnen met Kamiel Verhaege als hoofddélégué van het ABVV, in een periode dat sommige militanten, hetzij rood of groen, elkaar konden verslinden met haar en huid! Jan en Kamiel hebben gewerkt aan een samenwerkingsbrug. Kamiel ging met pensioen en José De Staele, de lasser en volkszanger, stapte nu op met Jan Cap. Ze vormden een ideale tandem van vriend- en kameraadschap. Zij trachtten elk onderscheid tussen kleurensyndicaten weg te werken, organiseerden een reeks algemene vergaderingen voor de scheepsbouwers, om de gemeenschappelijke problemen te bespreken. José heeft iets te vroeg afgehaakt, ’t werd hem te zwaar!
Nu staat Jan Cap daar met de jonge Rudy Van Vlierberghe, tussen beiden klikt het goed, blijkbaar hebben ze elkaar gevonden. Het is geen verhouding leraar-leerling, maar Jan heeft ervaring en gezag bij de militanten en scheepsbouwers, dat wel! Wanneer de cafébaas nieuwe pintjes laat aanrukken, zet Jan ’n stap vooruit: ‘Rudy, ik kan me van de indruk niet ontdoen, wij zullen elkaar moeten vasthouden!!! Het zal niet alleen de regering en het patronaat zijn dat toeslaat, maar pas vooral op voor die vakbondsmannen uit Brussel en Antwerpen. Wees er van overtuigd dat ze niet graag zien dat we samen aan één koord trekken! Ze zijn het niet vergeten, hoe we samen Intergarde, de privépolitie van de scheepswerf hebben verjaagd. Eén jaar later, in 1977, de lock-out: de baas zette ons toen met 2000 man op straat; we hadden het productieproces totaal ontregeld! Savijs heeft toen gezworen de syndicale macht te breken, de Boelbaas heeft ons, elf syndicale délégués, voor de rechtbank van Dendermonde gesleurd, omdat wij ons hadden verzet tegen de onderaannemer Electro power, die zes kuisvrouwen bracht op 6 fr. onder de gangbare lonen van de scheepswerf!’ Jan Cap lacht: ‘ Rudy! Kom, mannen, we zullen ons vel duur verkopen!’ Niets anders dan lachende gezichten rond Jan. Zij zullen zich niet laten doen!
Boelbaas Savijs zetelt in de kille mastodont villa. Achter hem staat een totaal onbekende met bokkepoten en verbrande huid. Brave Neelen, de rechterhand van mijnheer Savijs, draagt vandaag ’n vlassenbaard; de productiejager, Luiten, flikflooit met madam Savijs, in de volksmond ‘snijboontje’. Ze is verslingerd op stripverhalen, en leest nu ‘Nero op zoek achter een wasmand’. Mijnheer Savijs opent de informele vergadering: ‘Heren, hoewel het jaarlijkse carnaval in aantocht is, heeft het noodlot het anders gewild. Een grote leemte..., het dodelijk ongeval van Dom Jan Damme met zijn sportvliegtuig is een streep door onze rekening! Hij zou er in geslaagd zijn de ‘Standaard’ en ‘Het Nieuwsblad’ volledig naar onze hand te zetten! Ik ben zo vrij mijn nieuwe raadgever, Satani, voor te stellen.’ Satani is niet meer dan een tipgever! De schim treedt naar voor en een onuitstaanbare geur vult nu de ballroom! ‘Heren, het wordt hoog tijd dat ge uw achterstand inhaalt, neem voorsprong! Carnaval vieren is wel interessant, doch de inleveringssfeer aanmoedigen is doeltreffender! Wanneer gaat de Boeldirectie de ballast overboord werpen? Waarom worden er geen arbeiders en bedienden afgedankt! Dat brengt alleen maar voordeel op! Ge zult zien dat dit een plotselinge verandering zal meebrengen. In de Scheldevallei zullen angst en schrik wolken drijven en eens dit klimaat geschapen, zal de productie de hoogte in springen! Boelbazen, met deze afdanking kunt gij de regering chanteren. Japan blijft de grote slokkop, neemt 50 % van de wereldproductie voor zich; overal rijzen nieuwe scheepswerven uit de grond, terwijl deze van West-Europa moeten vechten om boven water te blijven... Heren, als raadgever zeg ik u wanneer gaat gij hier op de Boelwerf het onkruid uitrukken met alle wortels, die krachtmeeting met de syndicale militanten kan niet uitgesteld worden! Het klimaat is vrij gunstig, wij hebben ’n grote troef in onze handen, in de regering nestelt de rode pianist, Willy Klaas als minister van economische zaken. Deze sukkel beweert een recept te hebben om de crisis op te lossen, door 10 % van het loon in te leveren, alleen de actieve fabriekskernen moeten behouden blijven... Heren, waarop wachten jullie! De industriële kasteelheren krijgen geschenken op de rug van magere mensen zonder centen!’
Boelbaas Savijs springt recht, omhelst Satani sensueel! ‘Heren, ons uur is nabij! Brave Neelen streelt zijn vlassenbaard van vreugde, madam snijboontje kijkt spinnijdig naar hare Flip : ‘Ik wil dit jaar carnaval vieren! Hoe kan ik anders in contact komen met het gesukkel uit de vallei, wat Satani vertelt is oud vuil!’ De productiejager Luiten ziet Neelen in het midden van de ballroom staan: ‘Mijnheer Savijs, brave Neelen, Satani vergeet één ding: die syndicale militanten zijn geen snotapen! Wij hebben gezworen ze te vervolgen in alle mogelijke gerechtszalen van het land maar als directie moeten we onze aanklachten beter leren formuleren tot ze waterdicht zijn!’
Savijs sluit de samenkomst af: ‘Heren, morgen 10 januari 1981 zal de radio om het uur ons nieuw aanvalsplan meedelen, 10 % mensen moeten ingeleverd worden, de regering gechanteerd voor nieuwe opdrachten.’ Alles gebeurt zoals gepland en te voorzien is, wanneer machtigen toeslaan via radio en tv. Vrouwen stormen naar buiten alsof ze allemaal tegelijkertijd bij de bakker of de beenhouwer moeten zijn. Op de scheepswerf is de commentaar in de kleedkamer zeer levendig, de twee hoofddélégués moeten honderden vragen inkasseren. Het bombardement over de radio duurt twee dagen.
De zaatmannen blijven boos reageren op die aanval! ‘Die smeerlappen willen ons bang maken! Dat is hier een echt concentratiekamp, bij de minste verkeerde scheet zijn de meestergasten erbij om ons een kwartier loon af te trekken, ’n gehele dag kijken die rode overals op onze poten!!! Op de radioberichten antwoordt Jan Cap: ‘Volgens de afgesloten cao-Waasland tussen patroon en vakbond kan hij niemand afdanken, ofwel is dat akkoord een schotelvod!’
Daarover zijn alle zaatmannen het eens, de scheepswerf is nooit een koekjesfabriek geweest, maar nu loopt het de spuigaten uit. De vroegere personeelschef, Jean Bierbroek, dat was ’n mens, daarom werd hij na de staking van 1971 afgezet, de oorzaak van het conflict werd in zijn schoenen geschoven. Gelukkig was hij lid van de familie, of hij vloog met zijn klikken en klakken op straat. De Boeldirectie plaatste hem in Burcht om daar toe te kijken, hoe ze oude schepen tot schroot branden! Na zijn dood werd hetzelfde geflikt met zijn opvolger Collin, met hem kon je tot een vergelijk komen in de onderhandelingen mits argumenten; op de scheepswerf werd hij, tot op zekere hoogte, door de scheepsbouwers gewaardeerd maar ook Collin belandde op het schroot in Burcht!
De Boeldirectie wenst een harde koers te varen, ze hebben in het smalgangsken van de personeelsdienst iemand nodig met een harde vuist, een marionet die naar de pijpen danst van de Boelbazen. Hun ogen vallen op kolonel Uilbrechts. Na zijn aanstelling begint men in de personeelsdienst volop carrière te kweken: sociologen, psychologen, advocaten, coördinatoren, controleurs, enz... Zij moeten de bevelen verwerken en de verstandhouding met het personeel bevorderen! Wel een probleem vermits al die carrièremakers nooit een schip gezien hebben aan de binnenkant!
Kolonel Uilbrechts stuurt meestergasten en brigadiers naar het front, op de schepen en werkhuizen. Zij moeten de bevelen van de heren uit de glazenkast uitvoeren, carrièremakers, die in het gevlei van de bazen willen komen, zetten hier en daar zelfs wel een zwart bloemeken bij! De kolonel stelt twee personeelscoördinatoren aan, die binnen afzienbare tijd de job van de twee hoofddélégués kunnen overnemen. Wanneer Jan en Rudy met de problemen van de zaatmannen terecht komen op de personeelsdienst, zorgt de personeelschef er wel voor dat er nooit een oplossing komt. Wanneer de kolonel geen uitweg ziet, omdat het zwart op wit staat in akkoorden, laat hij de oplossing aanslepen tot vervelens toe. De twee hoofddélégués zijn verplicht tegen de mannen te zeggen: ‘Het is niet opgelost! Hij zal het onderzoeken!’ Wanneer dit regelmatig gebeurt, komt natuurlijk de reactie: ‘Wat loopt ge hier te doen als délégué!’ Jan Cap zegt daarop zelfzeker: ‘De bom zal wel eens ontploffen! Laat ze maar doen!’
Ondertussen moeten de hoofddélégués hun beste beentjes voorzetten om de drie plaatselijke vakbondssecretarissen op te stellen tegenover het aanvalsplan van de Boeldirectie. Het kost liters water en bloed vooraleer zij het standpunt van de syndicale delegatie bijtreden. Zoals de gewoonte is, zal de algemene vergadering van de scheepsbouwers over het actieplan beslissen... Vandaag is de sfeer in de zaal bijzonder gespannen: 2580 werkers voelen immers dat er afdankingen in de lucht hangen! Jan Cap brengt het actieplan naar voor: ‘Kameraden, om de directie te laten zien dat we het menen wanneer we zeggen de beschikbare arbeid te verdelen onder elkaar, zullen we voortaan alle vrijdagen een dag staken. Zo is het dan onnodig dat afdankingen worden doorgevoerd. Indien de directie dit toch zou doen, dan gaan we over tot actie vooraleer de namen van de afgedankten bekend zijn, anders komt er verdeeldheid in ons midden. Wij hebben besloten geen loon in te leveren, omdat wij dat geld nodig hebben om te winkelen, terwijl de Boelbazen erin zwemmen! Kameraden, zoals gewoonlijk, de ‘open micro’ wacht op u!’
Naast Jan en Rudy zitten de drie vakbonders, Groene van den Bussen met zijn zware klokstem, dicht bij hem blauwe Kasiers en rode Strooibants, die zich bekeerd heeft tot het strijdsyndicalisme en soms rode barikado genoemd wordt. De drie syndicale vakbondsleiders hebben gesproken in de richting van Jan Cap. De zaatmannen keuren het actieplan goed met 83 %. Het zit er in geklopt met de mannen. ‘De Boelbaas Savijs veegt zijn voeten aan de overeenkomst van cao die werkzekerheid inhoudt. Het is een aanval van het metaalbazensyndicaat ‘Fabrimetal’ tegenover de syndicale macht der scheepsbouwers. Mijnheer Savijs is een vieze jongen die misbruik maakt van zijn voorzitterszetel in Fabrimetal!’ Deze gedachten zitten diep in de hoofden!
In de Scheldevallei is de spanning ondraaglijk, de mensen worden ongenadig door elkaar geslingerd. Zal de regering een oplossing vinden? Zullen er bestellingen komen? Op de scheepswerf lopen zowel bedienden, meestergasten, brigadiers als arbeiders stijf van de schrik, in alle afdelingen zal het kaf van het koren worden gescheiden, 10 % zullen zonder pardon door de mazen van het net vallen, allen voelen zich bedreigd. Iedereen weet dat von Himler, de sociale bemiddelaar, op bezoek is. Wat spookt die uit in de glazenkast op de vijfe verdieping? Boelbaas Savijs blijft even kil: ‘Al keurt de regering het scheepsdossier goed, de afdankingen gaan door!’
’t Is vandaag 1 april 1981. De kaderleden houden een persconferentie in salon ‘Bogaert’ te Temse, met de zegen van de allerhoogste Boelbaas Flip en brave Neelen. Daar kan toch niets mislopen, alles is netjes geregeld met de kaderleden, die krokodillen op scheven poten! Madam Roddelkontje, schrijfster in het fabrieksblad de ‘Zaat’ zal het verslag neerpennen en haar pen natuurlijk regelmatig doppen in de inktpot van mijnheer Savijs. Op de perskonferentie is er weinig pers, wel een overvriendelijke baas en ook de twee Wase weekbladen die zich recht houden door reclame, namelijk ‘De Voorpost’ en ‘Het Vrije Waasland’, zij leggen nu graag hun oren wijd open!
Alcapone, de voorzitter van de kaderleden, spreekt zonder schaamtegevoel: ‘Heren, wanneer wij onze scheepswerf kunnen redden door 3 % loon in te leveren, wie zou dit durven weigeren, terwijl minister Klaas, de rode pianist, propaganda maakt om 10 % loon in te leveren? Als kaderleden verdienen we 80.000 fr of soms meer per maand, zonder natuurlijk te spreken van onze cumuls, als lesgeven in de patronale seminaries, verzekeringsagent of boekhouder spelen in het zwart. Onze soort, dit mag gezegd worden onder vrienden, vangt vis op vele putten! 3 % inleveren is geen speld van ons mouw en willen wij onze scheepswerf niet kelderen, dan zijn de geplande afdankingen noodzakelijk. Ik hoop, wanneer ik zó spreek, op een wederdienst van mijn patroon... Heren, laat ons het voorbeeld geven!’
De sfeer op de scheepswerf is verpest! Alle dagen nemen de spanningen toe. Na de dagploeg controleren de délégués het schip ‘Coral Temse’ om eventueel overwerk te verhinderen, zoals is beslist op de algemene vergadering. Na de controle verlaten de militanten het schip en door een onbekende oorzaak valt de elektriciteit uit. Vanuit een schuilhoek volgt de productiejager de verrichtingen, hij ontvangt plots een geheimzinnig telefoontje: ‘Mijnheer Luiten, er is sabotage gepleegd op het schip met bouwnummer 1505!’ Luiten vliegt met een helikopter zonder schroef, die nog niet ingeleverd is, naar het politiebureau. Hij formuleert een zeer ‘gegronde’ aanklacht tegen twee leden van de ondernemingsraad. Deze worden onmiddellijk ontboden op het politiekantoor voor een verhoor. Zoiets is wel goed om de soep te doen overkoken. Madam Roddelkontje doet er een schepje bij in de ‘Zaat’, schrijft over een sabotagedaad en geeft de militanten een veeg uit de pan. Zij pent natuurlijk geen woord over de klacht van Luiten bij de politie!
Op 17 maart 1981 organiseren de arbeidersafgevaardigden een aanval naar de directie toe! ‘Heren, in de ‘Zaat’ staan bewuste leugens geschreven, dit kunnen we niet aanvaarden, want dit fabrieksblad komt in 3.000 gezinnen. De productiechef beweert dat hij niets heeft gezien! Waarom heeft hij dan een klacht neergelegd tegen ons! Deze moet onmiddellijk worden ingetrokken! Wij eisen een rechtzetting in het fabrieksblad.’ Vader Neelen, de voorzitter van de raad, denkt na. ‘Hoe moet ik nu schipperen! Ik kan toch Luiten niet in zijn hemd zetten! Er is een afspraak tussen ons: het minste vergrijp moet doorgegeven worden aan politie of rijkswacht!’ Het is de productieleider zelf die, met zijn gladde tong, brave Neelen uit zijn moeilijkheden helpt. ‘Voorzitter, ik heb de leden van de raad niet beschuldigd, ze zijn alleen opgeroepen om het onderzoek te bevorderen!’ Daarop reageert Albert, rood tot in zijn nek: ‘Mijnheer Luiten, ik kan ook lezen wat in de ‘Zaat’ is geschreven, daarvoor moet ik geen bril dragen!’ Brave Neelen heft zedig de ogen ten hemel. ‘Heren, we zitten allemaal op dezelfde golflengte, de saboteurs moeten worden gestraft, deze klacht is overbodig, misschien mag deze wel worden ingetrokken!’ De Boelbazen hebben nu wel een blauwtje opgelopen. De zwarte schim Satani wacht buiten in de gang op Luiten, hij is zwart van gramschap. ‘Ha, productiejager, lomperik, waarom hebt gij die aanklacht ook maar neergelegd! Waarom geen slachtoffer gezocht uit de duizenden scheepsbouwers!’
De personeelsdienst draait op volle toeren, de carrièremakers schrijven aangetekende brieven naar de zaatmannen thuis, op bevel van Kolonel Uilbrechts. Deze veertig aangetekende brieven veroorzaken pijnlijke en woeste reacties bij de lezers thuis.
- Frans Vlegers werkt onvoldoende, bovendien volgt hij de richtlijnen niet op van zijn onmiddellijke oversten; bij de volgende overtreding zullen we niet langer beroep doen op hem!
- Mijnheer De Vos, wij zullen niet meer dulden dat ge te laat komt op het werk... laatste verwittiging! enz...
De ontvangers van deze brieven lopen met hun armen in de lucht tot bij Jan en Rudy, die onmiddellijk deze praktijken veroordelen. De scheepsbouwers uit de afdeling aanbouw vooral eisen een algemene vergadering!
De stellingmaker, Patrick, neemt het woord voor de ‘open micro’, 2000 zaatbonkers luisteren gespannen: ‘Kameraden, ’t is al zeer erg wanneer ’n baas eigenhandig honderden mensen mag afdanken, terwijl er nergens werk te vinden is, wij hebben beslist daartegen te vechten. Vandaag stellen we vast dat de personeelschef aangetekende brieven naar huis stuurt! Besef elk welke drama’s zich afspelen in die gezinnen, op deze wijze jagen zij de mensen de schrik op het lijf, onvermijdelijk geraken zij in paniek!!! Dat gaat té ver! Hij wenst ons te raken tot in ons privéleven, tot achter onze stoof! Dit om de productie op te drijven!...’ Patrick ontvangt een geweldig applaus, hij heeft roos geschoten!
Sjarel, de blonde man, neemt nu het woord. ‘Kameraden, de Kolonel wil ons controleren tot in ons bed! Als mensen kunnen we zó iets niet dulden! Waarom trekken we niet naar de personeelsdienst, de konijnenstal moet daar dringend uitgemest worden, laat ons de strafdossiers door de ramen smijten!...’ In de zaal is een lichte vertwijfeling, de syndicale délégués aarzelen nog meer. Groene van den Bussen zwijgt, rode Strooibants is muisstil, van achter de ‘open micro’ komt een aarzelende oproep voor een mars naar de personeelsdienst, de afdankingssfeer over de scheepswerf verlamt velen, slechts 500 zaatmannen stappen mee op!
Wanneer de personeelschef op de trappen voor zijn heiligdom verschijnt, roepen de betogers op de eerste rij: ‘Sieg Heil! Sieg Heil! Gestapo!’ Wies, ’n kapper van beroep, door allen gekend, vliegt als een katapult naar de personeelschef: ‘Smeerlap, waarom stuurt gij die brieven naar mijn vrouw? Gij weet goed genoeg dat ik niet kan lezen of schrijven, gij wilt ruzie stoken in mijn kot, klootzak!’ Wies is zo wit als een lijk. Sjarel stapt in de richting van de kolonel, die gestapo, en kijkt hem diep in de ogen: ‘Nietsnut! Weerloze mensen de schrik op het lijf jagen, dat is gemakkelijk!’ Onweerstaanbaar zoeken de handen van Sjarel een weg naar de plastron van de personeelschef. Een paar snokken net zoals aan een klokzeel en de brievenschrijver daalt automatisch een paar trappen naar beneden en vlucht dan als een hazewind de konijnengang in. De drie vakbondsproceduredansers loeren als verschrikte katten van achter de koffieautomaat, ze wensen in geen geval hun handen te verbranden! De syndicale délégués doen geen oproep om de strafdossiers door de ramen te zwieren, te weinig scheepsbouwers doen mee aan de actie!
’s Anderendaags moet Sjarel naar de personeelschef komen, alleman op de werf is er rotsvast van overtuigd. ‘Nu is hij afgedankt!’ Sjarel komt binnen in het bureel van de personeelschef, rode Strooibants is daar ook aanwezig. De kolonel is precies een standbeeld achter zijn bureau, voor hem ligt een groene map, in ’t midden een wit papier en daarnaast een pen: ‘Gij zult dit tekenen, gij hebt op mij geweld gepleegd, mijn hemd is gescheurd, indien ge niet tekent, laat ik je vervolgen!’ Sjarel beziet hem en daarna de pen. ‘Ik heb geen geweld gepleegd, maar gij wel, op weerloze mensen!’ Beiden blijven op hun standpunt staan. De kolonel heeft blijkbaar tijd maar weldra zal zijn uur definitief slaan!
Alle werkers in het land volgen met een zwaar gemoed de radio en tv-berichten. Op 2 april valt minister Martens V onder het bankierskruis, zijn regering wordt opgerold, hij loopt met gezwollen knieën rond! De geldhandelaars goochelen vlug wat uit de oude hoed, ’n nieuwe opvolger, het CVP-wonderkind Markus Eyskens, is hij soms niet de zoon van vader Gaston, die in de geschiedenisboeken zal worden bezongen als de grote weldoener van bankiers en patronaat?! Door deze regeringsval verkeren de socialisten 24 uren in paniekstemming, hoelang moeten zij met hun blote kont op de ijzige straatstenen blijven zitten? Goddank geven de bankiers vlug hun zegen, tot grote vreugde van minister der werklozen De Wolf. Hij mag zich opnieuw nestelen in de nog warme ministerszetel. De Wolf is een werklozenhater, daarom laat hij op 24/12/80 een koninklijk besluit goedkeuren. ‘Ik verklaar de oorlog aan de langdurige werklozen en aan de schoolverlaters die voortaan 150 dagen moeten wachten vooraleer ze één frank werklozensteun trekken! Vooral de inkomens van alleenstaanden zal ik verminderen. De jacht op de werklozen is volledig open, ook buiten het jachtseizoen! De vakbondpottekijkers worden uit de werklozensanctiecommissie gezet!’ Natuurlijk wordt dit alles niet in dank afgenomen door de rode nationale vakbond, doch zij voelen de grond van onder hun voeten wegzakken. Want de groene nationale vakbonder Jef Houtenhuis zingt een ander lied: ‘Ja, maar! Neen, maar! Ja... liever praten met de bazen dan te klagen!’ In een verdeeld huis, met gesloten deuren voor elkaar, is het nooit plezant om wonen!
Ondertussen gaat het leven verder. Von Himler, samen met de Boelbazen en de vakbonders doen wel degelijk werk op de Boelwerf. Zonder medeweten van de scheepsbouwers is er bijna een akkoord, goed voor een inlevering van 140 miljoen. Groene van den Bussen is het verst gevorderd in de inleveringsstatistieken, hij volgt een snelcursus bij de oude missiepaters. Von Himler, de sociale onderhandelaar, marchandeert over het aantal afdankingen, de Boelbazen zijn bereid om deze te halveren. Zij wensen de namen van de afgedankten mee te delen. ‘Neen! Neen!’, roepen de verschrikte vakbondsleiders! ‘Dat niet!’ De schim Satani is gelukkig: ‘Mijnheer Savijs is ’n man met haar op zijn tanden en gaat door met de afdankingen!’
De syndicale délégués kunnen hun oren niet geloven, wanneer de syndicale drieling de stakingsvooropzeg neerlegt bij brave Neelen in aanwezigheid van Savijs! Het schuim staat op hun tanden. Wij hebben toch een alternatief plan, één dag per week staken! ‘Jan Cap weet waar het paard staat gebonden. Wanneer de scheepsbouwers actie voeren op het bedrijf, kunnen zij die zelf controleren. Eens in staking zitten ze thuis of in den hof, totaal geïsoleerd! Dan komen de provinciale of nationale proceduredansers op de scène, de grootmeesters in manipulatietechnieken, zij wachten op het gepaste ogenblik om de staking neer te slaan!’ De kloof tussen de syndicale délégués en de drie beroepsvakbonders is zeer diep, de gemeenschappelijke militantengroep zal deze overbruggen! De knelpunten worden diezelfde avond bij hoogdringendheid besproken, het debat tussen de militanten is hard en vinnig. De vergadering is uiteindelijk toch akkoord met de stakingsvooropzeg, omdat ze oordelen dat de staking onafwendbaar is. Het standpunt tegenover de geplande afdankingen is duidelijk! Morgenvroeg zullen de scheepsbouwers op de Boelwerf beslissen of de staking een feit zal zijn! Op vrijdag 10 april wordt de staking uitgeroepen, vijf dagen later vallen de 128 afdankingsbrieven in verschillende bussen, waaronder acht onbeschermde syndicale militanten!
Jan Cap en Rudy roepen ’s anderendaags onmiddellijk de militanten samen, voor het oprichten van het stakerscomité! Jan als hoofddélégué met de meeste ervaring neemt de leiding van de vergadering: ‘Kameraden, de strijd zal hard worden, dus iedereen moet zijn verantwoordelijkheid opnemen. We spelen tegenover een agressief patronaat, dat tot het uiterste zal gaan. Daarom zullen we alle dagen piketten vormen aan de poort, alle dagen vergadert het stakerscomité! Elke week organiseren we een stakersvergadering in de hof van café ‘Het Volk’ onder de eikenboom. Daar hebben we vroeger nog gestaan in de tijd van de lock-out. ‘Het stakerscomité wordt open gezet voor alle zaatmannen, ik denk dat niemand daar iets tegen heeft!! De vakbondssecretarissen zullen een keer per week naar hier komen, om de stakersvergadering voor te bereiden! Dit is zowat de normale werking bij iedere staking! Zijn er soms opmerkingen??? Op wat Jan voorstelt is weinig reactie! Zelfs de zwijgende militanten weten dat ze mee zullen moeten marcheren!
Op het einde van de vergadering neemt Sjarel het woord: ‘Kameraden, er is nu een noodzakelijk stakerscomité, ik wens dat de staking wordt geleid door nuchtere mensen! Ik zal nooit dulden dat hier op de vergadering iemand binnenkomt, die te diep in het glas heeft gekeken! Ik zeg dit zonder iemand te viseren!’ Vele boze ogen kijken in de richting van Sjarel!
De eikenboom in de hof van ‘Het Volk’ verwelkomt alle stakers onder haar wippende takken. Hij voelt tot in de uiteinden van de wortels, dat er hier iets zeer belangrijks gaat gebeuren. De stakers staan daar met verbeten gezichten, de afdankingen slikken ze doodeenvoudig niet! Strooibants, de rode, komt naar de micro: ‘Kameraden, ik stel voor dat we allen naar de villa van Savijs trekken. Waarom danken wij hem niet af? Wij gaan hem zijn dopbrief dragen!...’ De stem door de micro veroorzaakt aarzeling, gedeeltelijke vertwijfeling, zelfs ongeloof bij de toehoorders. ‘Dat kan toch niet! ’n baas afdanken!!! Wie zal dat doen? Ik niet! Durft gij dat?’ Wel veel vragen op deze uitdaging. Gilbert, één van de afgedankten, roept: ‘Waarom moeten we bang zijn, wanneer iedereen meedoet. Kunt ge soms niet werken zonder ’n baas?’
Ook al neemt groene Van den Bussen de leiding van de mars naar de witte, kille villa, toch blijven velen aarzelen, als staan ze voor een tempel. ‘Ja, hier woont hij! Mogen we wel op die grasmat lopen? Dat is toch privéeigendom!’ ‘Neen,’ zegt Lowie, ‘ik ga niet mee op de hof. Als hij me ziet, word ik misschien ook afgedankt.’ Zacht achter hem klinkt een vrouwestem als zoete wijn; ze wenst de twijfels bij sommige mannen weg te nemen: ‘Vrienden, wie bang is, krijgt ook slagen! Waarom heeft hij het recht mensen af te danken? Omdat mijnheer baas is! Moet Savijs dan heerser blijven over de Scheldevallei? Wie heeft zijn rijkdom verdiend en samengebracht? Ga maar samen naar de villa, er zal niets gebeuren!’ Vijfhonderd man marcheren tot aan de villadeur. Opeens roept een opstandige stem: ‘Duw op de bel!’ Een verschrikte meid doet open. ‘Mijnheer Savijs is niet thuis, geloof me, ’t is echt waar!’ Rode Strooibants is vriendelijk en voornaam tegenover de bevende meid: ‘Ge moet genen bang hebben, meisken, ’t is uwen baas die we komen afdanken!’ ‘Ja, mijnheer, ik versta het wel, mijnen baas afdanken dat kan niet!’ Strooibants leest plechtig de afdankingsbrief voor, bestemd voor Flip Savijs. Een historische daad voor een bevende meid. De verwittigde tv-cameraploeg legt zuiver de beelden vast.
’s Avonds om kwart voor acht zitten de mensen in de Scheldedorpen te wachten voor de tv naar het nieuws. ‘Ze zullen het toch wel uitzenden, hé? Dat ze maar alles laten zien!... Want soms durven die mannen in Brussel wel knippen!’ Langzaam komen de stakers en de meid in beeld, rode Strooibants die de afdankingsbrief voorleest. De zaatmannen in de huiskamers kijken fier en trots naar hun vrouw en kinderen. ‘Dat hebben wij gedaan!’ Allen voor de tv hebben de lach der gelukzaligen. ‘Dat is toch schoon, hé!, ’n baas afdanken! Spijtig dat het niet waar is! Dat zou echt moeten zijn...
De militanten hebben onofficiëel de opdracht gekregen, verf en spuitbussen op te kopen. Onder een stralende zon en bij heldere hemel starten auto’s volgeladen met kladschilders aan boord en bollen naar de vier windstreken van de gemeente Temse. ’t Is als een olievlek die uitvloeit over het dorp. Onmiddellijk verschijnen fijne en grove letters op de muren, reclameborden, buswachthuisjes enz... De slogans hebben een vrij eenvoudige inhoud, ze slaan nagels met koppen. ‘128 afdankingen, neen!’ ‘Savijs, loondief!’ Talrijke hakenkruisen versieren de naam van het Boels opperhoofd. Waarom zouden de stakers hun ongenoegen en haat niet meedelen aan de gemeenschap? ’t Is bovendien een goedkope methode. Want de Boelbaas is zeker niet vies om radio, tv en dagbladen in te schakelen om zijn waren te verkopen. Waarom zouden dan de stakers de straat niet gebruiken? De mensen kijken wel raar wanneer ge slogans schildert in open lucht en dit rond het middaguur! Hoe diep moet dan ook de wrok en de haat in deze brave mensen hun hart wortelen. Ook al doen de hakenkruisen bevreemdend aan, ze vloeien allemaal harmonisch uit de verfborstels. Bijzonder gaat de aandacht van de militanten naar de afsluiting bij de ingang van de scheepswerf. Deze is dicht bij de markt gelegen en Picasso’s leerlingen maken hier prachttekeningen: grafzerken, galgen met Savijs die aan de strop bengelt in de wind. De portier doet ondertussen zijn middagdutje!
Savijs wordt gealarmeerd door Satani: ‘Mijnheer, kijk eens door het raam, je aanbidders zijn op het oorlogspad!’ Hij rent naar het open villaraam! Neen, ’t is niet te geloven, overal slogans en hakenkruisen die hem bestormen. In één ruk rent hij naar de telefoon! ‘Hé, rijkswachters, hé, politie van Temse, daar lopen kladschilders rond in het dorp!’ Een verraste agent springt naar buiten, de niets vermoedende Albert Bogaert is juist een frisse slogan aan ’t schilderen juist vóór het politiebureau temidden van de straat. Dit onafgewerkt schilderwerk zal hem later 7000 fr. kosten. Satani spot en lacht met mijnheer Savijs: ‘Slaper, wie macht wil uitoefenen over mensen, zal dag en nacht wakker blijven!’ De Boelbaas is vernederd tot in het merg van het been, heel zijn politieke carrière ziet hij naar de maan vliegen, wie zal hem nog één stem geven bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen?
Brave Neelen komt uiteindelijk ook in beweging, telefoneert naar de procureur des roi: ‘Ja, mijnheer de procureur, dus Honoré, de portier heeft zogezegd de kladschilders aan het werk gezien en op heterdaad betrapt, ja, ik zal hem naar de rijkswacht sturen!!’ ‘Hallo, brave Neelen, zorg er nu voor dat uw aanklacht beter is geformuleerd dan vroeger tegenover elf syndicale délégués...’
In het fabrieksblad de ‘Zaat’ schrijft madam Roddelkontje: “t Is een echte schande dat de stakers in de gemeente zo een propaganda voeren tegen onze mijnheer Savijs. Waarom de persoon Savijs zo zwart verven, waarom gebruiken ze geen rode verf!’ Groene Van den Bussen komt zeer venijnig achter de micro op de stakersvergadering na de schilderpartij: ‘Ik, Robert Van den Bussen, distantieer mij van die hakenkruisen, dit doet me té veel denken aan den Dolf en de concentratiekampen in nazi-Duitsland!’ Sjarel schiet onmiddellijk naar de micro: ‘Groene Bombasto, die vlieger gaat hier niet op, gij zijt ’n solospeler, wat ge zegt is geen standpunt van het stakerscomité! Het is niet nodig dat ge platte broodjes bakt met Savijs! Ik heb alleen spijt dat alle verfwinkels waren uitverkocht in Temse!’
De scheepswerf ligt reeds meer dan een maand stil. Alleen de bedienden werken. Waarom die voortdurende tweespalt? Jan en Rudy vormen een goede ploeg, het stakerscomité draait. Op alle samenkomsten waait een frisse wind van vriend- en kameraadschap, de beslissingen worden eenparig genomen, er is geen onderscheid tussen rode, groene of blauwe militanten, het samenspel tussen de drie plaatselijke vakbondssecretarissen is goed en de verschilpunten worden keihard en met open vizier uitgebokst. De twee hoofddélégués interviews aan pers, radio en tv, enkele militanten brengen Radio-Solidariteit in de ether.
Het is anders wel heel stil op het stakersfront. Waar zitten ze? Vele stakers zijn thuis, spitten de hof om, schilderen hun dakgoot enz... Werkwilligen zijn er nergens te bespeuren! Ook de BoeIdirectie is muisstil, ze zwijgt als vermoord: stilte voor de storm? Madam Roddelkontje steekt haar pen voordurend in Neelens inktpot en schrijft in de ‘Zaat’ voor duizenden gezinnen! ‘De scheepswerf kan een landurige staking niet overleven.’ Door tabellen in het fabrieksblad tracht zij te bewijzen hoeveel de stakers aan inkomen verliezen per week, maand, jaar! Zij besluit als aanmoediging: ‘De Boeldirectie zal haar standpunt nooit wijzigen in verband met de afdankingen!’
In het stakerscomité voelt iedereen aan dat de staking muurvast zit. Daar moet dringend wat gebeuren! Na een oplopende discussie slagen de militanten erin de syndicale drieling te overtuigen dat de provinciale en nationale syndicale beroepspraters een 24-urenstaking en -betoging zullen organiseren in het Waasland voor alle metaalbewerkers. Wanneer Groene Van den Bussen dat voor het eerst hoort: ‘Dàt nooit, gij weet niet wat ge vraagt! De metaalbewerkers zullen nooit solidair zijn met u! Ik, Robert, vraag dat nooit!’ Maar het offensief in het stakerscomité blijft aanhouden, tot de drie syndicale musketiers door de benen gaan.
De waarheid heeft ook zijn rechten, de tegenreactie van Groene Robert is zo maar niet uit de hemel gevallen. Hij weet zeer goed wat er is gebeurd, toen de cao van het Waasland voor de metaal werd besproken op een gemeenschappelijke militantenvergadering in het Gildenhuis. De clausule tewerkstelling stond in het ontwerpakkoord. Daar pint de Boelstaking zich nu op vast. José De Staele en Jan Cap hebben alles gedaan om de aanwezigen te manipuleren, al hun welsprekendheid in de schaal geworpen, om die bewuste cao te verwerpen. Zij pleitten voor een loonsverhoging. In tegenstelling met arbeiders uit de kleine metaalwerkhuizen, die kozen voor werkzekerheid! Voor de stemming van de cao, verlieten José en Jan demonstratief de zaal, gevolgd door de syndicale délégués, die wisten van een mogelijke interventie, de militanten van de Boelwerf volgden schoorvoetend om de interne solidariteit niet te verbreken. De bewuste cao werd goedgekeurd met een overgrote meerderheid. Enkele dagen later zouden de arbeiders van de scheepswerf die verwerpen! Dit alles heeft Van den Bussen dikwijls onder de neus gelegd van de twee hoofddélégués. Het is door die grote tegenstelling tussen de groten en de kleinen in de metaal, dat de syndicale drieling er niet in gelooft de solidariteit te kunnen bewerken. Wie zal nu in de bres springen voor de scheepsbouwers van de Boelwerf? Uiteindelijk zijn de plaatselijke vakbondstoppers op stap gegaan, naar de verschillende fabrieken, hebben de werkers toegesproken, hen de noodzaak van de solidariteit laten inzien, de patronale aanval duidelijk in de verf gezet, hen soms gesmeekt en hun geloof en doorzetting is uiteindelijk beloond.
Op 22 mei stappen 3000 metaalbewerkers op in de betoging te Sint-Niklaas, de metaalstaking in het Waasland is algemeen; de zaatmannen van Cockerill Yards te Hoboken zijn met een grote delegatie aanwezig. Groene Van den Bussen is gelukkig wanneer hij zijn groene vlaggen kan tellen, rode Strooibants telt de zijne, de blauwen hebben niet veel te noteren. Op deze solidariteitsbetoging spreken de nationale vakbondstoppers, groene Philipsen is proper geschoren en gewassen, ’n intellectueel die juist uit ’n confectiewinkel is gestapt, ’n beer op sokken met fijne manieren, die met gevaarlijk zuivere taal spreekt, vandaag komt die de stakers wat siroop aan de baard smeren!
Na hem spreekt zijn tegenvoeter rode John van Eynde van de metaalbond van Antwerpen. De John is op zijn minst een rare vogel in het syndicale wereldje, hij is begonnen als syndicale délégué bij de scheepsherstellers, rukte vanop de grond op naar de job van vakbondssecretaris en is nu provinciale secretaris. Hij is conservatief maar wel combattief, ’n bureaucraat van 18 karaat, die toch niet bang is om militanten op te zoeken. De John heeft een verschrikkelijke ziekte: hij is verslingerd op senatorszetels en de revolutionairen van Amada kan hij met haar en huid opeten zonder zijn tanden te poetsen.
Hij zal vandaag de betogers toespreken, van op het balkon van het groene vakbondsgebouw: ‘Kameraden, de John heeft altijd gelijk! Mijnheer Savijs is nu voorzitter van Fabrimetal, hij maakt misbruik van zijn macht! Ook hij moet de overeenkomsten naleven, zoals iedereen...! Hij staat niet boven de wet. Hij mag de cao van het Waasland niet naast zich neerleggen! Kameraden de John heeft altijd gelijk!... Wat hier gebeurt, is geen zaak van de Boelwerf alleen, maar een regelrechte aanval van het patronaat!!! En in het bijzonder van de metaalbazen, waarvan Savijs voorzitter is! Dàt zegt de John! Neen! Neen! Niet met mij, hé, mijnheer Savijs!’
Het is alsof de betoging te Sint-Niklaas vonken heeft los geslagen. Zoete wijn heeft besloten in deze staking niet langer onder bloempot te blijven zitten, zij brengt honderd vrouwen samen, die beslissen een bezoek te brengen aan de heerser van de Scheldevallei! ’s Anderdaagsavonds loopt Marleen de trommelaarster op kop van de betoging, de vrouwen van de stakers dragen spandoeken met liefdesverklaringen aan het adres van de scheepsbaron, de trommelslagen hebben result, onderweg vliegen de deuren open, sommige vrouwen sluiten aan, anderen supporteren, enkelen slaan hun deur dicht van woede!
Weldra staat de groep voor de witte, kille villa, Marleen beoefent blijkbaar de deugd van het geduld niet, ze duwt op de belknop! Zij roept: ‘Komt er nog wat van... 1, 2, 3, 4...’ Alle vrouwen beginnen mee te scanderen. Madam snijboontje verschijnt op het toneel met een zuur pruimemondje dat beeft! ‘Madam, ge moet niet bang worden, dit zijn allemaal supporters van de afgedankten, zeg tegen uw vent dat hij al mag stoppen met de staking, wij zijn dat zo beu als koude pap!’
Marleen kijkt naar haar reactie. Ondertussen wippen enkele vrouwen ongevraagd de villa binnen, in hun kielzog is ’n fotograaf mee! In de ballroom zweeft schichtig de schim Satani door de ruimte. Plots verschijnt Savijs met keizerlijke stap maar zonder kroon voor de vrouwen. Wanneer hij de fotograaf ontdekt wordt zijn gezicht groen, rood, huilt en tiert hij: ‘Buiten! buiten!...’ Hij smijt met volle krachtsontplooiing de deur toe!
Zoete wijn en Suzy bonken op de deur, opnieuw komt het industriëel paar in de deuropening, nu schijnbaar beheerst, zonder paniek in hun benen. Snijboontje begint te koketteren in receptiestijl zonder wijn. ‘Ha, madam, dit is een misverstand, neen mijn bedgenoot heeft uw man niet afgedankt, dit is ongetwijfeld de schuld van zijn meestergast, misschien heeft hij een verkeerde beoordeling gemaakt!! Neen, madam, mijn echtgenoot heeft daar absoluut geen tijd voor! Dat begrijpt ge wel, hé, dames!’ Sommigen beginnen al te knikken met hun kop. Zoete wijn ontdekt het gevaar! ‘Madam Snijboon, gij zijt een komediante, huichelaarster, ge moet dat varken niet in het schoon stro leggen!’
Wat is er op til? Savijs heeft de videocameraman ontdekt: ‘Ha, gij filmt hier alles, dat is huisvredebreuk. Geef mij die videocassette! Of ik roep de rijkswacht!’ De cameraman filmt rustig door. ’t Is de kans van zijn leven. Savijs trekt en sleurt aan de microdraad! Bijna automatisch sluiten de vrouwen ’n kring rond de scheepsbaron. Vier engeltjes springen op Savijs’ rug, niet om hem te liefkozen, te kittelen of te kussen! Hij, de grote der aarde, verliest alle controle over zichzelf. Onze aristocraat smijt het masker volledig af.
Het straatvechtersbloed stroomt in Savijs naar boven. Hij huilt naar de stakers op de achtergrond: ‘Paljassen, klootzakken, die staking mag voor mij nog maanden duren!’ Hij trekt en sleurt om zich te bevrijden van de engelen op zijn rug, roept naar de vrouwen: ‘Gij hebt geen kloten en de mijn kunt ge kussen!’ Betty hangt nog op de Boelbaas, lacht triomfantelijk! ‘Smeerlap, wat gij ook doet, onze mannen zullen toch niet binnen kruipen voor u! Hier twee hemdsknopen van u, ’n schone souvenier voor mij!’ Madam Snijboontje verliest ook haar receptierol in al dat geharrewar: ‘Foert! foert! foert! Wij hebben u niet nodig! Gij moet uit onze handen leven en eten!!’ Zoete wijn replikeert: ‘Geen van ons wil ruilen met u!’ Op deze wijze hebben de stakers zich spectaculair aangemeld in deze staking!
Maanden sleept de staking zich verder, stilaan komt de solidariteit in beweging, zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Het spreekt tot de verbeelding. Voor ‘128’ afgedankte kameraden staken velen in deze crisisperiode, terwijl vele anderen hun eigen vel willen redden! De syndicale drieling is akkoord de benzine te betalen aan de leden van het stakerscomité, die door Vlaanderen bollen om de staking te populariseren aan en in de fabrieken. Stilaan verwachten de stakers waarneembare resultaten. Groene Van den Bussen heeft er voor gezorgd, dat Smet, volksvertegenwoordigster van de katholieken uit Lokeren, minister De Wolf zal interpelleren in het parlement grote vreugde van de militanten!
De studiereis naar het parlement is van uitzonderlijk belang en betekenis. Een bezoek brengen aan de tempel van de democratie! Spijtig is dat het stakerscomité onmiddellijk vaststelt dat moeder-democratie op speelreis is! Bij de ingang van de praatbarak staan rijkswachters die denken dat alle stakers zijn geladen met bommen, dus volgt een volledige controle. Op de volksgalerij moogt ge niet spreken, noch lachen of wuiven naar ’n gekende volksverleider uit uw streek. Schrijven en fotograferen is totaal verboden. Na ’n tijd is het wel duidelijk, vooraleer naar het toilet te gaan, steek dan maar beter hoog genoeg uw vinger in de lucht, om alle verrassingen te vermijden en de vele wakende militairen gunstig te stemmen!
Jan Cap en Sjarel kijken naar beneden in de fameuze praatkuil, ze bezien elkaar! Wat is dat, achter de hoge voorzitterszetel hangt een zware spreuk uit vervlogen tijden. ‘Union fait la force’ ‘Eendracht maakt macht!’ Is het daarom dat onze politieke waterhoofden, België ’n voorschoot groot, in drie ongelijke delen kappen? Geen problemen echter, vandaag is er een belangrijke stemming in het voordeel van de patroons. Het Maribelplan wordt goedgekeurd, door christen- en sociaaldemocraten, dit betekent 34 miljard geschenken aan bankiers en bazen, terwijl de werkers en mensen zonder werk 17 miljard moeten inleveren, de waterdragers voor de geldzakken kunnen met fierheid neerkijken op hun geleverde arbeid! Het stakerscomité volgt de stemming, ziet hoe de partijen zitten en stemmen in blok, elkaar chanteren en vooral lullen in blok, liefst van al blijven ze afwezig in blok!
Wanneer Miet Smet haar interpellatie begint, vluchten alle volksvertegenwoordigers weg, ondanks dat er geen bomalarm is gemeld! Geel Mietje spreekt dan maar voor de lege banken. Minister De Wolf luistert verveeld naar het sprookje van roodkapje en de wolf! Ons Mietje hanteert ’n parlementaire stijl, zacht, oppervlakkig, dubbelzinnig en vooral troebel. Eerlijk gezegd, het is niet eenvoudig oude kost uit de frigo terug op te warmen. Het parlementair wederwoord van de minister is verbluffend: ‘Ge ziet, hé, geel Mietje, alle parlementairen lopen weg wanneer ge begint. Wie is hier nog? Allemaal lege banken! Ene van de Volksunie en ’n communist! Miet, als een mei-socialist met een blauwe kont, zeg ik u, de cao van het Waasland is zoals de meeste overeenkomsten, niet waterdicht, het is zoals de deuren van een cowboybar, die open en toe slaan. Gelukkig, Miet, anders is het plezier van het interpelleren eraf! Mietje, ik heb de Boelbaas zeven ministeriële vragen gesteld, acht keren heeft hij, neen! geantwoord! Ik kan het hem toch niet alle dagen vragen! Dag, Miet!’
Jef Sleeckx, de volksvertegenwoordiger uit Mol, staat bij de uitgang van het parlement, zoals altijd: ‘Sjarel, kan ik iets doen voor de stakers van de Boelwerf?’ ‘Jef, ik heb horen zeggen in de parlementaire wandelgangen, dat de Boelbazen de scheep zullen sluiten?’ ‘Wacht ’n ogenblik ik zal eens tot bij minister De Wolf lopen!!!’ Na tien minuten is Jef terug. Inderdaad de minister heeft dit bevestigd, Savijs zal de scheepswerf sluiten voor minstens twee maand! Wat een studiereis!
Voor het stakerscomité is de schrikbom moeilijk te verwerken! Wat nu? Wat zullen ze morgen aan de stakers vertellen op vergadering? Ook zij hebben ’n fijne neus en scherpe oren.
Honderd vragen vallen voor de voeten van Jan Cap en Rudy! ‘Is dat nu bangmakerij? Of zal hij werkelijk de scheepswerf sluiten?’ Bovendien beginnen de mannen te morren over het stakersgeld dat onvoldoende is. ‘Wij moeten met ongelijke pens vechten tegen de bazen.’
Het stakerscomité krijgt er noch kop noch staart aan, alles is zo verward in de hoofden, niemand heeft een duidelijke tegenzet, ten overstaan van de patronale tactiek. Groene Van den Bussen heeft er ook moeilijkheden mee: ‘Ik kan best begrijpen dat de Boeldirectie de scheepswerf zou sluiten, daar zijn 2000 scheepsbouwers in staking, maar er werken 500 bedienden, die praktisch niet kunnen werken, hij moet deze betalen, dit is een onhoudbare situatie!’ Jan Cap reageert snel: ‘Dan is het juist het moment om met de staking door te gaan!’ Eén na één verlaten de militanten de vergadering, er is geen antwoord op de patronale aanval. Morgenvroeg zal groene Robert het woord nemen. Hoe zullen de stakers dit nieuws verwerken?
Honderden stakers wachten voor de ingang van de vergaderzaal. Sjarel loopt tussen de mannen en luistert hoe zij de tegenzet van Savijs verwerken. Groene Van den Bussen komt naar Sjarel: ‘Wat zeggen ze?’ ‘Robert, ga gerust naar de micro, de zaatmannen redeneren gezond. Die zot wil ons bang maken, maar het zal tegen zijn kloten zijn.’ Jan Cap heeft ook de polsslag van de kameraden gevoeld, trekt met een gerust gemoed naar binnen, hij weet hoe de kaarten liggen! ’t Is nu aan Robert om katoen te geven, zijn bombastische stem klinkt in de zaal: ‘Vrienden, mijnheer Savijs wil ons bang maken, wij trappen niet in de val van de directie!’ Roberts zelfzekerheid neemt toe, en hij dondert erop los: ‘Vrienden, de Boeldirectie wil ons op de knieën krijgen!... Wij mogen niet toegeven aan die chantage. Wat zullen uw délégués nog te vertellen hebben, wanneer gij capituleert!! Ik zeg, de staking is niet dood, ze leeft!!! Zij gaat niet dood!! Wij blijven achter onze délégués staan, wij aanvaarden die chantage niet. Savijs zal de scheepswerf niet sluiten! De staking leeft, leeft! De ‘128’ afgedankte vrienden moeten terug op de werf...’ ’t Is alsof de zaal danst van geestdrift op haar fundering, het applaus is niet te stuiten, Robert is ontroerd en diep bewogen, de leden van het stakerscomité wensen hem proficiat!
De stilte keert terug in de zaal, wie stapt er nu naar de micro? Het is Zoete wijn, ja, iedere stakersvergadering staat open voor mensen van goede wil, normaal nemen alleen de stakers het woord! Toch spreekt ze, zacht en doordringend: ‘Beste stakers, wij vrouwen hebben beslist de staking te ondersteunen, maandagmorgen bakken we pannekoeken voor al degenen die naar het stakerspiket komen!’ De zaal valt open van het lachen, de eenvoudige woorden hebben diep ingewerkt.
De Boeldirectie heeft ook haar contactmannen naar de stakersvergadering gestuurd. Erna volgt de beraadslaging. Savijs, Neelen, en de productiejager slaan de handen in elkaar. Nu met open vizier het gevecht aangaan zonder harnas! De schim Satani, zo zwart als het roet van de schouw, bezingt en prijst de hardvochtigheid van de Boelbazen. De titel van de ‘Zaat’ is overduidelijk:
‘Iedere dag wordt gij verwacht
Ieder bedrijf moet zijn eigen oorlog winnen, als directie volgen wij de politiek van de EEG en van onze minister van economische zaken! Wij willen en kunnen er niet aan denken de afdankingen in te trekken. Wij laten ons niets opdringen door een harde syndicale militantenkern. De situatie zit muurvast, de zwijgende meerderheid die thuis zit moet aan bod komen. De poort van de scheepswerf zal maandag 15 juni wijd open staan. Gij die de staking beu zijt, gij hebt de kans om te werken!!!’, getekend de Boeldirectie (Zaat nr 165). Wanneer Satani dit leest, geeft hij nog een laatste richtlijn: ‘Waarom nodigt gij, de directie, klandestien ergens ten velde, de nationale vakbondstoppers niet uit voor een etentje?’
Dit ‘Zaat’ nummer is door vele vrouwen en mannen gelezen van achter naar voor, het wordt een spannend vervolgverhaal. Madam Roddelkontje is nu mee in de aanval met als reuze titel:
‘Arbeiders zijn wel bereid tot werken en niet tot vechten!
’t Is waar, de arbeiders zijn niet aan het werk gegaan. Dat is de schuld van de militanten, die als knokploeg optreden. Waarom vallen de stakers langs Radio-Solidariteit de weerloze Boeldirectie aan, en vooral ons fabrieksblad de ‘Zaat’ moet het ontgelden, de directie mag toch schrijven wat ze wil in haar eigen blad. De vakantie staat nu voor de deur, ondertussen zal er wel meer veranderen...’ Uw lief Roddelkontje.
Gewild of ongewild, rode Strooibants zeilt binnen op het einde van de vergadering van het stakerscomité. ‘Kameraden, deze namiddag om 16 uur verwacht de eerste minister Markus Eyskens ons te Brussel!’ Dit is voor de aanwezigen een totale verrassing. Wat heeft dat ventje te vertellen? ‘Wat mijn rode militanten betreft, zullen degenen meegaan die hun mond durven opendoen; Sjarel, ik reken erop dat ge mee gaat!’ ‘Dank u barikado, met veel genoegen!’ Sommige militanten kijken maar sip. Alle Belgen kennen langs het tv-scherm het klassieke ontvangstkamerken van de eerste minister, op de schouw een paar schone antieke vazen, in het midden een klok die waarschijnlijk niet meer tikt. Boven een lange ovaalvormige tafel, ’n zware luchter met veel lampjes, die volgens het energiebesparingsplan der regering niet mogen branden!
Sjarel verschiet zich bijna ’n bult, daar zit in hoogsteigen persoon Groene Gerard Eiremans, de nationale syndicale baas van de katholieke metaalbewerkers, hoe is het mogelijk! Ja, bomen komen elkaar niet tegen maar mensen wel! Groene Gerard wordt rood tot achter de oren, wanneer hij Sjarel ziet, die hij jaren terug, heeft afgezet als groene délégué, in 1975, en nu meekomt met een rode delegatie. In de wereld zijn er grote en kleine wonderen aan de lopende band. Natuurlijk kan Sjarel moeilijk de nationale groene syndicale koordendanser ’n pol geven, gij hebt me niet alleen buiten gesmeten als lid van de vakbond, maar meteen geworpen in de patronale leeuwenkuil!
Gelukkig arriveert Markus Eyskens, een klein ventje van gestalte, de lieveling van de bankiers. Achter hem pikkelt minister der werklozen De Wolf, beide ministers delen zeer slappe pollekes uit en nemen plaats aan de ovale tafel. Gerard Eiremans, de fijnaard, zit rechtover Markus, op korte afstand, ’t is voor hem een strategische plaats om het gesprek te beheersen! Groene Gerard heeft de eer om te beginnen, lonkt nog eens venijnig naar Strooibants! Wat hij vertelt, heeft niets om het lijf, ’n kakofonie die ge kunt kopen op de vlooienmarkt!
‘Mijnheer de minister, als proceduredanser, heb ik altijd geloofd in de goede bedoelingen van de patroons. Spijtig dat mijnheer Savijs een aantal regeringsakkoorden niet toepast, zo begint mijn geloof te wankelen...’ Mijnheer Eyskens kijkt verveeld rond. Rode Strooibants lacht Gerard toe. Hij zit uitstekend op de punt van de ovale tafel, straks kan de pingpong match beginnen! ‘Premier, ik ben barikado van de orde vakbond, mijn syndicale baas John van Eynde is op studiereis naar Amerika, met ’n délégué van Bell telefoon! Amerika is een schoon land maar het is ver! Ik heb hier een ploeg potstampers meegebracht, uit het Scheldedal, allen verse stakers, bekijk ze maar eens stuk voor stuk!’ Groene Gerard is protocollair geaffronteerd: ‘Strooibants, gij zult hier het gras niet van onder mijn voeten wegmaaien! Mijnheer de minister luister naar de stakers!’ Onze Markus is nu wel verplicht om in te grijpen: ‘Luister eens Eiremans, u kan ik alle dagen zien of telefoneren, ik zou deze echte mannen eens willen horen, laat de klokjes van de stakers eens tikken!’ ‘Dank u, minister Markus, om te beginnen stel ik u voor, Rudy onze troubadour uit Steendorp, hij is spelend lid van de harmonie, kent de achtergronden van de staking.’ Ondertussen is Gerard volledig van tafel gespeeld. ‘Premier, ik denk dat het nu tijd is u één van de ‘128’ afgedankten voor te stellen. Vooraleer Sjarel het woord neemt, beziet hij de nationale groene van kop tot teen, schudt meelijdend het hoofd: ‘Ja, Gerard, ik kan best begrijpen dat gij u niet goed voelt wanneer mensen spreken, ’t is hier niet de plaats om oude koeien uit de gracht te halen! Mijnheer Markus ik ben afgedankt, dit is zeker niet aangenaam, wetende dat we met duizenden scheepsbouwers de familie Boel schatrijk hebben gemaakt, onze krachten hebben gegeven, onze gezondheid, dit mogen we als grote mensen onder elkaar eens zeggen!... Nu gebruikt hij de afgedankten zoals gijzelaars, om u en de regering te chanteren. Hij bepaalt de koers, eist bestellingen en goedkoop geld, terwijl de zaatmannen harder moeten werken, voor minder centen!’ Jan Cap die in zijn leven nog nooit zolang heeft gezwegen, pikt aan: ‘Eerste minister, wanneer zult gij de scheepsbarons eens harde voorwaarden opleggen. Wie regeert hier in België?’ Eiremans kan alleen nog het pingpongballeke volgen over de ovale tafel. Naast hem zit de groene Van den Bussen te blazen als ’n kater. Het ministerken zucht: ‘Ik moet iets doen, ik zal iets doen, misschien laat ik twee schepen bouwen op de Boelwerf! Mogelijks zal ik het alarmplan voor de scheepsbouw verlengen!’ Rudy, de rode troubadour springt verontwaardigd in de dans: ‘Welke tegenprestatie moeten de Boelbazen geven?’ Sjarel pakt over: ‘Markus, daar moet ge toch gene slimme voor zijn, om dat niet te zien! Savijs zal er dubbel van profiteren, het geld en de bestellingen binnenrijven, de afdankingen doorvoeren!’ Opeens is er hemelse muziek hoorbaar in de ministeriële ontvangstzaal, alle lampjes in de grote luchter beginnen te branden, groene en gele engeltjes strelen Markus’ rug, de gunsteling van de geldverhandelaars is gevangen in een eerlijke bui! ‘Ja, heren, Markus heeft zijne kop in ’n wespennest gestoken, de eerste man van het land is onmachtig tegenover hem, ik beken dit eerlijk! De scheepsbarons verplichten mij niet alleen hun goedkoop geld te geven en te zorgen voor bestellingen, terwijl ik, de regering dit geld peperduur moeten betalen aan de bankiers, deze eisen liefst 14 % aan interest! Het drama is, waar moet ik dat geld halen? Uit een lege staatskas!!! Bovendien hebben ze nog het lef om ons de les te spellen!!! Indien iedereen in dit land dat zou beseffen! Wat dan?...’ In de ontvangstkamer voelt alleman aan de oren, of ze nog wel goed functioneren!
Het bezoek aan mijnheer Markus is nog niet verwerkt of opnieuw is er wat te beleven! Savijs ligt te woelen en te wroeten in zijn bed zonder echtgenote, uit de kerktoren gonzen twaalf middernachtslagen. Satani staat aan het bedeinde: ‘Welterusten, lieverd, houden de Boelzangers u altijd nog wakker, hun lied ‘Hand in hand’ is voor u altijd een nachtmerrie geweest!... Ja, als gemeenteraadslid ben je aan het einde van je carrière, voor bankiers, patroons, politiekers zonder moraal heeft dit weliswaar niets te betekenen, die zullen u toch blijven vleien!
‘Doorluchtige heer Flup! Gij wenst de staking te breken, waarom neemt ge geen contact op met de rijkswacht, het verkeer regelen is maar een bij-job, wacht niet!! Doe het!!... Opperhoofd, mijn welgemeende gelukwensen, de personeelschef Uilbrechts verdient een pluim; ik, Satani, stel met genoegen vast, dat de kolonel regelmatig de krokodillen op scheve poten traint, zo worden ze een degelijke patronale knokploeg, naar het recept van de Franse patroons uit de automobielsector!
‘Mijnheer Savijs, ik begrijp niet, waarom gij geen toenadering zoekt met den Bert, de rode afvallige syndicale délégué, vroegere Boelzanger, koploper bij alle stakingen op de Boelwerf, die opeens door de knieën zakte voor zijn schoonmoeder, madam Terna! De meesteres van uw kuisvrouwen, dit was werkelijk fijn gezien! Waarom zoudt ge Terna niet vragen, haar schoonzoon te bewegen de leiding te nemen van de toekomstige werkwilligen. Het spreekwoord is overduidelijk, ‘van ’n wildstroper kunt ge ’n goeie boswachter maken’. Waarom smijt ge geen dertig zilverlingen te grabbel, ge zult zien dat doet nog altijd wonderen!... Lieverd, dit is maar een wenk!! Wel te rusten!!!’
Satani’s lach slingert rond Savijs’ bed. Hij ligt te baden in het zweet!
Na die woelige nacht, zoekt hij brave Neelen op. Zij besluiten! Wij doen het! ’s Anderendaags ontvangt burgemeester Gust Maes twee roze liefdesbrieven!
Liefste Gust, burgemeester van groot Temse!
Verontschuldig me, wanneer ik regelmatig ‘ons’ schrijf!... Wij hebben beiden onze macht te verdedigen. Maandag staan de stakers opnieuw voor onze poort. Onze mensen willen werken, niet vechten. Wij Boelbazen kiezen openlijk voor de werkwilligen, het is ons recht en onze plicht voor hen te zorgen! De ‘128’ afgedankten kunnen geen beroep doen op recht op arbeid, het is kreupelhout!!! Beste Gust, stuur ons tegen maandagmorgen, een paar honderd rijkswachters met het nodige materiaal om de straat op te kuisen. Telefoneer naar de minister van binnenlandse zaken; daarbij ge kent de binnenpost beter dan wij! Onze beste dank!’
Getekend: brave Neelen!
De tweede liefdesbrief zonder bloemen landt in het gemeentehuis!
‘Beste Gust, de stakers hebben beslist mijn grasmat voor mijn villa om te spitten! Daar is geen enkele spade nog te vinden in de winkels! Ik heb mijn vrienden, heren vakbonders, Eiremans en Van Eynde verwittigd, indien er iets gebeurt aan mijn grasmat, zal ik hen de rekening doorsturen. Beste Gust, denk eraan, u bent hoofd van de politie! Gij moet mijn familie en inboedel beschermen! Als straatvechter beschik ik maar over twee vuisten! In de nabije toekomst zorg ik wel voor mijn eigen bewaking maar mijn kaderleden moeten nog hard trainen. Beste Gust, ons uur is aangebroken. Wij mogen ons maandagmorgen niet verslapen... beste dank!’ Getekend met kille groetjes, Flup Savijs.
De kraaien zouden het uitbrengen. Jan Cap en Rudy Van Vlierberghe zijn langs onzichtbare draden ingelicht. Met veertig stakingsposters bestormen ze het gemeentehuis. De burgemeester heeft twee roze brieven laten pronken op het bureau, vlugge vingers namen die mee als bewijsmateriaal. Ondertussen schiet roze Freddy Willoxck, de volksvertegenwoordiger, in beweging. Hij bazuint overal uit: ‘Mijnheer Savijs heeft langs de burgemeester om 450 rijkswachters besteld in Brussel!’
Door de Scheldedorpen vliegt het nieuws! Ook al staken de mensen niet graag, ze doen het alleen uit noodzaak! Ze dulden geen vieze, laffe streken van de baas! Op maandagmorgen 22 juni 1981 plaatsen de stakers een levende muur op voor de twee ingangen van de scheepswerf, tientallen fabrieksdelegaties willen de confrontatie met de zwarte frakken en matrakken in geen geval missen! Zelfs de provinciale en nationale vakbondstoppers hebben hun telefoons in de steek gelaten! Ze blokkeren mee de scheepspoort met hun vakbondswagens. Brave Neelen en kolonel Uilbrechts kijken van op een veilige afstand toe, bij de ingang tegen het dorpscentrum. Het zware geschut is echter opgesteld aan de andere uitgang van de Cauwerbrug. Daar zal de rijkswacht een doorbraak forceren. De cabaretgroep ‘De Vieze Gasten’ zingen en spelen hun stakingsliederen. De stemming van de grote dagen is er! ‘Hand in hand, kameraden, geen woorden maar daden!’
Zoete Wijn roept en lacht: ‘Voor alle stakers, gratis wafels! Savijs kan op zijn kin kloppen!’ Ondanks de speciale sfeer stijgt de spanning bij de stakers. De productieleider staat ongeveer 200 meter verder aan de ingang van de werf, rondom hem ’n groep kaderleden die geen oog hebben voor de schone klaprozen in de tuin van Luiten! Alle aandacht gaat voorlopig naar Mijnheer Savijs in hun midden! Opeens roept madam Luiten: ‘Luc! Luc! telefoon! ’t is de volksvertegenwoordiger roze Willoxck, hij zit op hete kolen!!!’ ‘Hallo, ’t is hier met de productiejager van de Boelwerf! Wat??? Mag de rijkswacht niet optreden? Wie zegt dat?? ’t Is toch goed weer om met de matrakken te slaan!!! Ha, mijnheer de volksvertegenwoordiger is bang om stemmen te verliezen bij de volgende parlementsverkiezingen!!! Wacht vriendschap tot na de staking, zullen we elkaar eens spreken!’
Luiten fluistert het telefoongesprek in de niet te kleine oren van Flup, de Boelbaas: ‘Philip, het uur van de waarheid is aangebroken, gij zult nu uw kwaliteiten als straatvechter moeten demonstreren, laat nu zien aan geheel de wereld, hoe patroons in de crisis het harmonisch model verkopen!’ Weliswaar! Mijneer Savijs ziet bleek, in de broekspijpen bibberen de benen, hij bijt op nagels en vingers! Hij praat zich moed in, wendt zich naar de kaderleden: ‘Zij die gaan sterven, groeten u! Ik zal het stakerspiket onder de voet lopen! Allen zullen zien wie hier de baas is! Krokodillen op scheve poten volg mij! Loop niet te scheef!’ Savijs stapt voorwaarts met de kop in de lucht, zweeft met zijn gedachten naar de periode van keizer Caesar, zonder paarden of ezels. De krokodillen waggelen hem achterna. Eens de keizerlijke stoet komt op de hoogte van de stakers, waait het piket open als een levende muur en vormt een bedrieglijke erehaag, dat alle ogenblikken kan dicht klappen!
De drie syndicale musketiers, rode Strooibants, groene Van den Bussen, en blauwe Kasiers weten dat de rijkswacht niet zal ingrijpen. Jan Cap, Rudy Van Vlierberghe en José de Staele grinniken! ‘Hij is daar!!! de opgeblazen kikker! Die man heeft lef! Schijnbaar zelfzeker!!! Schijn bedriegt!’ Hier staan twee onverzoenbare kampen regelrecht tegenover elkaar! Daar is geen sprake van een harmonisch model tussen bazen en knechten, daar is geen verzoening mogelijk tussen water en vuur! Savijs doet de patronale aanval onder de blote hemel op de straatstenen, hij voelt de vijandige ogen rondom hem, die haten en verwensen hem, als provoceert hij de stakers, ze verroeren geen vin. ‘Door het stakerspiket komt hij niet!’ José de Staele komt in ’t midden van de weg, groot als een reus gaat hij naar de scheepsbaron, hij zingt uit volle overtuiging, met kracht, en de schone stem mist haar uitwerking niet! Alle scheepsbouwers worden meegesleept en zingen in koor! ‘Weg met de machten die verknechten, de arbeiders eisen hun rechten... Wij zijn voor de bevrijding van de mens, de arbeidersklasse zal daar voor vechten... De vrijheid is ons hoogste goed, daarin willen we leven, de macht die deze wet verkracht krijgt ons allen tegen!’ Met fierheid en tranen in de ogen applaudisseren de scheepsbouwers voor José. De patronale parade brokkelt af! Savijs met zijn scheve krokodillen druipen af met de staart tussen de benen, de stakers en hun supporters zijn gelukkig, al weten ze dat hij zal terugslaan!
Madam Roddelkontje klimt in haar pen, ze schrijft in de ‘Zaat’: ‘... begrijpe wie kan! Wie is er die dag niet komen opdagen om de weg open te maken voor Mijnheer Savijs? Dat was de rijkswacht! Terwijl ze genoeg prutsen bij hadden om de stakers van de straat te spuiten! Voor wat zijn die waterkannonnen daar? Wie heeft hen dat telefoontje gegeven? Waarom hebben zij de Boeldirectie in de steek gelaten? Is er dan niemand meer, die nog schepen wenst te bouwen voor de familie Boel en Co? Ik Roddelkontje protesteer met klem! Waarom hebben de stakersvrouwen voor mij geen pannenkoek willen bakken? Zij riepen naar mij: soort zoekt soort, ge hebt hier niets verloren!’
Het jaarlijks verlof staat voor de deur, in het Scheldedal achter vele gesloten deuren verlangen de mensen naar een oplossing. De Boelbazen willen van geen liefde weten. De staking duurt nu reeds 13 weken. Tweehonderd stakers marcheren op de trappen van het gemeentehuis te Temse. Deze avond zullen Rudy Van Vlierberghe en Paula Janssens een motie doen goedkeuren in de gemeenteraad. Zij willen dat de Boelstaking een einde neemt, dat de machtspolitiek van de scheepsbarons wordt veroordeeld. Zij roepen de hulp in van een machteloze regering! Natuurlijk heeft Paula het wel moeilijk met haar CVP-hartje, ’t is moeilijk ’n baas in het ongelijk te stellen. Savijs en Van Vlierberghe zetelen naast elkaar in de gemeenteraad, ze vertikken het in elkaars ogen te kijken. Burgemeester Gust wenst door dit Boelconflict geen stemmen te verliezen, de openbare opinie verplicht hem zachtjes te schipperen. Hij is poeslief tegenover de supporters van Rudy, die zich thuis voelen op de volksplaatsen! Voor alle zekerheid heeft Gust een paar politiemannen opgeroepen met de commissaris op kop!
Juist voor de stemming begint, schiet de arm van ons gemeenteraadslid Savijs de hoogte in: ‘Mijnheer de burgemeester, de man die hier fotografeert heeft die een perskaart? Ik ken hem! Overal waar ik verschijn fotografeert hij mij, ik wil dat niet meer!’ Gust richt zich naar Sjarel: ‘Wel?’ ‘Neen, mijnheer de burgemeester, ik heb geen perskaart, ik heb wel een dopkaart gekregen van hem!’ Applaus op de volksplaatsen, over de Boelbaas zijn toot komt een donkere wolk. De politiecommissaris met zijn schoothondjes verroeren geen vin, ge kunt nooit weten welk nummerken de stakers nog uit kunnen voeren.
De zachte motie tegenover de staking, wordt door 25 raadsleden goedgekeurd. Savijs stemt tegen, wat hebben de bazen toch een hard vel. Wanneer hij zegt neen blijft het neen! Is dat nu democratie of bestaat politieke en economische democratie alleen in de sprookjesboeken. Toch voelen de stakers zich na de stemming als de morele overwinnaars, hij heeft in het zand moeten bijten in het openbaar!
De fut is er blijkbaar uit, er is weinig volk aanwezig op de stakersvergadering, wat is er te vertellen? Wie zit daar in de zaal? Wat komt die hier doen? Waarom is de big boss, provinciale secretaris van metaal, John Van Eynde hier aanwezig? De open vraagtekens worden vlug opgelost. Ongevraagd stapt hij naar de ‘open micro’: ‘Kameraden, den Boerentoren staat nog altijd in Antwerpen.’ Den John heeft altijd gelijk, ze hebben die toren nog niet bezet of verplaatst. ‘Ik kom graag naar het Waasland, hier groeien wilde rapen. Ik weet het, ’t zijn koppigaards die mandenmakers van over het water! Hé, mannekes, hoelang duurt die staking hier al? Ik heb eens een staking geweten in Turnhout, die duurde meer dan een jaar!!! Ik zeg één jaar! Schep goeie moed, kameraden, ’t is uw staking, hé!
‘Den John heeft altijd gelijk, die staking hier dat is niet tegen Fabrimetal!! Neen!! Neen!! Gij maakt uzelf wat wijs, waar halen die mannen van Temse dat! Omdat Savijs daarvan toevallig voorzitter is! Neen! Neen! Den John zegt, dit is een Boelstaking zonder meer. Ik weet dat mijnheer Savijs gene gemakkelijke is, maar hij heeft ook de syndicale délégués die hij verdient, dat is ook waar!’
‘Hier zijn mannekes in ’t stakerscomité die mij, den John, syndicaal de les willen spellen! Ik zeg met geheel Antwerpen maar niet met mij! Ik zou in het begin van augustus een 24-uren staking moeten uitroepen in Antwerpen en Oost-Vlaanderen om hun solidariteit te betuigen, die staan daar allemaal niet te springen, hé! Dat gaat zo maar niet. Allé, den John wenst u allemaal een goeie vakantie!’ Gelukkig zijn er weinig stakers aanwezig of ze sleurden hem van het podium! Wat de rode John verklaarde is totaal in tegenstrijd met zijn uitspraken op de solidariteitsbetoging van 22 mei te Sint-Niklaas! Wat is er gebeurd achter de schermen? Die zuigt dat zó maar niet uit zijn duim!!!
Wat den John ook heeft gezegd, op 10 augustus staan 2000 syndicalisten van de metaal, zowel uit Antwerpen als Oost-Vlaanderen, in de Sporthal te Temse. De staking heeft zich 18 weken verder gesleept zonder een oplossing in het vooruitzicht! De burgerij grolt, de middenstanders beginnen te morren, in de stakersgezinnen vele lange gezichten en platte geldbeugels, een reeks onbetaalde rekeningen. Het ergste is wel dat de stakers noch de syndicale militanten weten wat de nationale vakbondsheren bedisselen achter hun rug. Zij voelen dat de nationale koorddansers de staking in de grond willen boren! Ze zwijgen als een graf over de brief, die is verstuurd in begin van juli, aan alle politieke en Antwerpse syndicale verantwoordelijken, dat de scheepswerf Cockerill Yards op de rand van het failliet staat! Grote paniek in de Hobokense rode familie (een fusiegemeente van Antwerpen). Hun bolwerk, hun jachtgebied om stemmen te verzamelen!! Rode senator Van Eynde ruikt het gevaar, de staking bij Boelwerf moet zo vlug mogelijk eindigen, de stakers dwarsbomen de herstructureringsplannen in de scheepsbouw, zonder daar zelf van bewust te zijn!
Bankiers, scheepsbarons, ministers en vakbondstoppers en de richtlijnen van de EEG, die zegt: ‘Eén van de twee scheepswerven moet verdwijnen in België; ofwel beide werven halveren wat betreft personeelsbezetting! De eis van de stakers om de afdankingen van de ‘128’ ongedaan te maken staat regelrecht tegenover de saneringsplannen!’ De twee hoofddélégués, Jan en Rudy, zijn op de hoogte van deze brief! Zij delen die echter niet mee in het stakerscomité, oordelen dat wat de stakers doen, gericht is tegen de plannen van de industriële maffia! Zij weten dat de Boelbazen de syndicale macht willen breken op de werf, daarom hun verbetenheid nu! ’t Is zeer moeilijk en gevaarlijk een nieuw element in het conflict te brengen. Bovendien is het nu niet het ogenblik om openlijk de nationale vakbondstoppers aan te vallen!
Rode John Van Eynde komt naar de ‘open micro’ in de sporthal. Radio, tv-ploeg, journalisten zijn klaar. Dirk van den Bogaert, van het dagblad ‘De Morgen’, wordt nog eens scheef bekeken vooraleer rode John begint. ‘Wat komt die krabbelaar hier weer doen!’ ... Hij geeft Rudy Van Vlierberghe eerst nog een veeg uit de pan voor het toegestane interview in Humo! ‘Kameraden, wat ik nu ga zeggen, zult gij niet graag horen! Dat is hier geen staking tegen Fabrimetal... Dat is een loutere Boelaangelegenheid!!’ Onmiddellijk roepen de stakers: ‘Ga maar terug naar Antwerpen! Wat gaat ge ons morgen wijsmaken! Windmolen!’ ‘Ik, den John, zeg u, dat is hier geen stakersvergadering maar ’n studiedag over de problemen over de scheepsbouw!!’ De sporthal snelt naar het kookpunt toe! De hitte is niet meer af te remmen! ‘Wanneer gij me niet laat uitspreken, zal ik met degenen die ik heb uitgenodigd de zaal verlaten!’ De uitdaging is olie op het vuur. John provoceert als ’n grootmeester, loopt rond op het podium, zoals ’n olifant in een porseleinwinkel, doet zijn vest uit, staat nu in hemdsmouwen met beide armen te zwieren, geeft een wenk aan de Antwerpse militanten om zich klaar te maken.
De scheepsbouwers van de Boelwerf reageren in koor tegen de rode manipulator. De sporthal is een heksenketel, waarin rode John de vedette is van de show. Groene en rode vlaggen zwaaien heen en weer. Langzaam schuiven de rode syndicale vlaggen naar buiten, volgen de leider in de roemloze aftocht. Spijtig, maar zij hebben het spel niet door, ook voor hen blijft de kern van de zaak verborgen. ’t Is wel een syndicaal drama! In zijn aftocht botst rode John op de journalist van ‘De Morgen’, hij barst bijna van woede: ‘Ha, de penneridder, die alle dagen naar het piket gaat, om te kunnen schrijven in het voordeel van de stakers, ik zal u wel vinden!!’ In gans de heksenketel is er één muisstil, de groene syndicale, provinciale Pol Molenslijk! Laat den John de kastanjes uit het vuur halen!
Op de vijfde verdieping, hoog en droog in de glazenkast, zetelen de Boelbazen in hun bureel. Brave Neelen geeft het verslag over de gebeurtenissen in de sporthal: ‘Onze vriend, John, is wel iets té onstuimig geweest, ’t is anders wel een betrouwbare medewerker! De nationale, syndicale, groene Eiremans heeft me nogmaals beloofd de zaak Jan Cap te regelen na de staking, door eerst de stembanden van de Boelzanger door te knippen! Spijtig, mijnheer Van Eynde wenst voorlopig rode Strooibants niet ter beschikking te stellen van de syndicale tombola! Neelen is werkelijk niet te genieten. ‘Mijnheer Savijs, het is uw schuld dat Jan Cap hier nog rondloopt, gij hebt gecapituleerd! Wanneer de scheepsbouwers het schip de ‘Maaskant’ hadden geblokkeerd, riep jij: ‘Jan Cap, U bent ontslagen!!!’ Gelukkig springt madam Snijboontje tussen beiden, om hare woeste Savijs te kalmeren! “’t Is toch uw voorstel, brave Victor, om acht onbeschermde militanten af te danken! Ge ziet, het stakerscomité bijt zich daar nu aan vast!’ De productiejager kruipt stillekens uit zijn schelp: ‘Wanneer de scheepswerf Cockerill Yards verdwijnt, is er ’n grote concurrent uitgeschakeld, dan zal de Boelwerf zich toch kandidaat stellen, hé, mijnheer Savijs?’ ‘Luc, we moeten het vel van de beer niet verkopen vooraleer hij is geschoten!’
Madam Snijboontje schenkt voor allen slappe thee. Ze vraagt: ‘Wie heeft de ‘Zaat’ gelezen, nummer 170? Als ge het mij vraagt, een prachtnummer!’ De productiejager reageert: ‘Madam Snijboontje, lees het eens voor, ’t is een goeie training voor de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen, gij volgt toch uw bedgenoot op!’ Graag komt Snijboontje tegemoet aan dit verzoek!
Neem uw brood in vrijheid!
‘Deze man was het kotsbeu om naar de pijpen van de ± 100 heethoofden te dansen. Ze zijn bang slagen te krijgen, bang dat hun gezin of huis iets zal misdaan worden. Maar ook zij beseffen wel dat we vandaag dicht bij de afgrond staan. Men kan niet verder staken voor ‘128’ afgedankten, waarvan er reeds een deel aan het werk is of stempelt. Hoe pijnlijk afdankingen ook zijn, door de economische realiteit, moeten wij deze daarom allemaal ondergaan? Daarom dit artikel. Nu staat de poort nog altijd open om alle werkwillige arbeiders binnen te laten. Werken is mogelijk. De moeilijkste is wellicht ook de eerste keer, opkomen op uren dat het piket niet op post staat. Niets belet u om voorstellen te doen aan de personeelsdienst, die wellicht ook behulpzaam kan zijn. Het moet echter van u, werkwilligen, zelf komen. Men zal de kop moeten uitsteken, want het piket zal niet lijdzaam toezien. Laat iedereen doen waartoe hij in staat is, werken! Vrienden arbeiders! Waarom u nog verder laten beroven van brood en vrijheid, neem terug wat van u is, brood maar vooral uw vrijheid!’
Getekend uw personeelscoördinatoren!
Na de voorlezing bekijken de Boelbazen elkaar! De productiejager is woedend: ‘Ge kunt toch geen vliegen vangen met azijn! Moeten deze twee coördinatoren de twee syndicale hoofddélégués vervangen! Oei! Oei! Oei! Ik zou graag het volgend artikel eens willen beluisteren! Die schrijver was vroeger toch toezichter bij de schilders en verfspuiters, heeft die dan drie jaar zijn oren gestopt? Wacht ik telefoneer naar de personeelschef! Hallo! Hallo! Stuur direct de prozaschrijver, ik wil dat ander horen!! Ja! Ja!... de vroegere kladschilder!’
Een mager ventje met ’n hoge rug en platte kartonnen borst kruipt het bureel binnen door het sleutelgat, buigt en knikt alsof zijn leven ervan afhangt: ‘Heren, schiet niet op mij! ’t Is mijn eerste staking als krabbelaar! Ik heb dat als ingenieur nooit geleerd!’ De productiejagers zijn gewoon van meestergasten en chefs uit te kafferen. ‘Sukkel, wij roepen je niet om je te bewonderen, vooruit en lees!’ Het ventje buigt en stottert!
‘Na ons artikel van vorige week ontvingen wij toch enkele reacties! Heel weinig echter! Is het dan toch zo dat de massa van de arbeiders zich gelukkig voelt met deze gang van zaken? Waar zijn eigenlijk de 2000 arbeiders van Boelwerf, niemand ziet hen, niemand krijgt hen in beweging.
Wanneer de vakbond oproept tot massaal piket, dan zijn er een paar honderd, doch de massa kijkt de kat uit de boom. Zullen ze ook toezien wanneer wij met zijn allen ten onder gaan of zullen zij pas dan moord en brand schreeuwen? (De personeelscoördinator strompelt over zijn eigen woorden) Men zegt soms, wie doet wat hij kan is een waardig man. Heeft men soms iets gedaan om zijn arbeid, zijn bestaansmiddel te redden? In elk geval is het voor iedereen, zowel voor de vakbond als voor de patroon als buitenstaanders onbegrijpelijk. Iedereen vraagt zich af, waar blijven ze? Hoe krijgen wij hen wakker? (brave Neelen dut even in)
En toch, bijna 100 % van alle arbeiders die wij ontmoeten verklaren dat zij het beu zijn te lijden onder de financiële last, te vrezen voor het bestaan van onze werf. Velen onder hen zeggen te beseffen dat zij gebruikt worden als kaatsbal of als inzet voor een gevaarlijk spel. Misschien is dat besef het begin van de ommekeer! (de prozaschrijver ziet het einde naderen). Wanneer het zover is, laat dan iets weten, doe iets...! Voor diegenen onder u die willen werken, staan we klaar. Bel ons! Schrijf zodat wij weten of wij ooit nog schepen zullen bouwen.
Getekend, uw personeelscoördinatoren! de ‘Zaat’ nr. 171
Heren van de directie, over dit artikel heb ik water en bloed gezweet, ’t is het onderste uit mijn hol vat!’ De productiejager wijst naar de deur! ‘Buiten! buiten! Een bedrijfsblad moet renderen!’
Na dit intermezzo wordt personeelschef Uilbrechts ontboden bij brave Neelen. ‘Wel, kolonel, welke plannen hebt gij uitgebroed in dat smal gangsken daar beneden?’ ‘Braven, ik heb het leidend personeel samen geroepen en hen gevraagd, wie wenst er contact te leggen met eventueel toekomstige werkwilligen? Wij hebben 400 adressen! Het resultaat is verbluffend! Ondanks dat vele brigadiers en meestergasten weigeren. Zij wensen aan dit vies werkje niet mee te doen! De kaderleden staan wel te trappelen, maar die kennen de mensen niet noch hun gebreken. Carrièremaker brigadier lange Miel is natuurlijk van de partij!’
Onverwachts doet de kolonel drie danspasjes naar voor, fier zoals ’n pauw zonder pluimstaart: ‘Mijnheer Neelen, hij doet het!!! Ja!! Het is in orde!!! Madam Terna heeft het klaar gekregen! Bert de afvallige syndicale délégué zal samen met zijn twee vleugeladjudanten, eveneens afvallige militanten, de leiding nemen van de werkwilligen. Zij beloven het stakerspiket omver te lopen! Bert is een voorzichtig en vooruitziend man. Vraagt actieve en morele steun aan de Boeldirectie, nu en zeker na de staking, want de buizenleggers uit zijn afdeling zullen dit niet in dank afnemen! Braven Neelen, ik stel voor Bert te benoemen tot voorzitter van de werkwilligen.’ Een malse glimlach speelt op Boelbaas’ lippen!
Kolonel Uilbrechts voelt de poepkeswind in de rug. ‘Heren, onze interventieploeg is droog getraind door van Hoek, de judospecialist, uit mijn personeelsdienst. Brigadier van Tul, oudrenner, zoekt naar koevoeten en ijzeren staven. Ik heb hem opdracht gegeven op het gepaste ogenblik toe te slaan; bij de confrontatie tegenover het stakerspiket, het hoofd koel te houden, om nadien samen op de personeelsdienst alles te noteren, alle aanklachten netjes aan de rijkswacht door te geven!’ Brave Neelen sluit de boeken: ‘Goed, kolonel, gij kunt gaan!’ ‘Oh, wacht even! Het stakerscomité organiseert de mars van de ‘128’ afgedankten te Temse, zorg ervoor dat een ploeg fotografen zich opstellen! Volgende week keert Satani terug van het duivelseiland!’
De staking van de scheepsbouwers blijft inwerken op de verbeelding, zowel in Vlaanderen als in Wallonië, bij vriend of tegenstander, velen willen hulde brengen aan de opstandige scheepsbouwers. Het verzet is een frisse lentebloem, in een donkeren crisis, deze hardnekkigheid een bron van geloof en hoop, de strijd tussen de lentestroom en de geldzakken brengt mensen in vervoering.
Talrijke gezinnen snakken naar ’t einde van de staking, morren en klagen! Doch zij wensen het onderspit niet te delven tegen de industriële kasteelheren. De gemeentelijke burgerij spuit overal haar vergif rond, kinderen van de stakers ondergaan dikwijls een antistakers klimaat in de school! De media staan alle dagen verbaasd, kunnen moeilijk de bron van onverzettelijkheid verteren!
De wekelijkse stakersvergadering is uitgegroeid tot een symbool, de drie syndicale musketiers, Robert Van den Bussen, Strooibants René, en Kasiers, spelen op dezelfde golflengte als de stakers. Daartegenover staan de nationale en provinciale syndicale beroepstelefoneerders, die de mars van de ‘128 afgedankten’ bekampen. Zij vrezen de groeiende solidariteit voor de stakers vanuit de fabrieken, willen deze de grond inboren, of leiden naar oeverloze vlakten! De politieke dubbeltongers kijken uit naar het toekomend gebeuren!
Zoete Wijn straalt, op 22 augustus viert het stakerscomité feest, hoewel niet uitbundig. Het doet Jan Cap deugd bij de start van de solidariteitsmars, zoveel mensen uit alle hoeken het land te kunnen verwelkomen! Zowel de Bruggeling als de werker uit de vurige stad Luik! De fanfare uit Nederland ‘Eeuwig Voortdurende Bijstand’ brengt jong en oud in beweging! De afwezigheid van de harmonies uit de Scheldevallei is vallend, intern verdeeld over de staking, totaal vergeten waarom ze éénmaal zijn opgericht, vroeger! Dit wordt vandaag in evenwicht gebracht door bruingebakken Chilenen, die ’s avonds een onvergetelijk muzikaal festijn ten beste geven in de grote stampvolle tent van de ‘Internationale Nieuwe Scène’, solidaire mensen brengen honderdduizenden franken mee voor de ‘brandkast’ van het stakerscomité!
Drie syndicale vlaggen stappen vredig op naast elkaar: rood, groen en blauw. Zij willen hun verlangen tot eenheid manifesteren. Ondanks de goede bedoelingen blijven de kleurenvlaggen wijzen op de diepe verdeeldheid van werklozen en werkers! Mannen en vrouwen dragen voor deze mars, een gestreepte pyjama, die terugwijst naar de concentratiekampen en de huidige industriële fabrieksgevangenissen!
Honderden solidaire supporters van de afgedankte scheepsbouwers volgen de vlaggen, weinig kijkers zijn in de straten te zien. Vijf keer marcheren de manifestanten voorbij de witte, kille villa van Boelbaas Savijs. Jan, Rudy, Zoete Wijn, allen zingen uit volle borst. Weg met de machten die verknechten...! Het leven in de villa is blijkbaar uitgedoofd. Als het volk in opstand komt, kruipen machtigen in bunkers, sturen er gewapende industriële gangsters op los! Satani zweeft rond in de ballroom! Het is een wondermooie dag. Wat zal er morgen gebeuren?
’s Anderendaagsmorgens zeer vroeg bellen kaderleden en carrièremakers aan goed gekozen huizen. Zij vertellen allemaal ongeveer hetzelfde verhaal, soms met ’n andere toon: ‘Madam, ’t is voor uw man, veronderstel ik, hij wordt dringend verwacht om 9 uur op Cauwerburg aan de ingang van de werf! ’t Is voor een speciale job... alles is geregeld met de vakbond... André komt ook... Neen! Madam, ge moet geen schrik hebben, den Bert ge kent hem wel, hé, die zal hem opwachten...’
Het stakerspiket is zeer dun bezet, vele militanten zijn stakingsmoe! Alle dagen aan die vervloekte poort, dat hangt velen de keel uit! Jan Cap en Rudy Van Vlierberghe zijn té laat ingelicht! Voor hen is de vraag met hoevelen komen ze opdagen? Rond 9 uur is er ’n groep van dertig werkwilligen, dicht aaneengesloten in ’n bol! Bert, de afvallige délégué, heeft de leiding, de varkensboer loopt naast hem. Enkele bitsige woorden vallen tussen het piket en de werkwilligen, maar na enkele kleine schermutselingen trekken de ratten binnen op de scheepswerf, recht naar de eetzaal, de ‘Esch’.
Kolonel Uilbrechts ontvangt hen als ware helden, speldt een decoratie op hun bibberende borsten. Brave Neelen lauwert speciaal Bert en benoemt hem officieel tot voorzitter van het rattencomité. Bert lacht echter niet, denkt voortdurend aan Jan Cap en Rudy Van Vlierberghe, zijn vroegere vrienden. Bert weet dat hij fout zit! De voorzitter der ratten heeft geen tijd om na te denken. De personeelschef snelt hem ter hulp: Bert, op uw wens laat de Boeldirectie onmiddellijk, over de velden heen, 2000 telegrams uitdragen, getekend met uw nieuwe titel! Stel je voor, dat grapje kost de Boeldirectie 300.000 fr.!’
Telegram! ‘Verzameling voor alle scheepsbouwers, woensdag 26 augustus in de Sint-Amelbergalaan! Vandaaruit lanceren we een aanval op het vakbondspiket, onze patronale knokploeg is klaar!’, getekend de voorzitter van de ratten, Bert!
Nu komt alles in een stroomversnelling. ’t Is alsof de doorbraak van de werkwilligen deze morgen het stakerscomité nieuwe vleugels heeft bezorgd. Moedeloosheid slaat om in een vernieuwde dynamiek! Op de middag bollen vijf microwagens door de kleine Scheldedorpen, tot ’s avonds laat: ‘Kameraden, wij het stakerscomité doen een oproep tot alle stakers massaal naar de scheepswerf te komen, ingang Cauwerburg! Savijs wenst het stakerspiket onder de voet te lopen, de Boelbazen hebben een rattencomité opgericht, zij mogen er niet in slagen de staking kapot te krijgen. Ook wij wensen het einde van de staking!!!’ De mensen snellen naar buiten op het geluid van de microwagens, allen denken, dit wordt de finale. Vele zaatmannen maken een vuist in hun broekzakken. ‘Ik kom!’ Sommigen nemen hun schafzak mee, je kunt nooit weten!
Wie wind zaait, zal storm oogsten! Satani, Savijs en Co hebben reeds maanden vanuit de glazenkast de haat tegenover de stakers de hoogte in gejaagd, dit moet eens tot uiting komen! Nu honderden stakers het piket versterken, lassen ze het brede hek dicht en blokkeren het met een zware ketting. De nachtwaker krijgt het danig op de zenuwen, loopt de portiersloge binnen en neemt een geweer!! Hij schiet rakelings drie schoten over de hoofden van de piketters! Hij huilt en tiert zoals ’n bezetene. Onmiddellijk cirkelt het nieuws rond. Willens nillens komt het aan de oren van den Braven, die het bericht moet doorgeven aan het opperhoofd van de barbaren. Savijs slaakt een kreet: ‘Godverdomme, die lomperik! Waarom schiet die zo vroeg!!! De zon is maar juist wakker. De Boelbaas heeft geen andere keuze dan hem onmiddellijk af te danken: ‘Anders sleuren ze mijn goede naam opnieuw door het slijk!’ Het resultaat is eenvoudig, het slachtoffer van de haatcampagne vliegt op straat! Tegenover de nachtwaker leggen de stakers geen klacht neer bij de politie, waarom zouden arbeiders dat doen?
De grote confrontatie kan elk ogenblik beginnen, aan de ingang van de werf; de meest verwarrende geruchten worden rondgestrooid, Jan Cap roept: ‘Kijk eens, daar komt een bende rode kardinaals naar hier, gewapend met stokken!’ ’t Is bijna niet te geloven, een bazenknokploeg van ongeveer dertig man komt in de richting van het dichtgelaste hek! Naast de gewapende brigadier van Tul loopt onze prozaschrijver in gezelschap van chef Kukelaar, en van onze broer, mijnheer Deer. Natuurlijk is ook de judotrainer Van Hoek aanwezig! Van Tul deelt de koevoeten uit zoals stukjes noga!!!... Kolonel Uilbrechts wacht op het aanvalssein van het opperhoofd uit de glazenkast. Ondertussen programmeert computerspecialist en kaderlid de grote nijptang, samen met Luc de melkmuil, om de zware ketting door te knippen.
Het stakerspiket zit in moeilijke papieren, zij beseffen het gevaar, langs achter in de rug de Boelse, patronale knokploeg, voor hen een groep ratten, 100 man sterk. Gespannen en zenuwachtig leidt den Bert de groep die zich rond hun kopman scharen.
Vakbondsman groene Van den Bussen stapt in de richting van het opkomend gevaar. De werkwillige groep stopt. Robert en Bert kijken elkaar vierkant in de ogen! ‘Bert, wat gaat ge doen? Wat is er met u gebeurd!? Gij waart 10 jaar syndicale délégué op de Boelwerf, kom en sluit u terug aan bij de stakers! In plaats van aan mijnheer Savijs toe te geven!’ In de omgeving van de twee is het muisstil!! Jan Cap en José De Staele schuiven naar den Bert toe, deze reageert onmiddellijk: ‘José De Staele laat me door, ik heb recht op arbeid!’ Wat een potsierlijke uitdrukking voor een exdélégué. ‘Jan Cap, ik ga werken!’ ‘Bert ge vraagt recht op arbeid, wat doet ge met die 128 afgedankte kameraden?’ ‘Jan Cap, laat me door!’
Bert, groot en struis, stapt in de richting van het kleine hek, in de grote afsluiting. Sjarel heeft nu geen tijd om te fotograferen. Het wordt een trekken en sleuren, de ratten willen langs het kleine hek binnenwippen. De patronale gangsters helpen een handje mee langs de binnenkant van het hek, slaan en kloppen met stokken en koevoeten. De computerspecialist tracht met de geprogrammeerde tang de ketting door te knippen, de jonge militant Jean belet hem dat te doen. Sjarel en Bert rollen over de grond, liggen in de opening van het hek. Miel van Tul klopt gevaarlijk in het rond. Het gevecht is zeer hevig, niemand wil wijken, tien ratten glippen binnen, ook den Bert is mee! Blijkbaar zijn de patronale gangsters tevreden, zij verdwijnen in de richting van de personeelsdienst.
Kolonel Uilbrechts is wel verplicht de mislukte aanval mee te delen aan het opperhoofd: ‘Mijnheer Savijs, ik ben er wel in geslaagd enkele koplopers te noteren! Sjarel, de stellingmakers, de jonge monteerder Jean, de aanklacht voor slagen en verwondingen zal ik na de staking doorspelen aan de rijkswacht!’ Satani streelt de rug van Savijs goed en zoet. ‘Kolonel, wanneer gij aanstaande vrijdag opnieuw faalt, dan kunt gij uw valiezen pakken!’
De syndicale militanten spuwen hun gal uit over Berts optreden! Zij beslissen een avondserenade te brengen voor zijn huis! Dertig stakers rukken op, Willy en Jaurez blazen op de klaroens, twee potscheelslagers maken een hels lawaai. Schichtige mensen komen even kijken. Voor de woning van den Bert zingen de protestanten: ‘Oh, ratten en muizen ze hebben zolang bijeen gewoond, nu moeten ze verhuizen, verhuizen moeten ze doen!’ Berts vrouw komt verschrikt door het vensterraam kijken, hare kleine pagader op de vensterbank begrijpt er niets van, waarom die mannen zo boos zingen voor zijne papa!
Sjarel treedt uit de groep en geeft ’n vlammende speech: ‘Mensen, hier woont de voorzitter van het rattencomité; den Bert heeft zijn frak het binnenste buiten gekeerd, vroeger délégué en nu rat. Ik heb hem persoonlijk aan het werk gezien tijdens de staking van 1971 te Steendorp en in de gemeente Hamme. Hij was de beste rattenvanger van de streek, nu doet hij dit vies werk voor mijnheer Savijs. Bert, ook wij zijn de staking beu! Nochtans kunnen we dit verraad nooit aanvaarden. Tweeduizend gezinnen zitten nu financieel tegen de vlakte. Zij hebben het recht dat de staking wordt beschermd, zodat hun offers en inspanningen niet tevergeefs zouden zijn. Vandaag is er geen keuze, alleen een harde wet, een ongenadige strijd tussen de patronale knokploeg en het arbeiderssyndicaat!
Daarom mensen, deze openlijke ‘rattenserenade’, wij zingen nu het vroegere lievelingslied van Bert! ‘Hand in hand kameraden...’ ’t Is wel een pijnlijk tafereel, Sjarel ziet nog altijd dat kleine lopertje naakt op de vensterbank met verbaasde oogjes, kijkend naar die stoute mannen op straat! Een klein groepje stakersvrouwen staat op veilige afstand toe te zien. Zoete schudt haar hoofd: ‘Dit is echt onmenselijk, is dat wel nodig?’ ‘Het Is zijn eigen schuld!’ reageren andere vrouwen.
Anderendaags is het decor totaal veranderd! De personeelschef geeft opdracht het hek weg te nemen over geheel de lengte. De kaderleden en werkwilligen krijgen opdracht zoveel mogelijk gaten te maken in de afsluiting rond de scheepswerf, planken te leggen over de grachten, zodat de ratten gemakkelijk binnen kunnen ritsen! Verschillende meestergasten weigeren deze vieze opdracht uit te voeren: ‘Dit behoort niet tot onze taakomschrijving!’
’t Is vrijdagmorgen en marktdag te Temse, de vogeltjes die fluiten ter ere van onze Heer! De gemeente is zoals in de bezettingstijd: overal rijkswachters in zwarte frakken, waterkanonnen en combi’s! De wettelijke ordeverstoorders staan paraat. Vele fabrieksdelegaties komen het stakerspiket versterken, scheepsbouwers van Cockerill Yards zijn op post! Verschillende stakers tonen een telegram aan Jan Cap. ‘Jan, den Bert vraagt ons schoon om te komen werken! Dat die rat zijn gat afkuist met dit papier!’ Sommige piketters dragen voor de eerste keer in deze staking een helm. ‘Wij laten ons geen tweede keer uit elkaar slaan door de patronale stoottroepen!’ Aan de kaderleden met scheve poten is meegedeeld: ‘Indien uw leven u lief is, blijf dan maar uit onze buurt!’ Niemand van de helden laat de neus nu zien.
Opeens verschijnt rode Strooibants met de microwagen. Hoe het gebeurt is weet niemand, zelfs de procureur des konings niet! Honderd meter splinternieuwe prikkeldraad zweeft door de lucht, deze daalt ongevraagd neer in de handen van de stakers. Rode barikado lacht: ‘De eierboer heeft mij 1000 eieren meegegeven om eierkoeken te bakken voor de werkwilligen. De piketters bouwen in de rug een barricade van fietsen, die de meestergasten normaal gebruiken op de scheepswerf om zich vlugger te verplaatsen. De zon, barometer en spanning stijgen. De zwarte frakken lonken als wilde katten, zijn bereid onmiddellijk toe te slaan! Honderden voetzoekers verhogen de sfeer. De groep werkwilligen nadert heel onzeker! Achter de blinkende prikkeldraad staan alle militanten. Zoete Wijn en Marleen... zij bakken vandaag geen wafels. Stakers en werkwilligen kijken in elkaars ogen!! Zullen er klappen vallen? Savijs is erin geslaagd een deel van de arbeiders tegen elkaar in het harnas te jagen.
José De Staele, de vroegere hoofddélégué, staat voor Bert, zijn ex-militant. In José keert alles om: ‘Bert, keer maar terug naar huis, ge komt er niet door! Waarom speelt gij de kaart van de Boelbaas, voor u wordt dat een menselijk drama! Wat gaat ge doen na de staking? Savijs kan je wegsteken, maar de zaatmannen zullen u nooit vergeven dat ge hen met een mes hebt gestoken!’ Bert heeft niets te zeggen. De stakers maken gevaarlijk golvende bewegingen met de splinternieuwe prikkeldraad. Verschrikt springen de ratten achteruit. Als bij toverslag volgt een eierenbombardement, de niet gekookte eieren springen kapot op hun smoel! Voetzoekers knallen en springen overal rond. Dulle, zwarte, industriële waakhonden stormen met de matrak in de hand vooruit! De donkere monsters vormen ongewild een dam tussen stakers en ratten. De fietsenbarricade begint plotseling te branden, hoog slaan de vlammen op. De verbrande rubber verspreidt een ondragelijke stank. Bert en zijn discipelen druipen af, gehelmde rijkswachters schieten traangasbommen af. De gasrook drijft zowel stakers als werkwilligen in de richting van de gemeente. Alleen het vakbondspiket heeft door gelukkige omstandigheden geen traangas moeten snuiven, dank u lieve wind!
Rode Strooibants spreekt het massapiket toe: ‘Hij is nu verplicht te onderhandelen, nooit zal Savijs erin slagen het vakbondspiket onder de voet te lopen, nu niet, nooit!’ Al zingend stappen de stakers naar de gemeente om hun stakersgeld te ontvangen!
Zij passeren de kille villa, Satani kijkt toe, hij is die Boelzangers kotsbeu! De Boeldirectie heeft speciale oordoppen gekocht om aan het zangkoor te ontsnappen, maar zelfs madam Snijboontje is betrapt, toen ze zong: ‘Weg met de machten die verknechten!’
Juist voorbij de kille, witte villa komt een zwarte Citroën in de richting van de marcheerders gevlogen! Woedend springen zij achteruit. De wagen wordt geblokkeerd en er wordt geroepen: ’t Is Savijs! Smeerlap, lafaard!’ Bonk! Bonk! Stenen pletsen op de blinkende koets. De stakers sluiten een cirkel rond de dure wagen! Zij beginnen de auto op en neer te waggelen... een, twee, drie... ‘Mannen, pas op, de chauffeur is ook ’n werkman. Savijs mag voor ons part verrekken! Met de velo aan de hand komt Sjarel naar de wagen toe en ziet de Boelbaas Flup zitten op de achterbank. Sjarel, vroeger secretaris van de ondernemingsraad, en Savijs zijn al vele jaren niet verliefd op elkaar, hij maakt een killy, killy-teken naar de baas, met de wijsvinger over de keel! Savijs krijgt blauwe lippen en wordt doodsbleek. Opeens springt de straatvechter uit de zwarte Citroën, een onbloedig duel begint onder de zon.
‘Gij hebt doodsbedreigingen geuit tegen mijn persoon! Ik zal u aanklagen bij de politie! Gij zult u moeten verantwoorden tegen de procureur des konings.’ Hij kijkt naar de ogen rondom hem, vol haat, ze naderen gevaarlijk, zijn kniebollen kloppen tegen elkaar. Sjarel slingert hem in het gelaat: ‘Wie heeft hier doodsbedreigingen geuit? Wie? Straatvechter, gij maakt de mensen kapot, door uw haatcampagne heeft die nachtwaker op ons geschoten, wie heeft die bazenknokploeg in het leven geroepen? Wie hongert de mensen uit in het Scheldedal? Houd uw bek en tsjirpt wanneer het goed weer is!’
De Boelbaas brult en tiert, blaast de aftocht! ‘Vooruit, chauffeur, naar de ingang van de Cauwerbrug!’ Daar gekomen springt mijnheer uit de wagen en begint als ’n dolle de verschrikte rijkswachtcommandant uit te schelden. ‘Nietsnutten! Luiaards, gij moet mijn vrouw en kinderen beschermen!’ Dit is blijkbaar iets te veel voor de commandant. ‘Mijnheer Savijs, dit zijn uw eigen luizen die u bijten! Ge zou hier beter weg blijven!’
Als een wervelwind verspreidt het nieuws zich. Donderdag moeten de stakers stemmen over het uitgedroogd voorstel van minister der werklozen, De Wolf! De 128 afgedankte arbeiders worden drie jaar in een werkcel gestopt, ze ontvangen 90 % van hun loon en zijn die periode vrijgesteld van stempelcontrole! De Boelbaas zal dit voorstel aanvaarden met lange tanden. De vakbondstoppers aller kleuren dansen van vreugde. Het ministerke met blauwe kont zegt: ‘Indien de lokale vakbondssecretarissen geen referendum organiseren, zal mijn knecht Von Himler het doen, langs een postreferendum. Het stakerscomité, gesteund door de drie syndicale musketiers, beslissen de stemming zelf te organiseren met de nodige bloemenkransen.
’t Is donderdagmorgen, een massa stakers in en rond de sporthal; vele stakers hebben elkaar in maanden niet meer gezien! ‘Ha, Jef, gij waart zeker ondergedoken, ge ziet er stralend uit!’ De stakersvrouwen hebben veel plezier! ‘Ook al is onze portemonnee zo plat als een vijg, laat u niet doen, hé, mannen.’ Zoete Wijn heeft de lach der gelukzaligen. ‘Gisteren hebben we twee ratten met hun fiets in het water zien vallen. Ze liepen over een plank, om door een gat in de afsluiting de scheepswerf te bereiken, ’t waren precies waterduivels. Nadien hebben ze een klacht neergelegd bij de rijkswacht, omdat wij hen uitlachten!’
Radio, tv en journalisten krijgen geen toegang tot de stakersvergadering, dit is de eerste keer in de staking. Alle stakers zijn woedend over de tv-uitzending van Panorama, die de Boelstaking behandelde. De stakers worden daarin afgeschilderd als vechters, onverantwoorde elementen, terwijl rode John van Eynde en Savijs om beurt elkaars buik wasten! Groene Pol Molenslijk keek de kat uit de boom!
Trouwe tongen beweren terecht, dat de Panoramaploeg meer op de villa zit van mijnheer Savijs dan elders! De Boelbaas weet te vertellen voor het scherm, dat scheepsbouwers overal ter wereld moeilijke mensen zijn, want zelfs in Polen durven deze staken. De incidenten in de sporthal op 10 augustus werden dik in de verf gezet! Over de solidariteitsmars voor de ‘128’ afgedankten kwamen enkele schaarse beelden. Wel verschenen Kris Merckx van de PVDA en Van Geyt, de voorzitter van de Eurocommunisten, om de kijkers duidelijk te maken dat de mars een ultra rood onderonsje is! De afgedankten verschenen noch op het scherm, mochten ook hun stem niet laten horen!
Het is een publiek geheim dat zowel rode syndicale als politieke leiders uit het Antwerpse hemel en aarde hebben bewogen om te beletten dat senator John Van Eynde aan deze Panorama-uitzending zou meewerken. Ze vreesden een politiek schandaal. De syndicale senator, John, danste rond op zijn olifantspoot: ‘Neen! Neen! Ikke, den John, ga de waarheid eens zeggen. Ikke laat nog liever mijn twee handen afhakken dan aan deze uitzending te verzaken!’ Gedurende de opname van ‘panodrama’ hebben politieke vrienden tevergeefs getracht hem van voor de tv-camera te sleuren! De uitzending werd dan ook een kaakslag voor de stakers!
Als reactie daarop mogen alleen ‘De Kleine TV’ van Zomergem en Dirk van den Bogaert van het dagblad ‘De Morgen’ binnen op de stakersvergadering. Het stakerscomité houdt niet van valse neutraliteit op beslissende momenten. Bovendien willen zij ook de plaatselijke vakbondssecretarissen beschermen tegen de nationale koorddansers, die op een totaal andere golflengte zitten.
De stemming over het ministerieel voorstel wordt met grote ogen gevolgd door de scheepsbarons. De personeelschef deelt mee aan al de werkwilligen die aan de stemming deelnemen in de sporthal dat ze geen enkel loonverlies zullen hebben! Wel nog een klein extraatje! Voor de ratten vertrekken ontvangen ze vlug de zegen van Satani! Wanneer de rattenleider de stakersvergadering binnenduikelt, is het ahoe-geroep overdonderend! Rode Strooibants provoceert zeer gevaarlijk voor de micro! Jan Cap beheerst vlug de situatie door een kalmerend handgebaar.
De charlatans uit de personeelsdienst zitten rond de kolonel zonder sterren. Ze pronostikeren op de uitslag van het referendum. Voor het stakerscomité wordt het vast en zeker een Waterloo! Savijs, Brave Neelen en de productiejager zetelen in het directiebureel, in ’t midden blinkt de witte telefoon. De radiopost Vlaams Brussel geeft volle bak. Savijs is zelfs zeker: ‘Heren, vandaag wordt het stakerscomité levend begraven! De stakers zullen het zelf in de grond boren!’
Rechtover het bondsgebouw in Antwerpen, in een klein restaurantje, slurpt de rode senator John aan een kopje ‘zwarte kat’. Hij bekijkt voortdurend de tippen van zijn schoenen: ‘Met die koppige Waaslanders weet ge nooit! Die zwemmen altijd tegenstroom!’ De provinciale, groene, syndicale Molenslijk kuist de zwarte laarzen van zijn baas, de nationale Eiremans: ‘Gerard, onze slogan, de mens eerst, klinkt schoon, nu zal Jan Cap, de Boelzanger, wel een toontje lager gaan zingen!’ ‘Vriend Pol, geduld is een gave gods!’
De sporthal draait warm, de open micro gloeit, de drie syndicale musketiers trekken aan één zeel! Daarvoor krijgt rood, groen en blauw een daverend applaus. Zij verscheuren het voorstel De Wolf. Wanneer Jan en Rudy, de twee hoofddélégués naar de micro gaan, wordt het muisstil! Dat zijn de vertrouwensmannen van de scheepsbouwers. De twee worden gewaardeerd. Jan Cap, de man van woord en daad; Rudy, de toekomst. Nu spreken ze dezelfde taal, krachtig, kort, vol overgave en overtuiging: ‘Wij staken de ‘128’ kameraden terug op de werf! Wij laten ons door De Wolf geen dictaat opleggen. Wij walgen van de patronale gangsterpraktijken!’
José De Staele, jaren het vertrouwde beeld op de scheepswerf, verbonden met de zaatmannen met vlees en bloed, met een stem die jaren de vrijheidsdrang van de scheepsbouwers heeft uitgezongen met zijn lievelingslied ‘Het eindpunt is geen eindpunt maar alleen een nieuw begin!’, spreekt in dezelfde zin als Jan en Rudy. Hoe kan dat anders wanneer ge 22 weken samen hebt gestreden tegen de industriële maffia! Sjarel sluit de rij, in alle moeilijke omstandigheden en op beslissende momenten heeft hij het woord genomen, de kameraden hebben het recht te weten wat hij over het aangebrachte probleem denkt! Dikwijls was hij het voorwerp van pro’s en contra’s: ‘Kameraden, ook al ben ik één van de afgedankten, we capituleren niet voor Savijs, noch voor het dictaat van De Wolf.’
De scheepsbouwers blijven hangen rond de stemhokken, de sfeer is adembenemend. De zaatmannen willen niets missen, bekijken met scheve ogen de werkwilligen die stemmen in blok. Voortdurend stijgt de spanning naar een onzekere hoogte, binnenin springt alles bijna kapot! Wat is dat? Rode Strooibants met wijd gespreide armen vóór de micro roept: ‘De stakers verwerpen het voorstel, de staking gaat door. Ze leeft!’ De zaatmannen veren recht, wenen, lachen, dansen, omhelzen en grijpen elkaars handen en zingen: ‘Hand in hand, kameraden,...’ Tranen rollen over hun wangen. Ze trekken rond de zaal, zeggen tegen elkaar: ‘De staking leeft! Savijs heeft het aan zijn kloten!’
De radio deelt de stemming van de uitslag mee! De Boelbaas zakt bewusteloos weg. Rode John vloekt: ‘Verdomme, die boerkes van Temse, dwarsliggers, wie zal die temmen?’ De nationale, groene Eiremans smijt zijn paternoster weg, grijpt de laatste redplank, de litanie voor alle heiligen: ‘Heilige Savijs, bid voor ons!’ Een radio heeft dit voordeel, het nieuws dringt overal door, tot in de huiskamer, fabriek en kliniek! Verbeten tegenstanders die het bericht horen, beschouwen het als een overwinning van het stakerscomité! Spijtig!! Deze onvergetelijke momenten duren slechts enkele minuten. Blauwe Kasiers deelt de definitieve uitslag mee: 63 % tegen het regeringsvoorstel. De statuten eisen echter 66 % om de staking voort te zetten!
Voor de scheepsbouwers is dit als een onderdompeling in een ijskoud bad! Jan en Rudy grijpen vlug naar de teugels. Rode Strooibants: ‘Ik zal telefoneren naar mijn syndicale bazen te Antwerpen, ze moeten de staking blijven steunen!’ De eerste musketier, Kasier, verdwijnt, voor hem is de match uitgespeeld. De groene Van den Bussen wast de handen rein, in een kommeke groene erwtensoep: ‘Men heeft beslist!’ Jan Cap spreekt de vertwijfelde mannen toe: ‘Kameraden, het stakerscomité zal alle middelen hanteren om de nationale vakbondsleiding te dwingen het stakersgeld verder uit te betalen. Het is een ongelooflijke uitslag na 22 weken staking. Wij willen een vakbond met een hart! Maandagmorgen komen we samen om 7u30 onder de eikenboom!’
Rode Barikado is ondertussen aan ’t telefoneren in café ‘De Sportvriend’ naar alle leden van het dagelijks bestuur van de rode provinciale metaalbond te Antwerpen!... Hij krijgt alleen vage woorden te horen, eindelijk heeft René senator John te pakken: ‘John, ik verzuip, ge moet me helpen, ik kan die stakers met hun 63 % niet in de steek laten, ’t water komt tot aan mijn mond, blijf de staking steunen.’
‘Neen! Neen! René, ’t is gedaan, hé, de vakbondskas is leeg!’ Radio en tv delen het einde van de staking mee, terwijl het stakerscomité zegt: ‘De staking gaat door!’
Rode Strooibants krijgt de zaterdagavond een geheimzinnige telefoon: ‘Zondagmorgen moet ge klaarstaan op de Scheldebrug te Temse, om 9 uur! Gij alleen! Gij hebt hierover spreekverbod! ’t Is een syndicale opdracht!’ Plots zwijgt de stem. ’s Zondags op het afgesproken uur kijkt rode René vanop de brug naar de verlaten scheepswerf. Bruusk stopt er een auto voor hem, de onbekende chauffeur doet teken: ‘Bent u Strooibants? Stap in!’ Onderweg wordt hij drie keer van auto verwisseld, voortdurend kijkend in de achteruitspiegel, ’t is alsof ze achtervolgd worden. Wie zouden de vermoedelijke achtervolgers dan zijn? Voor René is het duidelijk, men is bang voor leden van het stakerscomité, die van de zonderlinge autorit niets afweten! Zo belandt de rode musketier in het rode vakbondsgebouw van metaal te Brussel. Tot grote verwondering van de ontvoerde wacht daar een BRT-journalist op een mededeling, die de nationale syndicale proceduredansers aan het klaarstoven zijn, zonder stakers en zonder hart! De syndicale bonzen hebben beslist voor de stakers de geldstroom af te snijden. De vurige harten zijn Groene Eiremans en Philipsen, voorts de rode senator van Eynde en de Coster, plus ’n blauwe vakbonder.
René kan zijn eigen ogen niet geloven, Robert van den Bussen schrijft de capitulatietekst voor radio en tv. De nationale de Coster zal vlug dat kladschrift zuiver typen, helaas!... Ferdinand krijgt de elektronische typemachine niet in beweging, Flanders technologie faalt. Zonder aanleiding richt de nationale, groene Eiremans zich naar John Van Eynde: ‘John, wanneer gij die revolutionair van u, Strooibants, uitschakelt, dan zal ik, Eiremans er voor zorgen dat Jan Cap niet meer zingt!’ De nationale groene kijkt uitdagend in de ogen van Barikado. Deze hoort met eigen oren hoe grof de samenzweerders achter de schermen hebben gewerkt.
De ideeloze vakbondsnarren drijven de chantage door, rode Strooibants moet voor straf, omdat hij na de stemming in de sporthal heeft geroepen: ‘De staking gaat door!’, de capitulatietekst aflezen voor radio en tv. René weigert dit beslist. De nationale compromisvreters worden verplicht het zelf te doen! De drie hopeloos verdeelde musketiers krijgen verbod het woord te voeren volgende maandag op de stakersvergadering, die in het teken is gesteld van de slogan ‘Wij wensen een vakbond met een hart!’. Waarin de Boelmaffia niet is geslaagd, krijgen zes nationale gewetenlozen het wel klaar, zij geven de stakers een dubbel nekschot; om hun eigen verraad af te dekken, huilen deze bonzen in koor: ‘Het stakerscomité wordt gemanipuleerd door ultralinkse elementen!’
Maandagmorgen op 7 september 1981 zijn 1300 scheepsbouwers verzameld onder de grote eikenboom, niemand merkt dat de eikenbladeren barsten van tranen, wie durft strijdende mensen zonder eten te zetten? Inwendig zijn de scheepsbouwers aan een kookpunt toe. Sommigen voelen zich schuldig: ‘Is het soms een misdaad met open vizier de syndicale strijd te voeren? Waarom komen die dikbetaalde klootzakken van Brussel dat hier niet uitleggen!!! Wij zullen ze niet opeten, of toch wel!?’
Dirk van den Bogaert, journalist, is klaar met de bandrecorder: ‘Dit is belangrijk voor de toekomst!’ Allen onder de eikenboom weten dat het kalf is verdronken, toch willen zij hun protest nog laten horen! Een jonge staker spreekt door de micro: ‘Vrienden, in ’t begin van de staking jaagden de vakbondsleiders ons buiten, met veel schone woorden. Het was voor de tewerkstelling, Savijs moest de cao-Waasland respecteren! Wees solidair met je afgedankte kameraden! ’t Is tegen Fabrimetal, ik begon het te geloven. Nu jagen ze ons binnen als honden! Ik geloof die mannen van de vakbond nooit meer!’
Rudy bestijgt de Calvarieberg, spreekt met hart en rede, als kind uit de Scheldevallei weet hij wat in de zaatmannen hun binnenste omgaat: ‘Kameraden, wij willen een vakbond met een hart, wat hier gebeurd is, is syndicaal verschrikkelijk, het mes zit er diep in. Ook ik ben ontgoocheld, laat ons toch geen stommiteiten doen, scheur uw vakbondsboekjes niet kapot, dan staan we volledig in onze bloten tegenover Savijs!’ Sjarel voelt het kriebelen, wenst voor de laatste maal het woord te nemen, bekijkt al de gezichten voor hem, nu zonder strijdlust zoals een uitgedoofde vlam. Tientallen fabrieksdelegaties willen ook nog vele vrome wensen uiten. Maar deze zalf kan de geslagen wonden niet helen. Sjarel ziet op de achtergrond de heilige syndicale drievuldigheid, de eens fiere musketiers hebben nu een gesleuteld slot door hun lippen: ‘Heren, wie heeft uw mond dichtgesnoerd. Waarom haakt ge nu af juist vóór de meet?’ De drie zwijgen collegiaal, duizenden ogen bekijken hen, alleen schaamte is hun deel.
Jan Cap sluit de protestmeeting af, schijnbaar kalm en rustig: ‘Kameraden, wij hebben openlijk de syndicale leiding afgekeurd, wij wensen een vakbond met een hart, die de zijde kiest van degenen die willen strijden. De vakbondsleiders draaien de geldkraan dicht, met de statuten in hun hand, zonder hart! Voor deze protestdag zal iedereen 1000 frank ontvangen, dit geld is samengebracht door solidaire handen, uit gans het land van de Noordzee tot in het diepste puntje van Wallonië, vergeet dat nooit, kameraden, zij hebben zich maanden verwarmd aan onze gloeiende hitte van onverzettelijkheid. Tientallen telegrammen blijven toestromen, toch moeten wij de ernstige toestand onder ogen zien, het stakerscomité zal onmiddellijk vergaderen, morgen zullen we samen beslissen, wees gerust! Wij zullen ons niet in een uitzichtloze situatie gooien!’
Jan, Rudy, rode René hebben nog een samenkomst met Freddy Willocxk en Pros Matthys om te onderzoeken of men voldoende financiële middelen kan samenbrengen om de staking te financieren, dit is echter een onmogelijkheid! Om 6 uur ’s morgens is het voltallig stakerscomité samen om de pijnlijke beslissing te nemen. Samen gaan ze naar de mistige Oeverstraat; voor het vakbondsgebouw, het Volk, staan de stakers, de meesten hebben hun schafzak bij, stille tranen vloeien, het daglicht begint door te dringen. Enkele fabrieksdelegaties brengen met een warm hart nog duizenden solidaire franken mee! Wat baat het wanneer de nationale metaalbonden de geldkraan dichtdraaien! De sirene van de scheepswerf blaast, nodigt uit om het werk te hervatten.
Jan Cap komt te midden van de straat met de megafoon, ’t wordt de meest pijnlijke en kortste redevoering uit Jans syndicale leven. Met een krop in de keel, een stille vloek, door de stalen megafoon klinkt het: ‘Het stakerscomité heeft beslist vandaag de staking te beëindigen!’ Gewezen stakers rijden langzaam de scheepswerf binnen! Alle kameraden verdwijnen één na één, de afgedankten blijven buiten! Sjarel kijkt ze na, voelt zich eenzaam, 250.000 fr. solidariteitsgeld zit in zijn tas! Hij gaat naar het vroegere stakerscentrum, de telefoon rinkelt voortdurend, Sjarel beantwoordt hem met bibberende stem. Is dit nu het einde van de staking?
De rode, provinciale, syndicale senator, John Van Eynde laat er geen gras over groeien. Op 8 september, de dag na de staking organiseert den John een buitengewoon congres te Antwerpen! Voor alle bestuursleden van de metaal. De leider moet in eer hersteld worden na de incidenten in de sporthal te Temse, op 10 augustus! Rode John is een invloedrijk man in de havenstad, zowel syndicaal als politiek. De multinationalen gebruiken hem zeer handig: Bell telefoon, Ford, General Motors enz... Hij heeft ’n vinger in de pap bij de scheepsherstelIers, is regelmatig op bezoek bij de scheepsbarons van de Boelwerf en Cockerill Yards, de bazen van Electro Naval doen voor hem de deuren open!
Ondanks dit is John niet volledig gelukkig in zijn syndicaal keizerrijk. Op Cockerill Yards te Hoboken militeren volgelingen van Mao, zij ondermijnen zijn vakbondsmodel, de revolutionairen willen niet weten van het praat- of telefoonsyndicalisme. Bovendien komen deze straatvlegels stemmen roven van onze senator. In de rode burcht van Hoboken werken een paar dokters op blote voeten, voor de groepspraktijk ‘Geneeskunde voor het volk’. De patiënten geven bij verkiezingen hun stemmen aan Kris Merckx. Om zijn stemgebied te beschermen, heeft de rode John de heilige oorlog verklaard aan de revolutionairen van de PVDA.
Zoals een goed virtuoos tokkelt hij alle vakbondsinstrumenten, waarvan Van Eynde de snaren zuiver heeft gestemd! Vier heren, verlekkerd op Mercedes met vier deuren, vormen met hem het dagelijks bestuur. Zij maken de beslissingen klaar om hun macht te bestendigen voor het lager niveau van het uitvoerend bestuur, samengesteld uit vakbondssecretarissen uit verschillende afdelingen. Zij komen luisteren naar wat klavervier heeft bedisseld, de beroepskrachten volgen de gouden raad: ‘Spreek de brullende leider nooit tegen, ongezond voor je carrière, den John heeft toch altijd gelijk!’
Om greep te hebben op de werkers in de grote fabrieken te Antwerpen is er een ander recept! De provinciale secretaris duidt eigenhandig de hoofddélégués aan, die controleren en sanctioneren de andere délégués; ze praten naar de mond van de leider, trachten ieder conflict in de kiem te smoren. In ruil daarvoor zorgt den John in samenspel met de patroons, dat de hoofddélégués een goed betaalde job hebben, in het belang van beiden. Wie hem volgt kan hoofdafgevaardigde blijven tot in het graf! Rode John Van Eynde onderhandelt liefst met de patroon alleen! Deze methode is niet alleenstaand in de syndicale wereld.
Tegenover deze syndicale opstelling staat die van de syndicale delegatie van de Boelwerf. Daar kiezen de scheepsbouwers hun eigen délégués, geven deze opdrachten, en nemen de eindbeslissingen zelf, na een algemene vergadering op de scheepswerf. Dit brengt voortdurend conflicten mee. Het telefoonsyndicalisme tegenover het horizontaalsyndicalisme!
Het is deze man die nu het buitengewoon congres heeft samengeroepen. Hij kent het resultaat al op voorhand: ‘Kameraden, ik ben diep geschokt door de gebeurtenissen in de sporthal te Temse... Erna wilden de Boelstakers geen compromis aanvaarden. Zij willen manifesteren dat men als geslagenen opnieuw de scheepswerf is moeten binnen gaan, dat ze door de vakbond werden uitgehongerd!’... Dan zegt den John: ‘Neen, neen! Zingt niet ‘Hand in hand, kameraden!’, zingt liever het socialistisch lied van degenen die onze organisatie hebben opgebouwd en die geweten hebben waarom ze het deden! Zing dan tenminste de Internationale!’
Dan komen zijn hoofddélégués voor de micro! Bell Telefoon begint: ‘... Op 10 augustus te Temse heeft men gepoogd de metaalbond van ons in de val te lokken. Deze agitatie is bij velen in het verkeerde keelgat geschoten, vooral de aanwezigheid van Kris Merckx van de PVDA. Deze staking was een loutere Boelstaking en niet gericht tegen Fabrimetal.’ Een hoofddélégué komt verklaren: ‘In de vakbondsstatuten is er nergens sprake van een stakerscomité... Het was een schandalige stemmenmakerij tegen onze bond, tegen onze secretaris!...’ De zaal applaudisseert en de rode syndicale John blinkt van de deugd! Van Vloed, hoofddélégué bij Cockerill Yards, die uit protest de sporthal is buiten gelopen zingt dezelfde melodie: ‘Spijtig dat we door al die herrie alle informatie hebben gemist. Dit is natuurlijk een voordeel voor de patroon! Ik geloof niet dat de staking een goed middel is om afdankingen ongedaan te maken, dat lost niets op...!’
Daarna is het de beurt aan Albert Van Nimmen uit Kruibeke, ’n echte Waaslander die op een kleine scheepswerf werkt. Deze voorzitter van de afdeling Temse-Sint-Niklaas zal de stakers steunen; veertig jaar heeft hij gemiliteerd in de socialistische organisaties. Albert spreekt zacht, met het warm hart van een werkman: ‘Ik heb het gevoel dat het buitengewoon congres in feite een rechtbank is, bedoeld om de stakers en plaatselijke militanten uit Temse te veroordelen en de provincialen terug op de troon te plaatsen. Kameraden, dat pik ik niet. Dat stakerscomité heeft heel goed gewerkt. Gij stelt het hier voor alsof dat een verzameling was van rechtse en linkse elementen. Ik vind dat een te sterke schets van de feiten. Ik betreur dat er vanwege de metaalwerkersbond zo weinig solidariteit met de Boelarbeiders is getoond, dan was alles anders verlopen en...’ Alleen Temse en Sint-Niklaas applaudisseren!
De rode syndicale John treedt op als hekkensluiter, die zichzelf de zegen geeft: ‘Ikke, den John, ik heb altijd gelijk. Wat daar gebeurd is, in de sporthal, behoort nu eenmaal tot het risico van mijn stiel! Waar heb ik dat verdiend, die uppercut? Wetende dat het allemaal bewust is opgezet. De Boelstaking vol mystiek is nu voorbij; ik wil Jan Cap van de christenen niet natrappen, hij heeft niet gepleit om de vakbondsboekjes in te leveren, omdat dit in het nadeel van de christen vakbond zou zijn...’ De zaal veert recht en onze held krijgt een staande ovatie! Voor den John is het congres geslaagd, de leider kan opnieuw zacht slapen. Over het nakend failliet van de scheepswerf Cockerill Yards wordt met geen woord gerept, ook niet dat Klavervier, onder druk van den John, weigert haar financiële bijdrage te betalen aan het dagblad ‘De Morgen’, omdat deze krant de staking heeft gesteund. Rudy Van Vlierberghe heeft niet gesproken, voor hem stond de wereld stil. Gelukkig hebben de zaatmannen van dat showproces niets gehoord, of ze maakten er stoofhout van!
De heren uit het smalgangsken lopen binnen bij de personeelschef, die bevelen geeft aan de lopende band. De kolonel speelt kat en muis met de twee syndicale hoofdafgevaardigden: alle dagen is er een dovenmansgesprek tussen de kolonel, Jan en Rudy: ‘Gij hebt hier niets meer te vertellen, ik regel alles rechtstreeks met de vakbondssecretarissen, indien niet akkoord, ga dan bij hen uw nood klagen!’
Wanneer Jan Cap telefoneert naar het vakbondslokaal voor groene Van den Bussen klinkt hetzelfde lied. Een ondergeschikte stem zegt: ‘Hallo, neen Jan, Robert is hier niet! Kunt ge de boodschap achterlaten! Neen, Jan, hij komt vandaag niet meer naar het bureel! Goed, bel morgen eens terug!’ Soms lukt Jan erin Robert ’s avonds thuis te bereiken, maar wordt eenvoudig afgewimpeld met een nietszeggend antwoord!
Brave Neelen weigert nog te onderhandelen in aanwezigheid van Jan Cap en rode Strooibants. De Boelbazen zullen voortaan alles regelen en bedisselen met de nationale compromisvreters. Jan Cap denkt, dat zal wel koelen zonder blazen! Pat, de militante stellingmaker is woedend en onmachtig tegelijkertijd: ‘Iedereen is hier op de scheepswerf uit zijn lood geslagen! Wij moeten tegen alles vechten, ’t is alsof ik alleen een berg moet verzetten, terwijl de Boelbazen met hun macht geen blijf weten, politiekers draaien zoals de windmolens, vakbondsleiders hullen zich in mistwolken. Na de staking zijn de zaatmannen totaal ontgoocheld. In wie moeten ze nog vertrouwen hebben? In ons maar wat kunnen we doen voor de mannen? De repressie is onmenselijk op de scheepswerf, elke kleine overtreding komt in uw strafdossier, zonder te spreken van de fabrieksrechtbank en zijn vonnissen. Wie spreekt er over rechten van de mens! Schrik, angst, terreur, allemaal middelen om de productie op te drijven!’
Voor brave Neelen schijnen zeven zonnen, het Boelimperium groeit. In het directiecomité komt hij een nieuwe machtsgreep voorstellen: ‘Heren directieleden, personeelschef Uilbrechts zullen we wegpromoveren naar Zeebrugge, zoals we akkoord waren, hij heeft té zwak gepresteerd tijdens de staking, het stakerspiket is niet uit elkaar geramd! Met hem door te sturen, stel ik hem als voorbeeld, dat hier niemand van de kaderleden op zijn lauweren mag rusten! De procureur des konings zal graag de vervolging instellen tegenover verschillende stakers. Helaas zijn de aanklachten, geformuleerd door personeelsdienst, zó klungelachtig in elkaar gemonteerd, dat er voor de stakers weinig gevangenisstraf inzit.’
‘Ik neem mijn verantwoordelijkheid. Daarom stel ik ’n nieuwe kandidaat-personeelschef voor, mijnheer Immerbeest, uit goed hout gesneden, hij heeft proef gedraaid bij Siemens, Volkswagen enz...’ De nieuwe kampleider bezit een vel van ’n olifant, hoort alleen wanneer de directie spreekt, bestudeert het boek ‘Mijn Kamp’. Savijs en de productiejager gaan akkoord, maar ze willen toch eerst eens kennismaken met dit exemplaar!
Brave Neelen steekt de megafoon door het raam van de glazenkast: ‘Hallo, secretaris van de ondernemingsraad, kom eens aan mijn hartje, overkomst dringend gewenst!’ Marco laat de hamer vallen, rent van het schip met de tong uit de mond: ‘Wat is er, mijnheer?’ ‘Marco, neem de helikopter, laad alle leden van de raad op. Ik verwacht hen in de troonzaal binnen de 10 minuten!’ In een recordtempo is onze secretaris terug met de samengeraapten!
Mijnheer Savijs zit op zijn troon in zijn blauwe onderbroek, over de oren een te grote slaapmuts: ‘Heren, wees niet ongerust! Wat ik u zal meedelen is oude kost, wel eventjes opgewarmd! Ik kan moeilijk een verklaring afleggen voor radio en tv zonder u de voldongen feiten eerst mee te delen! Dat is afgesproken tegenover u!’ Satani’s lach rolt tussen de benen der aanwezigen. ‘Heren, als hoofd van de Boelwerf deel ik mee dat op 23/8/82 de aandeelhouders van Cockerill Yards Hoboken en Boelwerf besprekingen hebben aangevat om samen te werken en te streven naar een gemeenschappelijk beleid. Het aandeelhoudersschap zou vermengd worden. Daardoor zou onze concurrentie eventueel kunnen verbeteren; naar alle waarschijnlijkheid zal de tewerkstelling behouden blijven! Deze mededeling zal vrijgegeven worden aan de pers, radio en tv om klokslag 16 uur, Cockerill Yards krijgt de informatie om 15u30.’ Wij werken voortaan met de chronometer! ‘Heren, dit is nog niet alles, ons verlanglijstje is afgegeven aan uw doorluchtige vakbondsheren! Indien zij aan onze wensen niet tegemoet komen, blazen we al de gemaakte plannen op!’
‘De onvoorwaardelijke medewerking van de politieke windmolens is verzekerd, ’t is natuurlijk overbodig u te zeggen, dat de scheepswerf Cockerill Yards in slechte papieren zit! De werf behoort voor 85 % tot de staalgroep Cockerill Sambre en wordt mee gecontroleerd door de Generale bank, de staalfabrieken maken miljarden verlies en zoals u weet, heren, is de Belgische staat miljardenschenker aan de industriële geldverzamelaars, zonder dat zij die kunnen doorlichten. Voorlopig doet de scheepswerf Boel het nog goed! Heren, dit is het!’
Julien stelt een vraag waar hij zelf niet in gelooft. ‘Neen, en, samenwerken is nog niet fusioneren! De directie zal nooit in de boot stappen met anderen om zichzelf te kelderen... Gij moet hier niet spreken over de winst van de rederijen, dat heeft hier niets mee te maken! Heren, dit was mijn laatste zitting in deze raad, ik ga zetelen in andere zetels.’
Kamiel, het zwaar kanon van het personeel op alle vergaderingen, stormt naar buiten zoals een briesend paard, gevolgd door enkele kameraden-raadsleden: ‘In mij springt alles kapot, wanneer ik die paljas bezig hoor, ik neep het sap bijna uit de tafel van woede, die smeerlap houdt ons voor den aap! Al wat die vertelt, heb ik reeds gelezen in de dagbladen, jaren heb ik vakbondscursussen gevolgd. Schone, holle woorden: arbeidscontrole, zelfbestuur. Ik zeg, minder en minder hebben wij te vertellen in de fabrieken! Dan durft die nog zeggen zonder blozen: ‘De Boeldirectie verwacht geen speciale moeilijkheden met de politiekers en uw vakbondsleiders!’
Het nieuws over de samenwerking tussen de twee grote werven verspreidt zich als ’n zak pluimen die wordt uitgeschud over het Scheldedal. Voor Zoete Wijn is het duidelijk: ‘Fusioneren, samenwerken van verschillende fabrieken is niet goed voor ons, dat betekent altijd afdankingen!’
In de maand oktober vallen de bladeren van de bomen, een goeie gelegenheid om de regering Markus Eyskens te doen kapseizen. In de regeringsval wordt ook de rode ministeriële vioolspeler, Willy Klaas meegesleurd! Een banaanschil is de oorzaak van deze val. De Waalse socialistische ministers vragen miljarden om de schuldput van de staalovens te vullen. Zij aanvaarden geen enkele afdanking, dit zijn de bankiers grondig beu! De geldverzamelaars flansen een nieuwe regering in elkaar, van blauwe en gele politieke dubbeltongers, die de inlevering van geld zullen opleggen aan mensen zonder centen.
Voor brave Neelen is deze oktoberverkiezing een streep door de rekening, als prozaschrijver wenst hij zich te lanceren maar zijn raadgevers oordelen: ‘Neen, brave, alle schijnwerpers worden nu gericht op de politieke windmolens, talrijke fotowedstrijden in de straat en de bollekeskermis! Rode John van Eynde is van oordeel dat de parlementsverkiezingen in de rozenkransmaand in ’t voordeel van de christenen zullen uitdraaien. Van overal ontvangt de rode senator veel tegenwind, maar voor zijn zetel en de vele duiten zal hij vechten tot de laatste snik: ‘De gehele Antwerpse politieke en syndicale lobby heeft gedurende de Boelstaking al het mogelijke gedaan om de wegzinkende scheepswerf Cockerill Yards boven water te houden! Wij moeten ons kiesvee beschermen, de Boelwerf mag voor ons part den dieperik in!’ Dit was natuurlijk niet in de kaart van de Waaslandse stemmenscharrelaar Freddy Willockx, de Boelbazen wensen immers in geen geval van het toneel te verdwijnen!
Voor rode senator Johns ogen drijven zwarte wolken, de volgelingen van Mao hebben zijn imago sterk bijgewerkt gedurende de staking! Onverstandig heeft hij de kastanjes voor groene Molenslijk uit het vuur gehaald. Ondanks deze handicap zal hem de senatorszetel niet ontsnappen, ’t is toch zó mooi wanneer de gasten in de stamkroeg zeggen: ‘Dag, senator John!’ De verkiezingsprocedures verlopen goed, John prijkt op de tweede lijst van de Vlaamse SP-senatorenlijst, in de pollverkiezingen daalt hij naar de zesde plaats. Dit is een teken aan de wand!
De senator bouwt een harde, persoonlijke kiespropaganda uit: ‘In het leven moet ge het zekere voor het onzekere nemen!’ Als voorzitter van de ziekenbond en gepensioneerden trakteert John alle toekomstige stemmers op boterkoeken, rozijnenbrood met chocomelk, dit worden ongetwijfeld zoete stemmen. De provinciale syndicale metaalbond geeft hem zelfs een aanmoedigingspremie van 250.000 fr. uit het zwartkastje. Dit is blijkbaar niet moeilijk, wanneer ge zeer dicht bij het schoteltje zit! Onvermoeid is rode John op de baan, bekampt alle concurrenten zowel binnen als buiten de partij. Organiseert kaas- en wijnavonden zonder volk, waar de flessen helaas onaangeroerd blijven en de kaasboer slechte zaken doet!! Ondanks deze hindernissen verschijnen Johns foto’s in de reclamebladen. En al deze krachtpatserijen leveren hem 1500 stemmen meer op dan vroeger! Helaas, hij wordt niet rechtstreeks verkozen!
Rode John is nog niet totaal verslagen, overweegt zijn kansen: ‘Ja, het zal lukken, hij is de enige kandidaat, men zal hem als senator coöpteren, dit is een formaliteit!’ De glimlach keert terug: ‘Kameraden, aangezien er maar een kandidaat is voor senator, stel ik, als voorzitter, voor, kameraad John met handgeklap aan te duiden! In de zaal is het stil. Cois de Gend vraagt het woordt: ‘Voorzitter, mijn afdeling eist de stemming, ik ben niet vergeten op welke wijze den John de staking bij Boel heeft helpen breken!’ Drie vierden van de aanwezigen weigeren te stemmen voor de enige kandidaat!
John van Eynde kan moeilijk de slaap vatten die nacht, ’t is een verschrikkelijke droom, rukwinden teisteren de stad. Opeens is er een wervelwind, die zijn senatorszetel en het geld opneemt en ermee in slingerbochten door de lucht vliegt. Tot overmaat van ramp belandt de zetel in de Scheldestroom, drijft mee met de vloed richting Hoboken-Temse, voorbij de Scheldebrug maakt hij een kleine afwijking, strandt op de scheepshelling van de Boelwerf. De zaatmannen kijken toe naar de vuile, vieze, senatorszetel. Ze zeggen niets, maar denken veel: ‘wie zijn gat verbrandt, moet op de blaren zitten!’
Mijnheer Savijs is uiterst tevreden over de uitslag van de parlementaire verkiezingen. Spijtig voor zijn vriend mijnheer Van Eynde, maar gelukkig komt de blauwe de Klerk aan de schatkist, deze minister zal niet nalaten het zwartgeld wit te wassen! Aan het hoofd van deze regering staat Martens V met zijn bezeerde muttekes-knieën. Vandaag is de Boeldirectie voltallig aanwezig in de ballroom, brave Neelen zal immers deze avond zijn roman voorstellen ‘10 jaar boel op de Boelwerf’. Satani heeft in zijn oor gefluisterd dat hij kans maakt op de Nobelprijs, in de categorie ‘Fabrieksbarbarisme!’
De romanschrijver maakt een paar danspasjes in de ballroom, madam Snijboontje legt het stripverhaal ‘Suske en Wiske’ naast zich! ‘Heren, het is voor mij een groot moment, ik zal alleen de krachtlijnen van mijn roman toelichten! Op bladzijde twee stel ik centraal de hoofdfiguren Jan Cap en Sjarel. Die zijn gevormd en gekneed in het vormingscentrum van de metaal ACV in Elewijt. Daar leerden zij actievoeren, bommen plaatsen, bovendien hoe zij het best het patronaal gezag kunnen ondermijnen!’ ‘Dat is juist’, roept de productiejager! ‘Heren, zij en enkele heethoofden lagen aan de basis van de 13-weken durende staking in 1971. Dankzij de sociale bemiddelaar Von Himler, kwam er een protocol om de syndicale militanten te kortwieken... Wat gebeurde echter enkele maanden later? Zij slagen erin dat protocol op te blazen, de syndicale heren gingen toen nog door hun knieën maar dat is verleden tijd... Wij en de syndicale leiders hebben Sjarel bestempeld als ’n Amadaman! Zij hebben hem afgezet als délégué, zelfs als lid, die tactiek moeten we blijven volgen! Heren, ik schrijf in deze roman een openbare schuldbekentenis! Wij hadden Jan Cap moeten ontslagen in 1975, toen hij de leiding nam om het schip ‘De Maaskant’ te blokkeren en de stapelloop te verhinderen! Mijnheer Savijs gij hebt uw woorden ‘Jan Cap u bent ontslagen’ moeten inslikken. Gij werd bestookt door ministers, nationale vakbondsleiders, zelfs onze eigen bazenorganisatie Fabrimetal! Alleen de paus van Rome hebben we die dag niet gezien!... Die fout maken we nooit meer!’ Satani stampt met de bokkenpoten op de grond! ‘Heren, ge weet het nog! De directie besliste, tot welzijn van iedereen, om privé-politie te plaatsen op de scheepswerf. Wat gebeurde er toen? De twee baardige mannen, Cap en De Staele verklaarden de oorlog tegen Intergarde, opnieuw heeft de Boeldirectie gecapituleerd. Dit zal nooit meer gebeuren! Wat doen de Boelarbeiders? De slag tegen Intergarde ieder jaar vieren!
‘Ontegensprekelijk is het nodig een hoofdstuk te wijden aan de lock-out in 1977. Toen hebben de syndicale militanten de scheepswerf gebruikt om zich te oefenen in fabrieksguerrilla. De Boeldirectie was verplicht haar poorten te sluiten, of we waren reddeloos verloren. Dan hebben wij, heren, wijze besluiten genomen in het kasteel van Corsdonk: ‘Ons fabrieksblad “De Zaat” is daar geboren, hoe we de syndicale délégués gingen aanpakken. Dit betekende een stap voorwaarts! Gelukkig hebben we de weg gekozen naar de rechtbanken! In 1980 zijn we erin geslaagd 11 délégués voor de rechtbank van Dendermonde te brengen, naar aanleiding van het conflict met de kuisvrouwen! ’t Is weliswaar een straatje geworden zonder einde: eerst naar Dendermonde, daarna het Hof van Beroep te Gent, vervolgens Cassatie en nu wachten op de uitspraak te Antwerpen!
‘Heren, ik wil u niet langer aan het lijntje houden, maar deze sociale roman ‘10 jaar boel op de Boelwerf!’ is meteen een werkdocument, een beleidslijn waarvan we niet mogen afwijken! Onze gemeenschappelijke vijanden zijn de syndicale militanten. Ondanks het feit dat de staking voor hen niet gunstig is verlopen, eerder nadelig is geëindigd, toch kunnen de militanten altijd nog rekenen op de sympathie van de scheepsbouwers. Herinner u allen, hoe de syndicale militanten tijdens de staking een haatcampagne hebben opgezet tegenover de persoon Savijs! Zij slaagden er zelfs in de staking te laten doorgaan als een testcase tegenover Fabrimetal. Hun werk methodes waren doeltreffend: ludieke doenderijen, popgroepen, wafelbak, radio-solidariteit, het inschakelen van vreemde elementen in het bedrijf, intimidatie en desnoods moreel en fysiek geweld, en vooral systematisch beletten dat andersdenkenden aan het woord zouden komen, of dat er een stemming zou georganiseerd worden!’ Madam Snijboontje sloebert aan haar ‘Rombauts’ koffie. Brave Neelen maakt zich klaar voor de slotfase van de roman: ‘Heren, mijn besluit is ook het uwe! Daar kan en mag geen enkel middel gespaard worden om de syndicale militanten de wapens uit de handen te slaan! Het anarchosyndicalisme moet de kop ingedrukt worden! Zonder genade! Wij zullen onze bondgenoten zoeken!’ Satani deelt de bruine zeep uit en de bazen bezepen elkaars kont.
Zoete Wijn verlaat haastig de kruidenierswinkel, het radionieuws van 1 uur vraagt haar volle aandacht. De radiojournalist interviewt op dat ogenblik mijnheer van den Berg, baas van de scheepswerf Cockerill Yards: ‘Ja, zoals ik zeg, vandaag 1 december 1981 heeft de directie het concordaat aangevraagd, omdat de regering weigert de nodige 400 miljoen frank af te dokken. Bovendien moet de vakbond meewerken om de loonkost te verminderen, anders komt de scheepswerf in faling! Dat is ook voor ons de goedkoopste weg. Door middel van de handelsrechtbank kunnen onze belangrijkste schuldeisers misschien wel een paar jaar wachten op hun centen! Ja, dat gaat nu eenmaal zo in het leven, de groten sleuren de kleintjes mee in de afgrond!’ Zoete Wijn is verontwaardigd over de onverschillige taal die de Cockerillbaas hanteert, ’t is precies of het raakt zijn koude kleren niet!
Bij de Boelbazen is de sfeer opperbest, de vermetele droom wordt bijna werkelijkheid! Zij, alleenheersers worden in de Scheldevallei! De Antwerpse, rode en groene, politieke, syndicale lobby is bijna totaal uitgeschakeld. De Boeldirectie zal eisende partij worden over gans de lijn! Dit jaar willen ze nog een aanval doen op de eindejaarspremie! Madam Roddelkontje schrijft met haar bazepoeperspen in de ‘Zaat’: ‘Wat leren ons de moeilijkheden op de scheepswerf Cockerill Yards? Daar zijn twee alternatieven: verzuipen of verdrinken, concordaat of failliet! ’t Is natuurlijk ’n zware klop voor vele werknemers. Zij kunnen nu lessen trekken: wie spaarzaam is met het materiaal, valt uit de boot! Alweters zeggen vieze dingen over winst maar zonder winst kan men niet overleven. Door winst verzekert men tewerkstelling!’
Een klein tussenspel: De geschiedenis wordt meestal geschreven door machtige heren, die pennen kunnen bevelen. John Cockerill heeft zich laten prijzen en eren, als noeste en slimme nijveraar. Hij is erin geslaagd zowel mannen, vrouwen als kinderen te doen wroeten als mollen in donkere koolmijnen. Hij was heerser over staal- en glasfabrieken, kerkhuizen en scholen. In heel de combinatie bezet de ‘Société Générale’ een sleutelpositie, zij stampen overal geldwinkels uit de grond.
John Cockerill laat de Waalse staalplaten transporteren naar Hoboken en bouwt daar in 1824 een scheepswerf met een klinkende naam Cockerill Yards. De staalplaten worden omgevormd tot binnen- en zeeschepen en deze schepen kunnen dan voor hem kolen, ertsen enz... vervoeren. De geboorte van een rederij is nu een noodzaak om de afgewerkte producten over zee te brengen, ze krijgt een schone naam, CMB Compagnie Maritime Belges, waar ook de Société Générale thuishoort! De schepen worden hersteld bij ‘Mercantile’ te Antwerpen en zo is de ring bijna rond. Wanneer de bananenboot toekomt weet de kapitein waar deze hersteld zal worden. Ondertussen delven de zwarte negerkes koper in de mijnen van Katanga, tot welzijn van l’Union Minière.
Het is normaal dat koningen, bisschoppen en ministers lieve zachte woordjes fluisteren in de oren van deze economische heersers. De politieke dubbeltongers hebben als opdracht te zorgen voor een sterk leger om de binnenlandse democratie te beschermen. De industriële kasteelheren paaien de nationale vakbonders aller kleuren met economische rapporten door hun specialisten opgesteld!
De Boelbazen drijven niet mee met de stroom, zij willen een eigen dynamiek demonstreren, nv Boelwerf wordt in vier stukken gekapt, de boekhouding is dan moeilijker controleerbaar. ‘Almabo’ wordt de grote holding voor het geld van de familie Boel. 150 jaar hebben de scheepsbouwers voor die rijkdom gewerkt. De rederij ‘Bocimar’ ziet het levenslicht, met aandelen van Almabo, CMB, en Ahlers. In 1980 is de liefde zeer intens tussen CMB (Cockerill Yards) en Bocimar (Boel). De CMB neemt nu 50 % van de aandelen in Bocimar. Mijnheer Savijs ontvangt ’n gouden zetel in de beheerraad van de Compagnie Maritime Belges.
De rol van de rederij in de maritieme wereld is niet zó onschuldig. De reder huurt of bezit een reeks schepen, deze vervoeren over zee de grondstoffen of afgewerkte producten. Hij bestelt de schepen bij de bouwheren naar keuze, zodat de scheepsbouwer naar de schone ogen moet kijken van de reder. In bepaalde situaties kan hij de scheepswerven dwingen uitstel van betaling te geven voor de aangekochte schepen, liefst zonder intrest. Weerspannigen krijgen de knijper op de neus, met de dreiging dat zij de schepen elders zullen bestellen. Doch wolven eten elkaar niet op, rederijen en scheepsbouwers slaan de handen in elkaar, of vormen een eenheid die opereert uit twee hoeken om de regering af te luizen. De scheepswerven maken bijvoorbeeld verliezen, de reders grove winsten. Zo verkoopt Cockerill Yards aan haar moederrederij schepen tot 17 % onder de kostprijs.
Het alarmplan over een periode van 3 jaar eindigde in 1980. Dit betekende 30 miljard goedkoop geld voor de reders, die geld te lenen aan 1 %, voor 80 % van de kostprijs van het schip, terwijl de regering dit leent aan 14 %. De Europese economische gemeenschap bepaalt dat alle scheepswerven moeten herstructureren, de productie verminderen, de lonen drukken, de rijen werklozen aandikken!
De Scheldevallei is bedolven onder de sneeuw, ’t is heerlijk het witte vredige landschap! Doch schijn bedriegt, onder pannen der huizen is er onrust! Brave Neelen heeft forsig uitgepakt naar zijn industriële slaven: ‘Vermetele serpenten, vijf maanden staken, bovendien eist ge de volle eindejaarspremie. Dat nooit! Op de scheepswerf te Hoboken heeft mijnheer Af den Berg het concordaat aangevraagd, de werf zit met een miljard schuld, zonder regeringshulp kunnen de lonen niet worden uitbetaald. Daarom krijgen de werkers geen koek (eindejaarspremie), want anders is de scheepswerf om zeep!’ De werkers mogen de potten aan elkaar lijmen!
Het eerste bedrijf gebeurde op 21 oktober 1981, de zaatmannen van Cockerill Yards waren afgezakt naar Brussel in de rol van industriële bedelaars, de bazen wensten 400 miljoen om de twijfelachtige tewerkstelling te verzekeren. Enkele maanden later staan ze opnieuw in de Wetstraat, voor de deur van minister Eyskens, specialist-economist! ‘Ha, heren scheepsmakers, je bent hier terug, honderden fabrieksdelegaties zijn er reeds gepasseerd dit jaar voor centen! Ik zal nu niet zeveren, het is onverantwoord dat ge nu uw eindejaarspremie eist terwijl uw scheepswerf wegzinkt. Ik, als minister, neem mijn verantwoordelijkheid. Ons pree loopt door!’ Groene, syndicale Pol Molenslijk en den baas knikken hun kop bijna af!
Een kloeke zaatman vliegt naar Marcus: ‘Hé, voddeventje, oren staan niet op mijn schoenzolen! Scheer u weg cumuleur! Ik heb mijn koek nodig, 30.000 fr. smijt ik niet voor de zwijnen!’ Rond de aanvaller een daverend applaus! ’t Is onze schuld niet dat de werf om zeep is!’ Wanneer de zaatmannen thuis komen is het radionieuws reeds vooraf gegaan, ze ontvangen achter de gesloten deur een mals bees, omdat ze hun been hebben stijf gehouden!
Mijnheer Af den Berg ziet dat zijn plan is mislukt, hij zal een andere goocheltoer uit de mouw schudden, en telefoneert naar de werkloze senator, rode John: ‘Hallo! Mijnheer van Eynde, ik heb goesting om kerstmanneken te spelen, we gaan opnieuw naar de Wetstraat, niet afgeven man. Ik bestel de trein en gij betaalt hem!’ De schaamteloosheid kent geen grenzen meer, de werkloze senator die vele, vuile wateren heeft doorzwommen, is akkoord! Hij scheurt de treinrekening in drie stukken, zendt deze ongevraagd naar Groene Pol Molenslijk en de blauwe vakbonder heeft geen andere keus dan te betalen!
Boelbaas voert ook een eindejaarsnummerken op! Ik betaal van 7/12 van de eindejaarspremie, voor de andere 5/12 hebben ze gestaakt! Dat ze naar dat deel fluiten. Op de Boelwerf zitten de rode werkloze senator en de groene strateeg Pol Molenslijk rond de onderhandelingstafel. ’t Is reeds de derde dag, zij willen wel Neelen tegemoet komen, maar de syndicale délégués Rudy en Marc kijken op hun poten, Jan Cap is afwezig! Op zeker moment doet brave Neelen het voorstel dat de vakbond proceduredansers de 5/12 zouden betalen uit de vakbondskas! ‘Neen! Dat nooit, John! Neen, groene Pol!’ Een uur later komen Pol en John met een verlicht voorstel: ‘Wij zullen die 5/12 bijpassen uit de kas van de bestaanszekerheid. Waarom zouden we de zaatmannen niet smeren met hun eigen vet!’ Marc en Rudy springen op: ‘Afblijven! Dat is geld voor onze mensen wanneer ze in beurtwerkloosheid terechtkomen, ge hebt al genoeg kassen van de werkers helpen leegmaken!’ De twee syndicale provincialen spartelen als ’n vis op droog zand! Eindelijk komt het verlossend voorstel: ‘Ik, brave Neelen, betaal 7/12 met zuiver wit geld, ik stort 5/12 of 18 miljoen in de kas van de bestaanszekerheid, dit is een fijne operatie om zwartgeld wit te wassen, de belastingen worden omzeild, geen afdracht voor de sociale zekerheid, onderzoeksrechter Belmans komt toch niet langs hier voorbij!’ Onze syndicale toppers knikken akkoord, zoals het voor zwartwerkers hoort!
Vooraleer zij de scheepswerf verlaten, wippen ze nog even binnen bij de Boeldirectie: “t Is spijtig, mijnheer Savijs, meer kunnen we voor u niet doen! Die délégués kijken op ons handen!’ ‘Heren, u treft geen enkel verwijt, we zullen die syndicale leeuwen wel temmen! Ik nodig u allen uit op kerstavond om met ons feest te vieren!’ Onze werkloze senator bloost. Wat een eer! In een onbeheerste bui kust hij groene Pol! Schuchter vraagt rode John: ‘Wie komt er nog?’ ‘Mijnheer Van Eynde, al degenen die ons tijdens de staking hebben geholpen, mijnheer Tindemus, minister van rondreizende valiezen!’ Rode John voelt ’n schok door zijn lijf: ‘Ha, Tindemus komt hier onder mijn duiven schieten! Mijnheer Savijs, ik kom niet, ze roddelen reeds genoeg achter mijn rug!’ De provinciale Pol doet nog een uiterste poging: ‘Collega, waarom geen echte kerststal bouwen met levensgrote beesten! Goede arbeidskrachten zijn er genoeg op de markt, stagiairs, tewerkgestelde werklozen...” ‘Pol, basta! Ik vier kerstdag met mijn Jeanne!’ Satani grinnikt, van waar komt nu opeens dat gewetensbezwaar?
’t Is dinsdag 22 december, kerstavond nadert zeer snel, de sneeuw smelt traag, in de mistige morgen smijten woeste arbeiders naar de syndicale délégués op de scheepswerf Cockerill Yards, om hun woede af te koelen. Zij omsingelen het déléguékot, roepen en tieren: ‘Waarom knikt ge als negerkes, wanneer bazen spreken over inleveren? Wat bent u verloren in de burelen van Fabrimetal? Waarom mogen de bazen spreken op de vergaderingen van de arbeiders? Waar zitten die provinciale, syndicale secretarissen!!!’ Verschillende zaatmannen richten zich tot hoofddélégué van der Vloed: ‘Is het waar dat gij het zinkend schip gaat verlaten? Gij krijgt een schoon jobken in de vakbond hé?’ De mannen hebben in de roos geschoten, Van der Vloed blaast de aftocht!
Enkele uren later staat de baas achter de micro, op de vergadering der scheepsbouwers, naast hem de knikkende hoofddélégué: ‘Geachte medewerkers, ik zal u 60 % van uwe ‘koek’ geven!’ Een gevaarlijk geluid stijgt uit de massa op. ‘Dief! dief! smeerlap!’ De baas tracht tegen de stroom op te roeien: ‘Hoe spijtig het ook is, gij zult bovendien 4 % van uw loon moeten inleveren, de vakbond is akkoord!’ Hoofddélégué Van der Vloed knikt voor akkoord. Mijnheer Af den Berg verzamelt het laatste kruimeltje moed: ‘In de toekomst moet hier alleman werken dat de tong uit zijn mond hangt, of onmiddellijk buiten!’ Zo hebben de zaatmannen het zeker begrepen. Het vals kerstmanneken kiest het hazepad. De zaatbonken zwerven gevaarlijk rond, de scherven van de glasburelen rinkelen, dossiers vliegen door het raam!
Na een hevige telefonendans tussen mistige toppers, wordt beloofd de eindejaarspremie volledig uit te betalen, ’s anderendaags geeft de radio verslag over de gebeurtenissen, het is als een sneeuwbaleffect. De bedienden eisen ook hun ‘koek’, eens dat in orde, komt er gedeeltelijk rust en vrede in de Scheldevallei!
Zeven uitverkoren syndicale vertegenwoordigers mogen in de gang van het Fabrimetalgebouw te Antwerpen kaartspelen, terwijl de syndicale heren samen met Von Himler een inleveringsreferendum aan het gaar koken zijn. De plaatselijke vakbonders, rode Eduardo en groene Jeanvu, lopen warm om andermans zakken leeg te schudden. De zeven syndicale militante kaartspelers trachten het inleveringsplan te verkopen aan de rest van de militantengroep. Deze vlieger gaat echter niet op en men weigert aan deze koehandel mee te werken.
Alle scheepsbouwers roept men samen in een algemene vergadering. Rode Eduardo en groene Jeanvu stelen de show, verkleed in oude missiepaters met in de ene hand een grote kerkschaal, in de linkervuist ’n pekelharing, zo trekken ze de scheepswerf binnen. Voor de micro lossen ze elkaar goed af, de methode is goed ingestudeerd! ‘Kameraden, vrienden! Red uw fabriek! Geef een deel van uw loon af. De zeven magere jaren zijn nog niet voorbij! Neem uw verantwoordelijkheid, anders wordt het een ramp! Indien gij niet inlevert, zal de wereld vergaan!! Pardon, door uw schuld zal de scheepswerf moeten sluiten! Doe wel en zie niet om, naar ons!’ De mao-revolutionairen prijzen ondertussen als wondermiddel de scheepsbezetting aan. Von Himler haalt de slag thuis, het referendum langs de post gebeurt, ondanks het protest der zaatmannen!
In het Scheldedal en gans het land wacht men op de uitslag van dit referendum. Wanneer radio en tv meedelen: ‘De scheepsbouwers van Cockerill Yards hebben het inleveringsplan verworpen met 60 %’, stralen de zaatmannen van fierheid, het land is in verbazing en bewondering.
Op 20 januari 1980 juist naast het autosalon te Brussel, onder de atoombollen, wachten duizenden rooie syndicale militanten op Georges De Bunne, die zal spreken op deze massameeting, terwijl groene Jef Houtenhuis, de nationale syndicale, het lied zingt: “t Is nog veel te vroeg om te reageren, laat ons het militeren rustig vergeten! Ja, maar, neen maar!!..’ Georges verschijnt op het podium en drinkt uit een plastiek bekertje: ‘Kameraden, vandaag is er ’n dikke boterham te verorberen, ’t is gedaan met cadeaus te geven aan het patronaat, terwijl onze mensen die van de sociale uitkeringen moeten leven, wegkwijnen. De patroons beroepen zich op de democratie, om de werkende mensen te kunnen beroven. Van deze blauw-roomse regering hadden we niets te verwachten. Wij, het ABVV, blijven zeggen ‘handen af van de index’. De sociale zekerheid is door uw ouders, door ons allen opgebouwd dikwijls met bloed en tranen, daar moet men afblijven!’ De zaal barst van het applaus.
Kameraad Georges drinkt nu flessen water: ‘Gezellen, het is gedaan met ons loon in te leveren, straks is de dijk volledig doorbroken en zijn de gaten niet meer te dichten. De scheepsherstellers hebben eerst ingeleverd, dan Fabelta, de olieraffinaderij RBP te Antwerpen. De arbeiders van het textielfabriek ‘Motte’ doen het goed, zij bezetten de fabriek en verwerpen het referendum! Proficiat! Wij kunnen hier het schitterend voorbeeld van de scheepsbouwers te Hoboken onderlijnen, die weigeren hun loon en eindejaarspremie in te leveren. Kameraden, om te eindigen, wij kunnen geen dubbele houding aannemen noch dubbelzinnige taal spreken. Ik kan toch niet zeggen dat mijn principiële hart weent en treurt, wanneer de arbeiders een deel van hun loon moeten inleveren, terwijl mijn praktisch hart dat goedkeurt, neen, kameraden, deze dubbele moraal is verwerpelijk...’
In de zaal komt rumoer, enkele militanten schuiven naar voor. De gezonde Zoete Wijn neemt het woord: ‘Kameraden, gezellinnen, in de Kapelstraat te Hoboken in het Volkshuis houden militanten en vakbondsleiders een afzonderlijke vergadering!!! Onder het motto, inleveren is gezond! Wie zit er allemaal rond de tafel? Natuurlijk, Groene Molenslijk, onze werkloze senator rode John, plus Jeanvu, Eduardo plus alle syndicale délégués, ’t is niet te geloven maar ook twee bazen van Cockerill Yards. De délégués worden tussen hamer en aambeeld geplaatst, zij moeten een akkoord ondertekenen, goed om 4 % in te leveren. De provinciale syndicalen plakken een grote plakker op de délégués hun mond!’ Zoete Wijn ontvangt een welverdiend applaus!
Wat kan Georges zeggen? Hoe kan hij de vaandelvluchtige vakbondsleiders tot de orde roepen! Het zijn keizers in hun vakbondscentrales, zij dulden geen enkele inmenging in hun rijk, bezitten een zwart en eigen stakerskastje! Anderendaags staat de scheepswerf in vuur en vlam. Het gebeuren in het volkshuis te Hoboken is uitgelekt. Indien de kraaien het niet uitbrengen, dan zorgen de militanten van de PVDA er wel voor. De zaatmannen voor het déléguékot roepen: ‘Gij moet van ons loon afblijven!’ ’n Lasser treedt naar voor: ‘Ik werk hier dertig jaar, wij hebben gevochten onze koek en een menselijk loon! Dat moeten we nu afgeven, zonder slag of stoot! Neen! Dat nooit!’ Cois Laureys zit mee in de kopgroep, ’n militant in hart en nieren, hij is tevens gemeenteraadslid te Hoboken voor de PVDA, wat natuurlijk een schoonheidsfoutje is voor de politieke dubbeltongers. In 1975 was Cois jeugdkandidaat bij de sociale verkiezingen, maar na een hevige heksenjacht, zowel op de Boelwerf als op Cockerill Yards werd hij van de lijst geschrapt. Ook Jan Saeys en Lieven Gabriëls, twee militanten van Amada, die propaganda voerden op de scheepswerf voor vrije déléguéverkiezingen, kwamen na hevige rellen op de werf in de gevangenis terecht.
Cois is een doorwinterde militant, hij militeerde reeds in de studentengroep ‘Mijnwerkersmacht’ bij de Limburgse mijnstaking in 1970,maar ondanks zijn stormachtig verleden is hij een rustige, wilskrachtige militant. Cois staat nu te midden van de boze zaatmannen voor het déléguékot: twee groepen regelrecht tegenover elkaar, ’t is een pijnlijk moment. Vanwaar komt die vervreemding? Cois richt zich naar de hoofddélégué Van der Vloed: ‘Willy, de vakbondsleiders moeten naar hier komen, ze kunnen het dan maar uitleggen, waarom zij ons voor de vierde keer die inlevering willen opdringen!’ De hoofddélégué weet dat hij moet marchanderen: ‘Het is goed, ik zal telefoneren!’ De opstandelingen blijven wachten. ‘Ze komen deze morgen om 10 uur naar de werf.’ Van der Vloed vlucht naar binnen! In de groep van de délégués is Hugo de Bruine aanwezig, hij is délégué van de lassers, een sociaal bewogen man. Hij begrijpt goed waarom zijn werkmakkers zo reageren. Hugo voelt zich in een moeilijke situatie geplaatst, hij is ook militant van de PVDA, een doorn in de ogen van de bazen en de beroepssyndicalisten, die dat soort beschouwen als onbetrouwbaar. Wanneer Hugo openlijk de inleveringspolitiek afkeurt, zullen ze hem onmiddellijk afschieten. Ondertussen deelt zijn partij honderden pamfletten uit tegen de inlevering. Zij lanceren het ordewoord ‘bezetting van de scheepswerf’. Wat nu met zijn houding? Kiezen voor de tactische weg?
Voor de zoveelste keer stappen de zaatmannen naar de algemene vergadering in de montagehal, twee opvattingen zullen tegenover elkaar staan! Wie zal ze verwoorden? Rode Eduardo heeft het rood martelaarskleed aangetrokken, gans de nacht alle knepen ingestudeerd van de zwarte missiepaters. Eduardo is tot alles bereid achter de micro: smeken, dreigen, kruipen, zelfs de vloer opkuisen met zijn dikke buik! Groene Jeanvu is totaal gehuld in een groen kleed, een teken van hoop, kijkt voortdurend naar de hemel of er soms geen witte duif zal nederdalen. De syndicale beroepsbedelaars krijgen de volstrekte steun van de hoofddélégué. Na hun wansmakelijk optreden, schuift Cois naar de micro, de spanning schiet de hoogte in! Rode Eduardo ziet het naderend gevaar. Daar zal nu andere taal worden gesproken!
‘Kameraden, ik zal geen appels voor citroenen verkopen! De vakbondsleiders, gesteund door enkele misleide délégués, willen ons opnieuw een referendum opleggen. Stel je voor, zij die onze belangen zogezegd verdedigen, willen ons loon doen verminderen, vakantiegeld, eindejaarspremie enz... Wie moet dat geld hebben? De bankiers? Mijn vrouw Gerda wenst dat ik met mijn volle pree naar huis kom, zij heeft dat broodnodig! Kameraden, ik ben in de rode vakbond, gisteren sprak Georges De Bunne op de militantenmeeting de volgende woorden: ‘Kameraden, verzet u met alle middelen tegen elke vorm van inlevering, anders pakken patroons en bankiers ons alles af...!’ Ik vraag aan mijn vakbondsleider Eduardo bij welke vakbond hij is aangesloten? Of gelden die richtlijnen niet voor u! Waarom pleegt gij dan verraad!’ Een stormachtig applaus onderbreekt Cois’ tussenkomst.
Rode Eduardo springt rond op het podium als ’n kemphaan, krijgt alle kleuren van de regenboog: ‘Cois daar zult gij voor boeten, het is de laatste keer dat gij hebt gesproken op een algemene vergadering! Daar zal ik voor zorgen!’ Een lasser voor het podium roept: ‘Dikkop! Stinkaard!’ In de montagehal is de verwarring totaal. De rode en groene syndicale koordendanssers sluipen weg. Van der Vloed roept naar de Cois: ‘Nu is het gedaan met die mannen van Amada! Daar hebben wij altijd last mee’.
Via de deurwaarder ontvangen vier zaatmannen een afdankingsbrief, de Cois en de lasser, die dikkop riep, zijn er bij. De maandag daarop verneemt Sjarel in café ‘Kongoboot’, gelegen dicht bij de ingang van de scheepswerf Cockerill Yards, dat er in totaal negen arbeiders zijn afgedankt, hun werkmakkers hebben de heropname van de afgedankten geëist. Délégué der Vloed sprak vanuit de hoogte: ‘Ik zal de vraag stellen aan de personeelschef! In geen geval zal ik ten gunste spreken van de Cois, dat is er ene van Amada!’ Een zaatman roept: ‘Gij zijt ’n racist!’
Vanuit de café ‘De Kongoboot’ gaat Sjarel naar de Dokter Coenstraat te Hoboken. Hij belt aan het huis nummer vijf. Gerda doet open: ‘Ja, Cois is thuis!’ Sjarel loopt zonder spreken achter Gerda, recht naar de keuken. Daar is de kinderwasserij op haar hoogtepunt, de tafel is bezet met een roos kinderbad. De zuiver gewassen ravotters spelen op de vloer. In de zetel zit de Cois volop aan het duelleren langs de telefoonlijn, met een gespannen verbeten gezicht, wat zeker niet zijn gewone doen is. De telefonische tegenstrever is niemand minder dan de hoofddélégué van Cockerill Yards: ‘Ik heb het reeds gezegd... voor alle afgedankten zal ik optreden bij de patroon... Maar voor u, Cois! Gij en die Amadamannen stuurt alles in de war!’ De stem aan de andere kant is koel en onmenselijk. Na een kwartier heen en weer gebijt en gesnap, smijt Cois uiteindelijk de telefoon dicht! Dat is zijn fierheid: ‘Een bedelaar ben ik niet!’ ’t Is alsof iedereen in de huiskamer heeft opgemerkt dat de telefoon niet meer braakt! Gerda beziet Cois en de kleintjes: ‘Het is niet te geloven, omdat ge spreekt voor de rechten van de werkman, wordt ge afgedankt! Zoiets kan toch niet! Zelfs voor ’n goeie afdankingsbrief wil deze délégué niet pleiten! Wat bezielt die man toch! Dat is ’n man zonder gevoel!’ Haar stem is uiterlijk zonder emoties: ‘Hoe diep kan ’n mens vallen!!? ’n Délégué is immers verplicht altijd voor de werkman ten beste te spreken!’ Cois bekijkt de zaak nuchter: ‘De délégué weet wat hij doet, tegelijkertijd is er ’n militant uitgeschakeld en ’n politieke tegenstrever.’
’s Namiddags om 14u30 komt de tweede ploeg werken, enkele militanten van de PVDA delen pamfletten uit. Gerda, de vrouw van de Cois deelt mee! Zij staat daar verloren in regen en wind, omringd door vele twijfels. Zij is altijd actief en ze maakt deel uit van het volksverzet, ze behoort tot de miljoenen vrouwen die opstaan tegen dwingelanden en onrecht. Gerda is, zoals de anderen, niet geboren om de rol van slaaf te ondergaan! Zij ziet door de bomen van het bos het licht van de bevrijding! Zij hunkert zoals ieder mensenkind naar geluk. Gerda is militant genoeg om te weten dat dit een volledige overgave aan haar ideaal inhoudt. Waarom mag hare Cois niet vrij spreken voor de rechten van de werkers? Waarmee moet ik dan mijn kinderen groot brengen? Waarom spreken vakbondsleiders dezelfde taal als deze van de bazen? Gerda deelt verder haar pamfletten uit en denkt ondertussen aan de hertog van Alva, die is teruggekeerd onder een andere gedaante!
Het pamflet is nu haar wapen, om aan heel de wereld mee te delen waarom hare Cois is afgedankt! Zij is fier op hem. Haar innerlijke woede en walging tegenover syndicale beroepscomploteurs en bazen kent geen grenzen. Zij haat degene die haar twee kinderen zonder eten zet! Dat doen alleen mensen zonder hart! Gerda roept: ‘Lees! Lees!’
Aan de heer Francois Laureys:
Mijnheer,
Nadat de syndicale afgevaardigden van de arbeiders en van de bedienden van onze scheepswerf, samen mest de secretarissen van de respectieve vakorganisaties, op 20 jan. ‘82 gedurende gans de dag vergaderd hadden en zich inspanden om de werf te redden, door een nieuw voorstel van loonmatiging over te maken aan de rechtercommissaris, aangesteld door de handelsrechtbank, hebt u zich op donderdag 21 jan. ‘82 schuldig gemaakt aan de volgende daden:
- U hebt de arbeiders aangespoord hun werk te verlaten en zich te begeven naar het sociaal gebouw om aldaar deel te nemen aan een vergadering, waarvoor bijgevolg ook geen toelating gegeven werd.
- U hebt tijdens voornoemde vergadering zonder toelating gebruik gemaakt van de geluidsinstallatie van de werf.
- Gebruikmakend van deze geluidsinstallatie van de werf, hebt u de aanwezige arbeiders toegesproken en aangespoord tot weigering van welk voorstel tot loonmatiging dan ook om zodoende de aanbeveling tot verzoening teniet te doen, welke de heer van Badel, bemiddelaar op het gewestelijke paritair comité, samen met de vertegenwoordigers van de werkgevers, van de werknemers en van de vakorganisatie, hadden goedgekeurd.
Met deze actie hebt u gepoogd de individuele, vrije beoordeling van de aanwezigen in negatieve zin te beïnvloeden, zodat hierdoor elke subsidiëring vanwege de overheid onmogelijk gemaakt werd, wat tot de onvermijdelijke sluiting van onze scheepswerf en dus tot volledige werkloosheid van meer dan 2000 personen zal leiden.
Wij doen u eraan herinneren dat u zich als Amadalid aan gelijkaardige feiten schuldig hebt gemaakt bij de sociale verkiezingen van 21 mei 1975. Feiten waardoor wij een klacht hebben ingediend bij de rechtbank. De hierboven vermelde feiten vertegenwoordigen een zwaarwichtige reden, die de verdere uitvoering van uw arbeidsovereenkomst onmogelijk maakt. Zoals wij het op 22 jan. 1982 in aanwezigheid van de h.h. Stremers en Coffin hebben verklaard, wordt u om dringende redenen, zonder vooropzeg noch opzeggingsvergoeding, afgedankt. Vanaf heden maakt u geen deel meer uit van ons personeel.
Met beleefde groeten!
Van Damme — Van Geyt
Ook al doen de buizenleggers nog een poging van protest naar het déléguékot, de Cockerillbazen blijven op hun standpunt. Op de volgende algemene vergadering deelt de hoofddélégué de afdanking mee, niemand die reageert! Zelfs Cois verroert niet. Hij is die dag uit zijn evenwicht gerukt, de zaatmannen voelen de sluiting van de scheepswerf dreigend naderen, de ontknoping is nabij!
Op 3 februari verwerpen de scheepsbouwers voor de laatste maal de loonsinlevering. Nogmaals moeten de samenzweerders in het zand bijten. Op 4 februari staan 2000 arbeiders en bedienden voor een gesloten fabriekspoort, zoals miljoenen werkers in Europa. Zullen zij de scheepswerf bestormen en bezetten zoals de kastelen uit vervlogen tijden? Zal hen de kracht ontbreken? Sjarel volgt vanop afstand het verloop, en luistert naar de zwijgende mensen rondom hem. De ketting rond de scheepspoort is doorgeknipt. Zij staat uitnodigend open! De koplopers zwieren naar de scheepsbouwers: ‘Kom!! Bezetting!!’ Niemand die verroert!
In plaats van te roepen ‘bezetting’ delen de syndicale délégués formulieren uit om zich in regel te stellen met de werklozendienst. De scheepswerf bezetten is voor hen onwettelijk, de rijkswachters zouden onmiddellijk kunnen ingrijpen. De meeste zaatmannen geloven ook niet in deze actievorm om de situatie te wijzigen. Het is onbegonnen werk zonder de steun van de syndicale délégués, die jaren de syndicale strijd hebben gevoerd op de scheepswerf Cockerill Yards! Op dit kritieke moment is er geen leiding met vertrouwen. Dat is het drama! De samenzweerders hebben hun slag thuis gehaald.
Het doek valt definitief op 9 februari, de handelsrechtbank verklaart Cockerill failliet met ongeveer 10 miljard schuld. De zaatmannen krijgen openlijk gelijk, indien ze hadden ingeleverd, betekende dit slechts 1 % van de schulden. Enkele dagen na de sluiting verhuizen Cois en Gerda naar Hamme bij de Durme. Door de slechte patronale dopbrief is hij niet alleen gewezen scheepsbouwer maar ook geschorste werkloze zonder inkomen. De rode Hobokense vakbondskoordendanser Eduardo weigert een stap te zetten om deze schorsing ongedaan te maken, dit alles kadert in het uitschakelen van politieke militanten. Door de gezinsverhuizing wordt Cois ook ex-gemeenteraadslid van Hoboken. Gelukkig vindt hij in een bouwbedrijf te Hamme werk. Cois en Gerda blijven ondanks alles verder militeren!
De kermismolens draaien volop; de renners koersen door de dorpsstraten, de boogschieters spannen hun bogen op, mensen zonder centen zitten in hun deuropening, de zonnejagers uit de Middellandse Zee keren langzaam terug. Het jaarlijkse verlof is praktisch voorbij. Het leven is niet altijd een pretpark. Op 4 augustus 1982 zoeken verschillende militanten elkaar op na het verlof in café ’t Volkshuis te Temse. Jan Cap en Strooibants hangen stevig aan de toog, de uren snorren voorbij. De klok wijst reeds het middernachtuur aan. Riské, ’n zaatman, gaat niet akkoord met het verloop van de laatste staking, volgens hem was dat allemaal niet nodig. Daarop ontspint zich een harde woordenwisseling die vlug naar een zeer gevaarlijk niveau klimt. Het werkt op de cafébaas zijn zenuwen, de Free doet teken: ‘Mannen, ’t is tijd om te gaan slapen, ge kunt buiten nog verder praten! Ik sluit mijn café!’
Ze gaan naar buiten, hoe het komt weet blijkbaar niemand, maar... ‘Wanneer het bier is in de man, is de wijsheid in de kan!’ Onverwachts vallen er klappen uit de hemel. Jan Cap is van de eerste slag bewusteloos, wordt overgebracht naar de kliniek te Temse, en zal drie weken met een zware hersenschudding moeten thuis blijven. Rode Strooibants, door de feiten gegrepen, deelt een paar klappen uit en belandt die nacht het politiebureau. De banale caféruzie krijgt een nationale syndicale en gerechtelijke nasleep.
Zoals een vuurtje verspreidt de cafégebeurtenis zich in de Scheldevallei, praatjes doen de ronde in winkels, cafés en marktpleinen. De zaatmannen op de scheepswerf geven strenge commentaar. De gebeurtenissen strelen de oren van groene syndicale van den Bussen, wat een reuzenkans wordt er nu gegeven. ‘Nu of nooit!’ Onmiddellijk begint hij de telefonendans, belt de bijzonderste samenzweerders op uit de voorbije staking, begint met rode van Eynde, Flip Savijs, de nationale syndicale groene Eiremans; alle aangetelefoneerden voelen zich in de zevende hemel van het fabrieksbarbarisme. Neen, zó een kans krijgt ge niet alle dagen! Van den Bussen ontsteekt negenenveertig kaarsen voor Sint-Elooi ‘Laat ons nu doornijpen!’
De groene vakbondssecretaris neemt eerst vakantie, daarna brengt hij de wagen aan het bollen, onder het motto ‘Houd de vakbond rein’. Dit is de druppel die de emmer doet overlopen! Op 23 augustus nodigt hij acht syndicale militanten uit naar Sint-Niklaas zonder Jan Cap. Tegenover deze acht is hij poeslief: ‘Vrienden, hier is ruimte om over delicate zaken te spreken, over Jans kwaliteiten zijn we het allen roerend eens! Waarom Jan niet benaderen met zijn fouten en zwakheden. Ik, van den Bussen, heb gebeden voor de heilige Rita, patrones van de hopeloze gevallen, ik plaats de cafétoog van het Volkshuis in ons midden.’ Délégué Gaspard is direct bereid om de zwarte verf open te strijken, hij profiteert van de vertwijfeling die in de groep heerst, sommigen oordelen dat Jan best een kameraadschappelijke kritiek kan gebruiken. Wanneer de acht militanten het vakbondslokaal verlaten, glundert Van den Bussen, danst de rock en roll, dagen zal hij zweten en wroeten om een vernietigende aanklacht op papier te zetten.
Wonder boven wonder, op 16 september 1982 vergaderen zowel de groene als de rode syndicalisten, echter niet samen, daar staat een grijze, dikke organisatiemuur in de weg. Voor alle zekerheid zijn afspraken gemaakt tussen enkele militanten om elkaar te ontmoeten na de vergadering, want rode John en van den Bussen zijn op oorlogspad. De gedoopte militanten zitten in het vakbondslokaal ‘Het Volk’. De vakbondssecretaris is doodsbleek, de beoordeler van goed en kwaad zal zijn ballast afladen: ‘Vrienden, ik heb het bezoek gekregen op mijn bureel van acht militanten. Ik kom tot de volgende titel ‘Scheepsbouw en syndicale verhouding op de Boelwerf!’ Ik wens ook ’n sociale roman te schrijven zoals Brave Neelen, ik zweef toch op dezelfde golflengte. De nationale syndicale Eiremans is verheugd over mijn schrijverstalent! Zoals ge weet zit Jan Cap met ’n droge lever, hij zet regelmatig de café overeind! Hij riep naar mij ‘Ik zeik op u!’ Dat hangt mij de keel uit! Wat mij vooral ergert is de mystieke verhouding tussen Jan Cap en de rode Strooibants, ’t is om te sterven van jaloezie. Ik ontplof van haat en nijd wanneer ik die twee samen zie. Als groene syndicalisten moeten we onze eigen boontjes doppen zonder rode militanten, gevaarlijk voor ‘mond- en klauwzeer’. Wanneer ge zo verder doet, verlies ik als schaapsherder alle controle. Wat er is gebeurd in café ’t Volkshuis? Dat is de druppel die de emmer deed overlopen!’
De groene vakbondssecretaris geeft nu vooral de jonge militanten een veeg uit de pan! ‘Gij hokt te veel samen op de Boelwerf ver weg van de arbeiders, gij neemt op een onverantwoorde wijze kredieturen! De Boeldirectie heeft me reeds verwittigd en ze zullen ingrijpen, ik ook! Wij staan op de vooravond van de herstructurering van de scheepsbouw in België. Daarom is er voor allen platte rust bevolen. Het is voortaan gedaan met zingen ‘Hand in hand kameraden.’ Zing liever het wiegelied ‘Slaap zachtjes, militantjes’. Wat Jan Cap betreft die moet zelf een eerbaar besluit nemen, doet hij het niet, dan steun ik, Robert van den Bussen, Jans kandidatuur niet meer bij de volgende sociale verkiezingen. Ik kan zoiets beslissen, zonder u, omdat ik betaald word door u allen! Vrienden, militanten, wie de lijn van de groene metaalbond niet volgt, moet uit de boot stappen en verzuipen!’ Na het dictaat snakken de aanwezige militanten naar adem!
Pol schiet als een veer de hoogte in, hij maakt deel uit van de groep van Acht zonder Jan Cap: ‘Robert, ik voel mij bedrogen door u! Gij hebt ons misbruikt. Wat ge nu vertelt, gist reeds jaren in uw lijf, dit is achterbakse haat en nijd!!! Ik walg!... Jan is voor mij ’n vriend en kameraad, zo iemand laat ik nooit in de steek!’ Na de vergadering snelt van den Bussen naar de telefoon: ‘Hallo! Gerard Eiremans, lieve koppensneller, er is weinig reactie bij de militanten, veel vertwijfeling...’ ‘Hallo, Robert, wever van spinnenwebben, bezorg mij uw aanklacht zwart op wit, daar is een samenkomst van alle beroepssyndicalisten van het metaal, op 18 oktober! Die zullen we klaar stomen langs de rug micro! Laat dan de militanten van de fabriekskernen maar komen, die slaan we de kop in met onze doodslagers! Dag, Robert!’
Diezelfde avond zijn de rode militanten samen in hun lokaal. Van Eynde, de provinciale syndicale, heeft een blitzbezoek gebracht aan het afdelingsbestuur van het metaal Temse. Het resultaat is dat rode Strooibants wordt ontheven van de syndicale verantwoordelijkheid over de Boelwerf. Hoe het afdelingsbestuur ook reageert, John wil zijn veto niet intrekken. Rudy geeft het verslag van deze fameuze samenkomst aan de harde en strakke gezichten rond de tafel, ’t is goed in woelige, stormachtige tijden elkaars polsslag te voelen: ‘Kameraden, ge kent den John, ’n democraat van 18-karaat, hij begon met te zeggen, ik, den John, heb altijd gelijk! Het is waar, de Boeldirectie is erin geslaagd tegen een zacht prijsken Cockerill Yards op te kopen, er bestaat nu maar één scheepswerf, dus hebben we maar een syndicale verantwoordelijke nodig, dit zal de rode Eduardo uit Hoboken zijn, ik geef hem een administratieve hulp, de vroegere hoofddélégué van de scheepswerf Cockerill Yards, Van der Vloed. Rode Strooibants kan zijn valiezen inpakken op de Boelwerf te Temse, hij heeft daar niets meer verloren, en zal zijn handen vol hebben met de kleine metaalfabrieken in het Waasland, al wat den John zegt, is goed voor de PMB (de provinciale metaalbond).’
Na Rudy’s verslaggeving treedt een stilte binnen in de vergaderingsruimte... ‘Ge moet niet denken dat we daar hebben gezwegen! Het was de ene aanval na de andere. Den John als een rots: ‘Neen, neen! Ik heb altijd gelijk. Ik beslis! Ik ben de organisatie! Wat hebben we uiteindelijk beslist. Dat rode Eduardo syndicaal verantwoordelijk is voor gans de Boelwerf, omdat hij de meeste jaren dienst heeft in de organisatie en vroeger op de scheepswerf Boel is begonnen als afschrijver. Het bestuur van Temse blijft op haar standpunt, wanneer rode Eduardo moet vervangen worden, zal dit gebeuren door Strooibants! Daartegenover stelt John Van Eynde zijn veto! De militanten rond de tafel aanvaarden onder geen enkele omstandigheid dat de vroegere hooddélégué van der Vloed Eduardo zou vervangen, dit betekent voor hen een kaakslag. De militanten verwijten hem het onsolidair optreden tijdens de Boelstaking. Van der Vloed was één van de topvedetten in de pijnlijke inleveringsshow op de scheepswerf te Hoboken! Hij weigerde op te treden voor Cois wanneer deze werd afgedankt door de scheepsbazen, omdat hij opriep in de vergadering geen loon in te leveren! Ondanks al de naar voorgebrachte argumenten zegt den John: ‘Neen! Van der Vloed wordt de administratieve hulp voor Eduardo! Basta!’
In de vergadering kunt gij een muis horen lopen. Wordt onze planeet nu werkelijk onleefbaar. José De Staele, de vorige hoofddélégué, bekijkt de mannen rond de tafels één voor één en begint zacht te spreken, alles wat in hem omgaat, komt naar de oppervlakte: ‘Kameraden, wat we reeds maanden tegen elkaar hebben gezegd, is nu duidelijk, de aap is uit de mouw gekomen, alle afspraken op ’t einde van de staking tussen de nationale vakbond en de Boelbazen gemaakt, krijgen hun uitwerking, militanten worden uitgeschakeld en délégués hebben ze blijkbaar niet meer nodig. Ik vraag mij oprecht af, waarom heb ik jaren gemiliteerd? Is dat allemaal voor niets geweest? Wat een toekomstbeeld is dat voor jonge syndicalisten. Wij hebben in de lentestroom gewerkt, de geldstroom ongenadig bekampt, het wordt ijzig en kil rondom mij!
Bij de ‘128’ afgedankten waren enkele onbeschermde militanten, nu pakken ze naar de kop Jan Cap. Jaren hebben we samen gewerkt, we hadden dezelfde polsslag, bezield door onze syndicale eenheidsgedachte. Jan heeft ons steeds gestimuleerd, samen stonden we op de barricade. Jan werd jaren geweigerd als bestuurslid in de groene vakbond, hij werd niet toegelaten op het congres van de groene metaalbond! Waarom? Bang van zijn open taal?
Rode Strooibants is hier gekomen, we leerden hem hoe men syndicaal moest werken, na ’n tijd draaide hij mee, weldra vormden we een ploeg, met dezelfde verlangens en doelstellingen: samen met de zaatmannen strijden voor de lotsverbetering van de werkers. De Boelbazen moesten met ons rekening houden, dat alles trachten ze nu kapot te slaan. Ik heb het boekje van Neelen gelezen ‘10 jaar boel op de Boelwerf’ het is op zijn minst duidelijk! Kameraden, we hebben onze beste krachten gegeven, ik heb er een stuk van mijn gezondheid voor ingeboet! Wat is het resultaat na 30, 50 jaar syndicale strijd op de Boelwerf? Syndicale killers onthoofden twee kameraden, terwijl de Boelbazen een scheepswerf cadeau krijgen op hetzelfde ogenblik... Kameraden, ik ben niet verbitterd, maar laat me de waarheid betasten! De syndicale leiding heeft nooit onze werking gewaardeerd, alleen geduld en ondergaan, gewacht op het gepaste moment om in te grijpen. Wanneer de zaatmannen hun vrijheidslied zongen ‘Weg met de machten die verknechten!’ lachten en spotten de syndicale heren in hun onverlichte burelen!... Wat vandaag gebeurt, is een syndicaal drama, ’n weg die dood loopt, naar een ijsvlakte zonder vuur!
Jonge militanten, ik ben weg, gij zult, hoop ik, verder militeren of niet! Toch zal José De Staele dit laatste gevecht nog leveren. Jan Cap en wij zijn vergroeid in vlees en bloed. Wie verloochent zijn eigen bloed? Ik niet...’ De aanwezigen moeten José’s woorden verwerken, het raakt hen tot in de diepste vezels. Sjarel begrijpt ieder woord en de achtergrond, ’t is een pijnlijke afscheidsrede van een oud soldaat en strijdmakker. Patrick, dynamisch en jong, laat zijn stem klinken: ‘José, ik heb aandachtig geluisterd, maar vandaag is het zeker niet het ogenblik om te ontwapenen, laat ons het vaandel van het verzet verder opnemen, schieten vanuit de loopgraven, we moeten verder doen!’
Na afloop van de twee vergaderingen zoeken enkele rode en groene militanten elkaar op in café ‘De reisduif’. Jan en Rudy wisselen met elkaar de hoofdlijnen uit van de samenkomsten. Dit is volgens de nationale groene Eiremans een syndicale misdaad, iedereen moet maar rotten in zijn eigen nest! In het groepje rond de cafétafel heerst een grote bezorgdheid. Rudy Van Vlierberghe beziet Jan: ‘Jan, één ding is zeker, onze mannen zullen u nooit in de steek laten. De deur staat voor u altijd open. Wij staan achter u!’ Het zijn balsemende woorden wanneer ge persoonlijk wordt geviseerd door een blinde macht. Sjarel heeft geen woord gemist van het gesprek: ‘Jan, ik weet wat het betekent mikpunt te zijn van de nationale moraalpredikers, voor niets en niemand gaan ze achteruit. Eens dat zij het vakbondsapparaat in beweging brengen stormt het vooruit zoals een geblinddoekt beest, het rolt en verplet, macht is altijd harteloos. Ik werd afgezet als délégué in 1975, in de ‘Volksmacht’ verscheen een bladzijde vol over mij. De kinderen van het valse licht lulden wat over dat ik lid zou zijn van Amada, ’n volkstoneelspeler van de Barst enz... Jan, gij zult een smerig blad krijgen, de syndicale toppers zullen u in de rol van zondaar duwen, de patronale samenzweerders zullen zichzelf verheffen om hun vuiligheid te verbergen. Jan, vroeg of laat moet ge naar de arbeiders toe, de zaatmannen hebben daar recht op, gij hebt ze altijd samengeroepen voor belangrijke problemen. Waarom zoudt gij het nu niet doen, nu ze ongevraagd hun gekozen hoofddélégué zullen onthoofden. Vertel hen alles, ontmasker de valse goden, het zou spijtig zijn, indien het niet gebeurt!’ Jan heeft geluisterd zoals hij dat kan: ‘Wij hebben nog maanden tijd, Sjarel, we mogen onze pijlen niet te vroeg afschieten.’ Het klinkt weinig overtuigend. Bij het verlaten van het café ‘De reisduif’ kijken de militanten goed uit of er nergens syndicale, geheime politie verschuild zit tussen de lege pinten bier!
In café ‘Welkom’ in het Scheldedorp te Bornem zit Theo! ’t Is zeker niet zijn eerste ‘Vieux temps’ deze avond. Een zeer fijn bouwde vent komt binnen. ‘Ja, Sjarel, Richard die werkt ook op de Cockerill!’ zegt Theo. ‘Neen, gewerkt! Ik heb mijn rode dopkaart al op zak!’ ‘Gusta, breng ons drie pintjes! De werf is failliet, we staan buiten!’ ‘Ik heb 27 jaar op de Cockerill gewerkt, ik ben nu 57 jaar, nog één jaar en ik was op prepensioen! Godverdomme, dat vliegt nu allemaal naar de maan... Dat betekent nu gaan doppen tot aan mijn pensioen, geen prepensioen en later een klein pensioentje. Dan hebt ge heel uw leven uw kloten afgedraaid!’ Richard begint te zwieren als ’n zot: ‘Niet inleveren!!! Wij hebben niet ingeleverd, maar de poort is nu dicht! Zal de Bunne van de vakbond nu bijleggen???’ Richard wacht een beetje, ’t is nu stil. ‘Ik zeg niet hoe ik gestemd heb, tegen niemand, voor of tegen de inlevering, ook tegen mijn eigen vrouw niet, noch tegen god!’ Richard bekijkt ons zeer goed, Theo knipoogt veelzeggend. ‘Wat die god er bij komt doen, verstaat niemand!’ De zaatman is op volle toeren is niet af te remmen: ‘Ja, aan de poort van de scheepswerf Cockerill slaan ze nog op elkaars smoel, dat zult ge nog zien! Dat zeg ik u! Er moeten nog vier schepen afgewerkt worden, daar hebben ze maar duizend man voor nodig, terwijl er 2800 zitten te wachten. Wie zullen ze aanwerven? Hoeveel pree zullen ze ons nog geven? Wij zullen maar zoveel ontvangen als de zaatmannen van de Boelwerf te Temse.’
Onze Richard zit vol vraagtekens: ‘Veronderstel, ze laten iemand beginnen met drie jaar dienst, allé wat moet ik zeggen? Waarom mag ik niet beginnen? Ik, met zoveel jaren dienst zullen ze wel laten staan op straat!... Als het omgekeerd zou zijn, ik zou niet beginnen! Neen! Neen! zeker niet...’ Hij valt plotseling stil! ‘Maar ja, dat klopt niet! Dan komen die mannen van Brussel, gij hebt ’n brief gekregen dus ge moet beginnen. Zegt ge, ik laat mijn kameraden niet in de steek, dan zeggen die heren van de werklozendienst, u weigert te werken!!! U wordt geschorst!... Hoe ge het draait of keert, die smeerlappen plaatsen de mensen altijd met hun rug tegen de muur!!! Zeg niet dat ik zever hé!’. De jukebox speelt ‘Ik ben zo eenzaam zonder jou!’. Richard staat nu in ’t midden van het café, voor mij is het aangrijpend, de topbiljarters doen gewoon verder en gebaren van kromme haas. Richard roept: ‘Ja, de vakbond! die heeft ons een mes in de rug gestoken, zoals op de Boelwerf, het mes zit er diep in, ’t komt los door mijn lijf! Kijk, zo!!!’ Alles valt stil in het café, enkele ogenblikken ook rond het tapbiljart. Zacht spreekt hij nu verder: ‘Neen, ik ben gene revolutionair zoals onze Jan! Die hebben ze in 1975 afgedankt op de Cockerill omdat hij opkwam voor de vrije déléguéverkiezing, ze hebben hem in de gevangenis gestopt, onze Jan heeft dit niet lang overleefd!... Hij was voor de werkman!... Neen! Ik doe mijn werk, doe gewoon mee met de mannen. Ik heb mijn werk altijd goed gedaan, dat kan ik zeggen!’
Opeens sluit hij af, betaalt de drie pintjes: ‘Goeienavond allemaal!’ Hij verdwijnt in de half verlichte Scheldestraat, de jukebox speelt ironisch ‘Wat ben ik eenzaam zonder jou’. Richard hebben ze ver gezet, hij loopt rond met schuldgevoelens, omdat hij niet heeft ingeleverd, daardoor is de scheepswerf failliet! Mea culpa, mea culpa, het slachtoffer in de rol van zondaar geduwd. Dag in dag uit, onmeedogenloos, zonder ophouden hebben radio en tv de mensen bestookt.
De best geklede vrouw uit de gemeente Temse is ongetwijfeld madam Snijboontje. Mijnheer Savijs bekijkt haar met verliefde ogen, terwijl Satani zijn zweetvoeten streelt. Madam staat recht, stralend leest zij de blijde geboorteaankondiging voor: ‘Wij hebben de eer de blijde geboorte aan te kondigen van nv scheepswerf te Hoboken op 17 februari 1983. Dit boorlingsken heeft als eerste taak nog vier schepen af te werken, die nog op stapel liggen. Het beginkapitaal van deze nieuwe firma is amper 2 miljoen frank. Vadertje staat schenkt de helft van het bedrag als doopsuiker, voor de rest moet de geachte familie Boel zorgen! Het boorlingsken is in goede handen!’ Flip Savijs knipoogt liefdevol naar brave Neelen: ‘Ja, heren, ge voelt het, we krijgen stilaan de wind in de zeilen, de scheepswerf Cockerill Yards valt ons zo in de schoot. Ik heb de politieke dubbeltongers wel iets vaags beloofd in verband met de tewerkstelling, natuurlijk zonder garantie van mijnentwege!’ Snijboontje keert terug in haar hoekje en leest het stripverhaal. ‘Een koehandel zonder grenzen’, tekst geschreven door minister De Klerk, verantwoordelijk voor geldzakken, tekeningen naar de hand van de roomse prutselaar gele Wielfried!
Brave Neelen lacht wat onnozel: ‘Mijnheer Savijs, ik moet je iets vertellen. Ik heb vandaag een telefoon gekregen van onze vroegere vriend rode John Van Eynde, sinds hij werkloos senator is, telefoneert die nog meer dan vroeger! ‘Hallo, Mijnheer Neelen, waarom laat gij mij de laatste tijd opzij liggen, zoals een hoopeke vuil! Ik hoor dat minister Tindemus de rondreizende valies, meer en meer aan uw borst hangt!’ Ik heb hem geantwoord: vriend John, ge moet ons standpunt begrijpen, uw invloed als werkloos senator is onder zero gedaald! Wanneer de scheepswerf opnieuw start te Hoboken, breng dan zonder aarzelen uw verlanglijstje binnen met je lievelingskandidaten! Natuurlijk zullen Tindemus en Pol Molenslijk hun zegen moeten geven... Hallo, John, hoort ge me nog, ge weet toch dat de Boeldirectie het laatste woord heeft, hé! Maar wanneer ge hier of daar nog een goed woordje kunt doen voor ons, doe dat gerust! John smakte meteen de telefoon dicht!’ Savijs, ijskille, kletst de billen tegen elkaar van de pret, zodat de ballroom duizelt!
10 maart: rode Eduardo heeft de délégué van de lassers uitgenodigd voor een galgemaal. Hugo staat voor het bureau, rode Eduardo in beulskostuum kijkt onbeweeglijk naar een scherpe bijl op het bureau tussen de telefoons. Maanden heeft de syndicale topper geloerd op zijn prooi! Hij wenst Hugo levend te villen. Van tussen de tanden sist Eduardo: ‘Hugo, ik zou u willen overtuigen, het is moeilijk in het leven uw plicht te doen!... Mijn opdracht is de vakbond zuiver te houden. Volgens mijn regels ben je volledig onbetrouwbaar. Gij bestudeert de wereldpolitiek vanuit Chinese ogen, volgeling van gele rivierzwemmer en lid van de PVDA-België. Uw bende heeft op één maand tijd 15 pamfletten uitgedeeld aan de poort van de scheepswerf Cockerill Yards. Zo maakt gij u medeschuldig aan de ontbossing van onze planeet!... Waarom roept gij in open lucht! Haal het geld waar het zit, bij de banken, bij holdings! Laat dat geld liggen in de bankkluizen, daar kunnen de ratten de dollars niet kapot bijten!’
Eduardo de rode syndicale killer heft zijn kont op: ‘Hugo, ook al ben ik ’n killer, mijn hart doet pijn, ik kan geen bloed zien!’ Hugo, de délégué van de lassers, staat kaarsrecht voor de syndicale beul: ‘Ik ben niet bang, Eduardo, ik vecht niet voor ’n Mercedes! Gij kunt me syndicaal onthoofden, maar onze vrijheidsgedachten zult gij nooit kunnen uitroeien!’ De killer verliest bijna zijn controle: ‘Uw grootste misdaad is, dat gij overal de solidariteit predikt tussen werklozen en werkers, waarom loopt gij ieder weekend in een betoging, de katholieken hebben toch hun processie afgeschaft... Nu kunt ge toch niet roepen om hulp! Uw bevrijders hangen aan de stempellokalen!’ Verraderlijk en gevaarlijk klieft de bijl door de lucht, Hugo’s hoofd rolt in de rieten mand.
Zo wordt een parel uit de arbeidersstrijd uitgeschakeld, zo begint de uitmoording van de Amadakern op de scheepswerf Cockerill. Eén lichtpunt: in januari 1984 vliegt Hugo de Bruin met de internationale brigadisten naar Nicaragua om een oproep van de Sandinisten te beantwoorden.
De familie Boel zal 29 juli 1982 nooit vergeten! Zoete Wijn wandelt voorbij de kille mastodonte villa op de Cauwerbrug te Temse. Wat is dat? Carnavalsmuziek temidden van de zomer! Waarom feesten die apen hier nu? Aan de vlaggenmast wapperen helle, kleurige vlaggen. Daar in de verte komt Maria aangeslenterd: ‘Zeg, Zoete Wijn, ik heb horen zeggen dat het deze avond groot bal is met reuze vuurwerk!’ ‘Zijn dat gelukkige mensen, die bazen van den Boel, die krijgen een scheepswerf cadeau. Daar was zelfs ’n strooiman die wenste meer te betalen voor de scheepswerf van Cockerill, ze hebben dat ventje op de handelsrechtbank vlug doorgestuurd... het bos in om schelpkes te zoeken in het donker!’ ‘Zoete Wijn, volgens mij hebben die Boelbazen ’n lange arm, overal kunnen ze aan! Moesten ze mij een scheepswerf geven voor een appel en een ei, ik legde een feest voor alleman uit de wijk, maar wanneer ge die rijke mannen een haar uit hun neusgaten trekt, klinkt het als een bel!’ Zoete Wijn luistert half in gedachten verzonken, zij voelt dat de lentestroom langzaam verkilt, de geldstroom wint dag en nacht aan macht.
Tot vroeg in de morgen duurt het feest. Satani en de scheepsbarons doen keer op keer de buikdans. Wanneer de laatste muzieknoten uitzweven in de ballroom, komt mijnheer Savijs in ’t midden en trapt ongewild op de staart van de zwarte schim: ‘Pardon, heren, nu we Cockerill Yards hebben veroverd, wordt het hoog tijd iemand uit ons midden te belonen die reeds jaren heeft gewerkt met de ellebogen, onze productiejager Luiten, hij wordt het nieuwe opperhoofd van de nieuwe plant Boelwerf te Hoboken! Heren, neem het glas en plas!’
Alle belanghebbenden wensen in deze omwenteling in het goede vaarwater te zitten. Wie zal er morgen mogen beginnen op Boelwerf te Hoboken? De uitgeslapen vos, groene syndicale provinciale Molenslijk heeft zijn aanwervingskandidaten op zak, flink gekuist door minister Tindemus, die zijn kiesgebied Antwerpen, Edegem en Hoboken veilig wenst te stellen tegen alle concurrenten. Rode John Van Eynde, de werkloze senator, vindt zijn stap niet, hij is als een naaktloper in een smalle straat met ongevraagde toeschouwers, zijn politieke rode vrienden zitten in de oppositie in de parlementsbak. De Boelstaking is een streep geweest door zijn loopbaan! Zonder staking op de Boelwerf waren er te Temse honderden afgedankt!
Het moet gezegd worden, Von Himler, de sociale bemiddelaar, een ventje van niemendal, met ’n geweldige invloed, is gelukkiger dan de werkloze senator, hem kunnen ze nooit wegstemmen, ’t is een job voor ’t leven, zolang hij de patroonspen vasthoudt, zolang de macht hem kan gebruiken als voetmat! Daar komt een nieuwe arbeidsovereenkomst op nv Boelwerf zonder inmenging van het schorremorrie, de syndicale delegatie.
Von Himler is categoriek, het failliet op Cockerill Yards schept een zuivere situatie. Werkers worden werkloos en de Staat mag deze betalen, alle opzegtermijnen vallen in ’t water. De industriële elite kan ondertussen rustig saneren en souperen. Op de scheepswerf Cockerill heerst er nu een stilte zoals in een kasteeldreef, zelfs de ratten sterven daar van honger en dorst.
Satani mag niet mee met het nieuwe opperhoofd naar de nieuwe plant nv Boelwerf Hoboken! De productiejager weigert naar de raad te luisteren van de zwarte schim: ‘Ik heb jaren de productiezweep gehanteerd, ’n oude aap moet ge geen muilen leren trekken!’ Hij stuurt Satani naar de kampleider Immerbeest, de personeelschef: ‘Die kan best nog wat raad gebruiken!’
Het decor in de ontvangsthal verandert langzaam, enkele kaderleden, krokodillen op scheve poten, beladen met zware koffers, komen binnengewandeld. De productiejager beziet de kaderleden één voor één: ‘Dus jullie zijn de elite, uitgekozen voor de opstart van de nieuwe scheepswerf te Hoboken, nv Boelwerf! Haast en spoed zijn zelden goed. Waar blijven de andere leden van het Olympisch selectiecomité?’ Eindelijk komt de rest van de bende in de ontvangsthal: ‘Ja, mijnheer, verontschuldig ons telaatkomen! Spijtig, opperhoofd, mijn valies weegt toch zo zwaar.’
Wie komt daar binnen gedweild? ’t Is madam Roddelkontje! Ze knikt onderdanig naar het nieuwe opperhoofd: ‘Welkom, journaliste van ‘Zaat’, gij zult de selectie meemaken vanop de eerste rij! De aanwervingsoperatie moet snel verlopen, op maandag 27 september 1982 schiet men te Hoboken uit de startblokken, je pen krijgt alle bewegingsvrijheid, natuurlijk controleer ik je huiswerk wel! Dames, heren, kaders, mijn duikboot is startklaar om ons nieuw gebied in bezit te nemen. Ik spreek zonder open micro, ik verwacht zoals gewoonlijk geen tegenwoord! Uw verantwoordelijkheid is groot. Mady onze sociale assistente, bijslaper van onze personeelscoördinator, is als trouwe ja-knikster ook van de partij, ik kan u best gebruiken als sociaal uithangbord. Madam Marleen en mijnheer van Hoek, jullie zijn voor mij het hyperpsychologisch industrieel paar van deze elite groep. Benader uw job selecteur zonder schroom, werk zelfstandig vanuit onze bril, ge zult er wel mee varen, want ik smijt geen parels voor de zwijnen!
Elitairen, gehuurde universitairen, ge moet niets kunnen bewijzen, de economische mens benadert gij geïsoleerd en individueel, ofwel is het exemplaar bruikbaar of niet!’ Madam Roddelkontje noteert. ‘Wie bouwden de piramides in Egypte, Collosseum in Rome? De slaven! Vroeger trokken de mensenjagers naar het zwarte Afrika, om de beste economische exemplaren te vangen, deze te verslepen naar menselijke dierenmarkten en te transporteren over de zee! Dit heeft positief ingewerkt en heeft ons welvaart gebracht! Daarom hebben we niet geaarzeld naar de Middellandse Zee te lonken, op zoek naar bruikbaar economisch materiaal, om kolen te ontginnen en de staalovens te doen gloeien... geen problemen, het mensentransport is nu wettelijk geregeld. Goddank komen we nu in de technologische, industriële revolutie terecht, robots en chips brengen miljoenen economische exemplaren naar de doplokalen, daarom, elitairen, moet de Boeldirectie meer jagen in het verre wilde Safari, ’t is alléén aan u om goed uit te kijken wie geselecteerd wordt, dat is uw verantwoordelijkheid!’ 3500 werklozen zullen meedoen aan de selectiekansspelen!
‘Heren, leden van het Olympisch selectiecomité, hier volgen enkele praktische richtlijnen! Wat mij interesseert, iemand van de PVDA of syndicale délégués, hij die zich openlijk tegen de inlevering heeft uitgesproken, komt niet door de selectieproef. De sollicitant wordt onderzocht op basis van gevoel voor orde en tucht! De punten worden toegekend van 1 tot 5. Wie met vrucht de eerste zifting overleeft, schuift ge door naar een geneesherenteam. Zij hebben als taak te onderzoeken of het economisch exemplaar goed is van oren en poten, sterke tanden zijn vereist. Wat voor ons, Boeldirectie, belang is, is of hun ruggengraat 100 % in orde is! Is deze gekraakt op de vroegere scheepswerf Cockerill Yards dan onmiddellijk ziften, zonder gewetensbezwaar.
De geneesheren hebben toegang tot alle medische dossiers, samen kunnen wij de sociale gevallen bij de ex-scheepsbouwers onderscheppen. Ik wil het nogmaals onderlijnen, de Olympische geest is in onze banier geschreven, zonder pepmiddelen! In de laatste proef komen de toekomstige werkers terecht bij objectieve chefs, door ons aangesteld! Geachte selecteurs, dit wordt een pareltje. Ik mag veronderstellen dat negentig interviews per dag een haalbaar getal is! Selecteurs, de zwarte duikboot wacht op ons!’ Het nieuwe opperhoofd neemt de leiding en de scheve krokodillen waggelen hem na!
De spanning en de onzekerheid stijgen in de Scheldevallei, de geldstroom maakt karpersprongen, de industriële maffia jongleert met mensengevoelens, rond de doplokalen lopen de gesprekken over de komende selecteurs, mensen vloeken van onmacht. 1370 arbeidsplaatsen tegenover 3500 kandidaten. Wie zal het groot lot winnen? Het fabrieksbarbarisme in volle zonlicht. Hugo de Bruin heeft geen uitnodiging gekregen voor de selectie, hij is niet alleen. De syndicale militanten hebben weinig redenen om te glimlachen, de briefdrager heeft niets afgegeven. De scheepsbarons demonstreren hun meesterschap overduidelijk!
De scheepsbouwers op de Boelwerf Temse hebben met spanning geheel het gebeuren gevolgd op de scheepswerf Cockerill Yards te Hoboken. Hoe kan het anders! Vele scheepsbouwers hebben familie of vrienden die werken op beide scheepswerven. De repressie is zeker niet geluwd. Brave Neelen zorgt ervoor dat zijn sociale roman ‘10 Jaar boel op Boelwerf’ naar de letter wordt toegepast. De rechtbanken worden nu ingeschakeld om de stakers en militanten te vervolgen!
ABVV-Nationaal roept een 24-urenstaking uit op 8 maart 1982 tegen de regeringspolitiek van Martens V en de Klerk, minister van het zwartgeld. In vele fabrieken rolt de slogan ‘Voor Martens en de Klerk ’n grote dikke zerk’. Rudy Van Vlierberghe van de rode vakbond heeft weinig moeite Jan Cap te overtuigen de zaatmannen te mobiliseren tegen de reactionaire regering. Wat zeker niet in dank wordt afgenomen door groene Van den Bussen! Op de dag van de staking is er een overtuigingspiket aan de ingang van de scheepswerf, verschillende werkwilligen rijden binnen, daar het ACV niet oproept tot staking. Daartegenover staat Danny Lyssens, délégué van de groene vakbond, om het overtuigingspiket te vormen. Hij komt toevallig met de elleboog in aanraking van ’n binnenrijdende fietser, wiens bril op de grond terecht komt en er is een glas gebroken.
De verschrikte zaatman zoekt zijn heil op de personeelsdienst, in de hoop langs de ongevallenverzekering een schadevergoeding te bekomen. De personeelschef Immerbeest heeft het anders begrepen: ‘Gij moet klacht neerleggen bij de politie, zoek nog twee anderen!’ De groene veiligheids délégué wordt onmiddellijk afgedankt! De Boeldirectie kiest opnieuw de weg van de arbeidsrechtbank, bij de eerste zitting te Sint-Niklaas zijn alle militanten aanwezig, deze rechtbank kan geen uitspraak doen over ‘slagen en verwondingen’, men schuift het zaakje door naar de correctionele rechtbank van Dendermonde.
Acht dagen later roept het ABVV haar leden op voor een nieuwe staking tegen de inleveringspolitiek. De ACV-militanten zijn verplicht onder druk van Van den Bussen af te haken! De rode militanten van het Waasland willen die dag hun solidariteit betuigen tegenover de afgedankte délégué Danny Lyssens en dit op de Boelwerf zelf. Vooraleer te betogen te Antwerpen stappen 500 betogers over de werf, met rode syndicale vlaggen en borden, ’n slogan met reuzeletters ‘Danny Lyssens terug op de werf!’. 50 % van de niet-stakende scheepsbouwers kijken raar toe vanop de schepen. Ongeveer op hoogte van de portiersloge springen vier vrouwen uit de groep der betogers, gewapend met ’n plastiek zak, die verf en rolborstels verbergt. Zoete Wijn begint ongevraagd de glazen vensters van de portiersloge te overrollen met groene verf. Honoré, de portier, krijgt zelfs de tijd niet om te schrikken en te beven, in een oogwenk ziet hij niets meer door de vensters. In volle vertwijfeling grijpt hij naar de telefoon en belt naar de rijkswacht. Helaas, ook de BOB komt te laat, de ongevraagde schilders verdwijnen samen met de betogers naar de Scheldestad.
Waarom wel deze actie gericht tegen de portier? Het was Honoré onder druk van de baas, die tegenover twee stakers aanklacht indiende bij de rijkswacht tijdens de staking. De stakers hadden de afsluiting vol geschilderd met slogans tegen Boelbaas Savijs, en dit onder de portier zijn neus. Savijs, in woede ontstoken, door al die lieve hakenkruisen, eiste langs de rechtbank een schadevergoeding van 300.000 fr., om deze kunstschilderingen te laten verdwijnen. Gelukkig voor de stakers was Honoré’s aanklacht niet waterdicht, zo ontsnapten ze aan de gepeperde rekening!
Honoré’s tweede mislukking: tijdens de staking bezetten de stakers ’n dag de portiersloge, tot ongenoegen van de portier. De stakers regelden de slagboom aan de ingang en beantwoorden de telefoon. Na de zoveelste gelukte op en neer beweging van de slagboom kwam deze terecht op een aanstormende auto. Raoul, de bedienaar van de slagboom, kwam terecht op de beschuldigdenbank van Dendermonde. Zoals het hoort helpen de militante stakers elkaar en getuigden ten voordele van Raoul! Spijtig voor de portier, hij komt terug van de regen in de drop! Dit is de reden van de verfactie op de portiersloge, eigenlijk een kleine waarschuwing voor de toekomst!
Boelbaas Savijs, bekommerd om de tewerkstelling van advocaten en rechters, spaart noch moeite noch geld. Danny Lyssens, de afgedankte délégué, is verplicht alle gerechtszalen te doorkruisen: arbeidsrechtbank, correctionele, hof van beroep! Voor iedere rechtbank wordt hij vrijgesproken. Na een jaar procederen laat de Boeldirectie uiteindelijk deze prooi los. De afgedankte mag opnieuw beginnen als buizenlegger op de scheepswerf te Temse.
Het nieuws over de poging om Jan Cap en Strooibants te liquideren loopt snel rond, gesteund door de media. De mensen uit de Scheldevallei krijgen opnieuw iets onbegrijpelijks te incasseren. Van den Bussen wordt door de zaatmannen met duizenden scherpe pijlen beschoten. Geheel de syndicale wereld buiten de scheepswerf staat op stelten. Alle arbeiders in de fabrieken zeggen: ‘Neen, dat kan niet! Dat komt door die staking! Ze heeft te lang geduurd naar de goesting van de mannen uit Brussel! Zij zullen Jan Cap nooit durven afzetten als hoofddélégué, dat laten de mannen van de Boelwerf nooit gebeuren!’
Het is zoals een kwade droom die voorbij raast, de scheepsbouwers die Jan Cap alle dagen tegen het lijf lopen op de scheepswerf, willen dat niet geloven. Jan is onze délégué, wij hebben hem drie keren gekozen tot hoofddélégué, wie heeft het recht zijn poten daar naar uit te steken! Jan is ’n vriend en ’n kameraad voor ons, ’n mens die naar ons luistert, zowel naar grote en kleine problemen, ge kunt er normaal mee praten, hij vraagt nooit in welke vakbond je bent aangesloten! In alle hoeken van de scheepswerf is dat het onderwerp van het gesprek. De zaatbonkers draaien niet rond de pot, ze weten wat er is gebeurd in Het Volkshuis, hun oren staan niet op hun gat! Daarachter verschuilen de smeerlappen zich nu. Wanneer er iemand kan oordelen over Jan Cap dan zijn wij dat! Wanneer rode John van Eynde of Pol Molenslijk, de groene, naar de scheepswerf komen, is het om afspraken te maken met de baas, zonder ons, of om te komen drinken op de recepties! Wat hebben ze gedaan. Tijdens de laatste staking ons een mes in rug gestoken! Ze draaiden de geldkraan dicht van de stakerskas en wij als onnozele kloten stonden daar! De reacties blijven vlijmscherp: ‘Dat die helden uit Brussel dat hier eens komen uitleggen voor de vrije micro op de algemene vergadering, maar dat durven ze niet hé! Dan maken we er stoofhout van!
Over één zaak zijn de mannen het onderling eens, Jan Cap en Strooibants moeten van de Boelbazen weg van de scheepswerf ten allen prijze. Zeker nu ze de scheepswerf Cockerill Yards hebben binnen geslikt. Wanneer Jan Cap en Rudy Van Vlierberghe ploeg blijven vormen, kunnen er rare dingen gebeuren, ook te Hoboken, dan kunnen zij het verzet op de twee plants te Hoboken en te Temse stimuleren! Daar zit hem het paard gebonden, dat willen de politiekers, vakbonders en bazen verhinderen!
De crisis werkt in op het moreel der werkers en verlamt ook de Boelwerf. Hoe ons nu opstellen tegenover patronaat en beroepstelefoneerders? De zaatmannen kijken om zich heen, ze stellen vast dat enkele actieve mannen zijn verdwenen, die waren niet bang hun tong te verslijten, zoals Désiré, Janneke Toté, Jaures, Sjarel en De Staele José, die binnen korte tijd met prepensioen gaat. Wanneer ze Jan Cap ook nog wegrukken, wie zal er dan morgen nog durven spreken? Zullen de verkozenen van de arbeiders niet in een holletje kruipen?
Wanneer Gaspard en Beers, de overbriever naar de hogere leiding, in de omgeving komen van de scheepsbouwers, moeten deze onmiddellijk bakzeil halen: ‘Gij alle twee zijt de slippendragers van groene Van den Bussen!’ Tegen Gaspard: ‘Gij moet zwijgen want uw dochter heeft een job gekregen in de bond door Van den Bussen!’ Over de afgevallen délégué , ex-voorzitter van het werkwilligencomité tijdens de laatste staking is niets te horen, die is levend begraven en totaal geïsoleerd door de zaatmannen, iedereen schuwt hem als de pest! De scheepsbouwers spreken tegen alle syndicale verkozenen op de werf een duidelijke taal: ‘Hé, ventje, ge gaat toch Jan Cap niet laten vallen, hé? Wanneer komt hier een nieuwe algemene vergadering?’ Dit is natuurlijk een gemakkelijke houding voor velen. Bovendien kennen ze niet altijd de binnenpot. Bij de groene militantengroep is er een deel sterk in vertwijfeling; daarvan heeft Van den Bussen geprofiteerd. Een tweetal voelen zich geroepen om de troon van Jan Cap in bezit te nemen! Ze dachten heel stillekens ‘De keizer is dood! Leve de nieuwe keizer!’ Door de discussie op de scheepswerf en daarbuiten groeit opnieuw de eenheid en het verzet bij de groene syndicalisten; de rode militanten wachten om te mobiliseren op de werf tot bij hun collega’s de eenheid is hersteld.
De zaatmannen en toekijkenden zien met tegenzin de vertrouwde naam Cockerill Yards verdwijnen boven de ingang van de scheepswerf, die moet plaats maken voor de nieuwe: NV Boelwerf. De herrie rond het afzetten van Jan Cap als hoofddélégué is ook tot hier doorgedrongen. Hun belangstelling gaat echter op de eerste plaats naar de opstarting van de nieuwe plant te Hoboken, op 23 augustus na zes maanden doodse stilte. Ondertussen is de klok niet blijven stilstaan, de gemeente Hoboken heeft haar zelfstandigheid verloren, ten voordele van de havenstad Antwerpen. De oorlogsbedreiging neemt toe en de rakettenbeweging stijgt naar een hoogtepunt!
De blauwe en geel roomse regering onder leiding van eerste minister Martens V, valt de mensen zonder centen aan te midden van de straat, op klaarlichte dag! De blauwe bleekmuil Verrotstad praat ongestraft voor radio en tv. Minister Koekeloerekoe Haan pluimt, gedurende het avondgebed, werklozen en werkers, zieken en gepensioneerden. Rita Ministeres brengt de gehandicapten en invaliden in een hopeloze situatie, ze komen volledig in hun blootje te staan. De herschikking krijgt haar voltooiing tot groot verdriet van de ex-scheepsbouwers van de scheepsbouw en tot vreugde van de geldhandelaars, reders en de Boelbazen, allen volgen cursus bij minister de Klerk ‘Hoe zwartgeld reinigen’ zonder medeweten van de vuilnisophalers.
Het Olympisch selectiecomité heeft weken gewerkt aan verhit tempo, onder leiding van de vroegere productiejager Luiten. 1200 economische exemplaren hebben zij goedgekeurd voor de komende productiewedstrijd. Vandaag trekken de gelukkigen door de scheepspoort, ze kijken scheef naar de nieuwe naam nv Boelwerf. De Boelbazen uit Temse laten vanaf het eerste uur voelen wie voortaan de scepter zal zwaaien. Vooreerst worden de lonen naar beneden getrokken op de hoogte van de scheepsbouwers te Temse. Alle aangeworven arbeiders krijgen een tijdelijk contract, wat betekent dat ze alle dagen met één voet buiten staan, zij zullen werken onder de harde arbeidersdiscipline ‘Arbeid maakt vrij’.
Daar is één man die zich totaal bedrogen voelt door mijnheer Savijs. Het is de werkloze rode senator John van Einde, de syndicale provinciale is niet alleen ongelukkig op deze opstartdag, hij is razend! Hij danst en huppelt rond in het vakbondsbureel in de Ommeganckstraat, het bloed stijgt naar Johns hoofd: ‘Die lafaard! Savijs is ’n woordbreker, ’n bedrieger. Niemand van mijn militanten is mogen beginnen werken op de oude Cockerill Yards!!! Savijs heeft me in de zak gezet!!! Ik heb me verlaagd tot samenzweerder met de Boelbazen! Wie heeft er jaren beter gepleit dan ik voor de sociale vrede!!! Ik den John ben specialist proceduredanser!!! Als oude missiepater op rode sloffen heb ik gepredikt: ‘Arbeiders, bedienden aller Vlamingen lever een deel van uw loon in om te mogen werken. Ik ging akkoord met de politieke woordkramers, dat geheel de fabriekskern van Amada mocht opgerold worden vooraleer de scheepswerf opnieuw startte te Hoboken, in het belang van ons beiden!! Wat heeft de woordbreker Savijs gedaan??? Mijn militanten laten staan aan de stempellokalen!!! Een laffe streek!’ John valt een ogenblik stil, denkt even na, hij weet het opnieuw! Zijn moeder heeft het altijd gezegd: eet nooit kersen met grote heren, want ge krijgt de pitten in uw ogen!’
Rode John blijft cirkelen in eigen onvrede, stampt met de zoals ’n versleten os, grijpt automatisch naar de rode telefoon, draait het vertrouwde nummer van de verdwenen Cockerill Yards: ‘Hallo, meisken, ’t is hier met den John, ik wil zo vlug mogelijk het nieuw opperhoofd aan de lijn!’ ... ‘Mijnheer John, ik zal u doorverbinden...’ Eindelijk komt Luiten aan de lijn. Hij begint Johns oren te strelen: ‘Kalm, mijnheer de provinciale, je bent zo zenuwachtig...’ Opeens breekt Johns lawine los, echt een orkaan, hij spuwt brokken lava door de telefoondraad: ‘Wat! Gij durft!! Neen! Mijnheer Luiten, niemand van mijn mannen is deze morgen mogen beginnen werken!!!...’ ‘Hallo, John, ik ben niet doof, daar zijn wel twee délégués mogen beginnen, die met ons zullen meespelen!!.. Luister, hé, John! Gij zowel als groene Pol Molenslijk en Minister Tindemus hebben aangedrongen de fabriekskern van de PVDA met alle wortels uit te roeien! Is dan ondank ’s werelds loon!! Wij, directie, trekken de lijn door!’... Hallo, Mijnheer Luiten ben je soms ’n keikop zoals de Waaslanders! Hoe kan ik dat verkopen, wanneer mijn militanten aan de stempellokalen moeten blijven hangen!’... ‘Ha! Dat is je bedoeling, dit maakt weinig verschil uit voor ons; wanneer morgen de vakbondsleiders uit Brussel het in hun hoofd halen ordewoorden te lanceren tegen de regering, zelfs tegen ons, dan worden die lammekes opnieuw leeuwen, ons doel is zoals minister Tindemus zegt, de sociale vrede beschermen boven alles!’
Rode John begint nu voor goed te blaffen: ‘Wat! Dat Tindemus met een valies rond de wereld vliegt, is zijn zaak! Maar wat heeft die gele kattenkop hier de laatste tijd verloren, waarom trekt hij niet voor goed naar Zuid-Afrika of naar zijn vriend Moboetoe! Willen die christenen soms geheel mijn rode burcht inpalmen te Hoboken?’... ‘Hallo, beste John, wie zit er vandaag aan het regeringsschotelken? Zeker, onze vriend Tindemus! Wat kan de Boeldirectie doen met ’n werkloze senator! Weldra ben je op pensioen!!!’
Rode John laat zich wegzakken in de syndicale bureauzetel, snakt naar adem. Wie had zoiets verwacht? De vloer onder hem begint dreigend te bewegen, ze scheurt open, een gapende kloof, een diepe afgrond! Hij duizelt. Wat heeft hij nog te bieden als werkloos senator! ’n Vakbondssamenzweerder die zijn vingers heeft verbrand voor het algemeen welzijn. De rode rozen op het behangpapier zwemmen weg, gele en blauwe bloemen met felle kleuren treden naar voor, ze maken draaiende cirkels, onweerstaanbaar komt de stank in het bureel. John zakt in een diepe slaap... De telefoon rinkelt... dan niets meer... Het is de Mercedesverkoper, het laatste geschenk dat John zichzelf wenst te schenken uit een zwartkastje, vooraleer hij in pensioen treedt. Alleen de kleur van de Mercedes is nog een probleem, en de vraag ene met vier of zes deuren!
De Boelbazen kijken rustig de kat uit de boom. Alles verloopt naar wens. Satani en Savijs zien met vreugde hoe de samenzweerders hun taak uitvoeren. Ze geven madam Roddelkontje de raad niets in te schrijven in de ‘ Zaat’ over het syndicaal keukenconflict in de groene vakbond. Zorgvuldig heeft Jan Cap de tegenaanval opgebouwd. Alles moet eens op een rijtje gezet worden, niet tot welzijn van Robert maar wel voor de jonge militanten. De sfeer in de vergaderzaal is bedorven door de reuk van het organisatiebeest dat hier is gepasseerd. Van den Bussen verroert geen vin, blijkbaar zeker van zijn stuk. Vele militanten zullen afhaken en Jan Cap in de steek laten, de meesten zullen naar hem toekruipen, want ’n beroepsvakbonder bezit macht over hen, hij alleen beslist wie op de kandidatenlijst komt bij de volgende sociale verkiezingen! Wie zoekt wettelijke bescherming voor vier jaar, vast werk in deze crisis! Een doeltreffende methode om mensen zwak te maken!
‘Robert van den Bussen, ik, Jan Cap zal open spel spelen. Daar is een incident gebeurd binnen en buiten het café Het Volkshuis op 4 augustus. Deze gelegenheid hebt ge aangegrepen, zoals een klauwende arend zijt ge op uw prooi gevallen! Gij roept acht man bij u! Zonder mij. Gij brouwt een aanklacht tegen mij zonder mij! Gelukkig hebben de aanwezige militanten deze methode geprotesteerd, anders begon deze samenkomst opnieuw zonder mij! Gij moogt me in de rol van misdadiger duwen, ge kunt uzelf kronen als rechter. Wat ik nu vertel is bestemd voor de jonge militanten. Ze kennen me wel, maar ze weten niet, waarom ik soms verschillende problemen anders bekijk!
‘Ze noemen mij Jan Cap, ik woon in een huis van de kleine landeigendom te Sint-Niklaas, we hebben vier dochters en ’n zoon! Ik ben groot geworden onder de toren van de Christus Koningskerk, de KAJ heb ik leren kennen bij de schoolverlatersactie. Ik hoorde daar over Cardijn spreken, de internationale proost van de KAJ, en de methode zien-oordelen-handelen! Ik ben getrouwd zoals velen, echter niet om me thuis op te sluiten! Op ’n avond kwam Robert de Gendt, de nationale voorzitter van de KWB, spreken over ‘Het manifest van de KWB’! Het kapitalisme maakt de mens kapot. In het manifest staat de mens centraal in de gemeenschap, om samen de wereld om te bouwen tot een leef- en bruikbare wereld en gemeenschap, waarin de mens centraal is. De taal die Robert de Gendt hanteerde was radicaal en menselijk: inhoudelijk waren de pauselijke encyclieken maar slappe thee tegenover het KWB-manifest, het was een bom in de christelijke arbeidersbeweging, het is voor mij een richtlijn gebleven!
‘Ik kwam als schrijnwerker op de Boelwerf en stapte na veel aarzeling in de syndicale militantengroep, door de omstandigheden werd ik verkozen tot hoofddélégué van het ACV in 1968. Mijn doel was samen met de andere militanten ons in te zetten om de scheepsbouwers een stem te geven tegenover de Boelbazen en de vakbond. Dit betekende dat de zaatmannen hun vertrouwensmannen vrij konden verkiezen, regelmatig algemene vergaderingen konden organiseren op de scheepswerf, met in het midden de ‘Open micro’! Robert van den Bussen, wie waren onze grootste tegenstanders om dit te verwezenlijken!! De vakbondsleider, de sloganverkoper ‘De mens eerst.’ Met hun mond vol over zelfbestuur, arbeidscontrole!!! Uw soort is bang van vrije stemmen, vrije mensen!!! Wij zullen nooit aanvaarden dat een nationale leider uit Brussel zoals Gerard Eiremans op zijn vingers fluit en ons komt zeggen wie we moeten aanstellen als délégué!’
‘Ja, ik ben blij dat we samen met de scheepsbouwers veel hebben bereikt, echter onvoldoende! Ik heb nog meegemaakt hier in deze vergaderzaal, dat er mannen waren die hun gal uitspuwden op de socialisten, die ’s morgens ’n socialist tussen hun boterham legden en ’s avonds na hun werk er nog twee roosterden! Vanuit deze situatie zijn we gegroeid naar een syndicale eenheid tussen de kleurenvakbonden, dat is een werk geweest van geduld en openstaan voor elkaar! Dit alles was een doorn in de ogen van de syndicale heren! Jan Cap moet niet weg, neen, de syndicale eenheid moet kapot!!! Dit is een gevaar voor de bureaucratische macht, vakbondsleiders vrezen de teugels te verliezen, eenheid der werkers bezorgt het patronaat slapeloze nachten! Eenheid stimuleert mensen om daden te stellen!
Robert van den Bussen, in de voorbije staking heb je je job gedaan, behalve de laatste dagen! Toen zijt ge terechtgekomen in de club van de samenzweerders: bankiers, regering, bazen enz... In die club hebben de industriële heren beslist op welke wijze zij de scheepsbouwsector in België zouden schikken in het voordeel van de Boelbazen, zonder ons! Alle syndicale samenzweerders hebben de opdracht gekregen de rust en de vrede te verzekeren op de Boelwerf, het patronaat heeft u verder in de diepte gewerkt, met het vals huwelijk tussen patroon en arbeid te bezegelen onder de benaming ‘het harmonisch model’. Waar blijft uw slogan ‘zelfbestuur’? Of is dit dan de weg naar je fameus medebeheer!!! Kameraden militanten, ik heb vroeger meegewerkt in de toneelgroep Barst, onze houding tegenover de fabrieksbazen was zuiver:
Wij willen niet een deel van de koek!
Wij willen niet geheel de koek!
Wij willen gans de bakkerij!
Zo kunt ge wel begrijpen dat ik de koehandel in verband met de scheepsbouwherschikking aanzie als een kaakslag voor ons allemaal!’
‘Robert, Neelen heeft het Boeltestament geschreven! ‘10 boel op de Boelwerf’. Hij wil het strijdsyndicalisme uitroeien. Neelen heeft er niet bijgeschreven dat de vakbondsleiders zouden meewerken aan de uitroeiing. Dat weten we nu! Gij zou beter kijken op welke wijze de patroon zijn kaders beschermt tegenover ons, tot in het ongelijk toe, terwijl gij mij in de grond wilt boren! Uw schijnheiligheid scheert hoge toppen; om de goede reputatie van de vakbond te redden weigert ge de vuile was buiten te hangen! Ik daag u uit, Robert van den Bussen, ge moogt hem buiten hangen voor de ‘open micro’ van de scheepsbouwers! Gij moet geen valse bezorgdheid tonen voor mij! Ik zal niet gaan vluchten voor de zaatmannen! Gij wel, Robert!’
‘Nu komt de klap op de vuurpijl. Ik, Jan Cap, zou eervol ontslag moeten nemen, als syndicale délégué omwille van de laatste druppel die de emmer deed overlopen! Misschien krijg ik dan wel een ruikertje groene bloemen van de syndicale baas Eiremans. Vergeet dat maar, van den Bussen, Jan Cap zal zijn kop niet zelf afkappen, dat zult ge zelf moeten doen!!! Doe zo verder, Robert... Zo helpt ge de patroons nog meer macht geven, een beetje voor de vakbondstoppers en niets voor de arbeiders, dit is wel een eigenaardige syndicale opdracht!’
Alle groene militanten hebben vol spanning geluisterd naar de vrije stem van Jan, de eenheid in de groep is opnieuw bewerkt! Groene van den Bussen zit er bij met de mond vol tanden, hater van het oncontroleerbaar leven, die bang wordt wanneer mensen zich sterk en vrij voelen! Zijn soort houdt van zwakken en zondaars om als oordelers van goed en kwaad te triomferen.
De militanten hebben besloten een gemeenschappelijke daad van verzet te stellen. Jef de voorzitter van de militantengroep krijgt opdracht een brief te schrijven naar de nationale groene Eiremans, zij willen Jan Cap, hun hoofddélégué niet loslaten; de toon van de brief is zacht alsof men een organisatiebeest wenst te paaien en zoet te houden:
Waarde voorzitter (groene Eiremans),
Naar aanleiding van het feit dat onze hoofddélégué Jan Cap geen kandidaat mag zijn bij de volgende sociale verkiezingen... Militanten vragen verduidelijking en reden van de beslissing... Welke weg hebt ge gevolgd om tot... Wij stellen voor het intrekken van deze maatregel... Hopen op een gunstig resultaat... oprechte syndicale groeten.
De groene militanten delen ’s anderdaags een pamflet uit op de scheepswerf Boel te Temse, het vlugschrift heeft niet dezelfde spierkracht als vroeger toen Boelbaas Savijs werd aangevallen. Nu wachten de actievoerders op het antwoord van groene Eiremans. Jan Cap voorspelt: we zitten nog niet in de finale. Uit de syndicale wereld komen luidruchtige proteststemmen. In de christelijke arbeidersbeweging roert er wat! De onderlaag komt in verzet! Wie zal er de handschoen opnemen?
Cap loopt tussen bergen van vragen op de scheepswerf! ‘Jan, wat gaat er nu gebeuren? Wat moeten we doen? Dat zal wel in orde komen, hé, Jan?’ Hij en Rudy komen regelmatig bij de personeelschef terecht. Immerbeest ontpopt zich als een ware kampleider in de industriële jungle. Hij spreekt vanuit een hooghartige toren, negeert keer op keer de twee syndicale hoofddélégués, met of zonder argumenten; over het intern syndicaal conflict gebaart hij van kromme haas!
De zaatmannen stellen vast dat het gemakkelijker is acties te voeren tegen de patroon, dan te vechten binnen hun eigen organisatie, tegenover de almachtige vakbondsleenheren, die zich opsluiten in hun burchten. ’t Is bijna uitgegroeid tot een verhouding: betaal je bijdrage; ik, leenheer, zorg voor de service, maar zal heersen over de legerscharen! In alle acties vormden de scheepsbouwers één blok, nu zien ze duidelijk de verdeeldheid van de kleurensyndicaten in alle pijnlijkheid. ‘Spijtig Jan, ik ga niet akkoord dat ze u afzetten, maar ik ben in een andere vakbond! Ik kan me toch moeilijk mengen in andermans huishouden! Waarom kunnen we dat hier op de werf niet oplossen?’ De rode militanten willen mee de solidariteit organiseren maar ze zijn verplicht te wachten tot de groene militanten weten wat te doen! De bedienden bekijken het conflict door de bureelvensters, de samenwerking tussen arbeiders is zeer dun de laatste tijd! Zelfs de bedienden kennen een afscheiding van de kaderleden!
De rode Strooibants is weg uit de militantengroep, de syndicale rode Eduardo is verschenen en is verantwoordelijk voor de scheepswerf Boel, zowel te Temse als te Hoboken. Hij heeft de ongevraagde administratieve hulp meegebracht, Van der Vloed. De uitvoering van het veto geplaatst door John van Eynde. De militanten hebben daar duidelijk tegen gereageerd: ‘Eduardo, daar mag gebeuren wat wil, nooit zullen we hem aanvaarden als vakbondssecretaris! Voor Jan Cap zal de militantengroep altijd openstaan!’ Eduardo knikt ja, denkt neen!
De gemeenteraadsverkiezingen van oktober liggen achter de rug te Temse, er is geen aardverschuiving gebeurd. Wel één bijzonder feit: Rudy Van Vlierberghe, de syndicale hoofddélégué, verdubbelde zijn aantal voorkeurstemmen en wordt opnieuw gemeenteraadslid voor de Vlaamse socialistische partij! Voor mijnheer Savijs lagen de kaarten anders, uit eerlijke schande durfde hij zich niet kandidaat stellen op de blauwe lijst. Wie zou hem nog een stem willen geven? Ook Satani niet. Bij de voorlaatste verkiezingen zat er de mot reeds in. Savijs werd wel verkozen, doch behaalde slechts 402 voorkeurstemmen, een morele overwinning voor de mensen uit de Scheldevallei, dat pleit voor het gezond verstand van de scheepsbouwers en hun families!
De industriële kasteelheer Savijs wenst een vinger te blijven hebben in de gemeentepolitiek te Temse. Hij plaatst madam Snijboontje bovenaan de blauwe partijlijst, met geld kunt ge meer kopen dan boter! Nochtans, de waarheid heeft ook haar rechten. De CVP-dames, die regelmatig de gemeenteraadszitting bijwonen om hun tijd te doden, zeggen luid: ‘Ere wie ere toekomt! Madam Snijboontje is de best geklede dame uit de gemeente, in onvervalste Dallasstijl, zonder de borsten van Sue Ellen dan. Zij heeft wel één gebrek, haar tong ligt altijd in ’n knoop!’
Gelukkig draait onze planeet vierkant verder. Jef Smet, de stille harde veldwerker in des herens wijngaard, heeft andere katten te geselen dan het napluizen van de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen. Waar hij gaat langs Vlaamse wegen, niet overal komt hij Maria tegen, wel blijven de proteststemmen klinken over de nakende afzetting van Jan Cap als délégué. De koppige Waaslander is van oordeel dat men dringend verzameling moet blazen. Vandaag komt hij in de rol van schipper naast Mathilde, kruipt in de vuurtoren, seint SOS-berichten uit over geheel Vlaanderen, die klinken door tot in Wallonië: ‘Ik nodig alle mensen van goede wil en een mals hart uit. Kom in grote getale naar de vergadering, op 20 oktober 1982 om 20 uur te Sint-Niklaas in café Hemelrijk gelegen op de grootste markt van Europa, zeer goeie bediening, de pintjes aan 22 frank. Ik heb Robert van den Bussen uitgenodigd om eens te komen expliqueren waarom hij Jan Cap aan de dijk heeft gezet!’
De SOS-oproep is goed opgevolgd; een honderdtal groene vlinders met rode voelhorentjes fladderen rond in café ‘Hemelrijk’. Daar zijn supporters uit alle streken van het Vlaamse land, ook een groep groene militanten van de Boelwerf schuiven binnen. Zoete Wijn in blakende vorm is in gezelschap van enkele vrouwen. Jan Cap zit naast zijn vrouw Diane, zoals twee verliefde tortelduifjes. Wanneer men samen de lasten draagt, wegen deze lichter. Diane is een militantenvrouw met een scherpe tong: ‘Ja, Sjarel, ik heb veel meegemaakt met hem! Ik ken hem op mijn duimpje, het syndicaal leven op de Boelwerf is voor hem alles, soms veel te veel! Ik begrijp hem! Wanneer hij zit te denken, tracht ik met hem de zaak door te praten. Ik weet toch wat er gebeurd is op de scheepswerf, vroeger en nu, ik volg de gebeurtenissen niet van op de wal! De délegués, Van den Bussen, Strooibants ik ken ze allemaal één voor één; Jan doet zijn taak voor de mensen, daarom steun ik hem met raad en daad, maar ge weet, ik spaar mijn kritiek tegenover hem nooit!’
Diane is verpleegster, ze houdt van haar beroep, ze houdt van de mensen. Alle dagen is ze met haar wagentje van het Wit-Geel kruis op de baan, om de mensen aan huis te verplegen, in haar dienst is ze ook syndicaal actief! Wie bij de hond slaapt, krijgt de vlooien. Deze avond zitten ze opnieuw samen. ‘Wat er ook gebeurt, Jan, beiden zullen we de hindernissen overwinnen, op zijn minst de moeilijkheden delen!’ Dat is Diane’s houding! Jan kijkt rustig rond naar de binnenkomenden, inwendig gespannen!
Het is een ernstige vraag! Wat doen die christelijke militanten hier in café Hemelrijk? Zoeken de politiek daklozen een uitweg? Willen zij de waarheid ontdekken, om na de grote aarzeling de stap te zetten of sprong te wagen in de ravijn? De bruggen opblazen achter hen? Sjarel heeft op de eerste rij gestaan in het conflict tussen twee stromingen in de christelijke arbeidersbeweging. Zonder deze achtergronden kunt ge onvoldoende begrijpen waarom men Jan Cap syndicaal wil onthoofden.
In 1964 zag het manifest van de KWB het daglicht. Men stelde in de voorbereiding een zeer eenvoudige vraag: ‘Is de arbeider ook een mens?’ Allen antwoordden: ‘Ja!’ Dit betekende een hele omwenteling! In 1200 KWB-afdelingen van het Vlaamse land werd gevraagd: ‘Hoe voelt gij u als mens in de fabriek of op het bureel?’ De reacties waren verschrikkelijk: ‘Wij hebben daar niets te zeggen! Werken, zwijgen of gaan! De bazen hebben daar het eerste en laatste woord; ze steken het geld in hun zakken dat ze op onze rug hebben verdiend! De patroon sluit de fabriek wanneer het hem best past, ofwel gaan ze verhuizen naar verre landen! De vakbond kan alleen maar de gebroken potten lijmen.’ Wanneer zulke bedenkingen naar de oppervlakte komen, moet ge samen zoeken naar de oplossing, dat werd een ander paar mouwen! Doch waar een wil is, is een weg: ‘De werkers zouden best de fabriek bezitten en het in eigen handen nemen! Zij zouden de leiding moeten kunnen aanstellen en afzetten! Amaai! Zij kunnen best bepalen in onderling overleg wat er moet gemaakt worden en wat nuttig is voor de mens. Geen raketten! De winst zou men natuurlijk verdelen onder elkaar, ook degenen die niet kunnen werken, zouden hun rechtmatig deel krijgen...’ Gij kunt u voorstellen dat dit insloeg als een bom in de christelijke arbeidersbeweging!
Gust Cool, de voorzitter van het ACV voor Jef Houtenhuis aan de macht kwam, riep naar Robert de Gendt, nationaal voorzitter van de KWB: ‘Roberken, leg zo vlug mogelijk dat manifest in de schuif, een dubbel slot daarop, zodat het nooit meer het licht van de dag ziet!’ ‘Neen Gust, gij kunt uw broek optrekken, wat in het manifest staat, dat denken de mensen, dat willen zij! De vakbond, het zwaard van onze beweging, moet zijn beste beentje voorzetten om dit te verwezenlijken!’ Gust Cool was buiten adem van woede: ‘Wat zal baron Bekaert zeggen wanneer hij hoort van gelovige zielen dat het kapitalisme de mens kapot maakt!’ De nationale raad van de KWB heeft het manifest plechtig afgekondigd, tot grote onvrede en haat van de groene leenheren uit de beweging, zij bleven trouw zweren aan de reeks pauselijke encyclieken van Rerum Novarum tot de nog komende brieven.
Ge moet niet achterdochtig worden, Sjarel heeft in de zondagsmis vroeger vanop de predikstoel het epistel voorgelezen, tot op het ogenblik dat hij bepaalde teksten die hij voorlas niet meer begreep! Ge weet dat de christelijke arbeidersbeweging is geïnspireerd door de pauselijke brieven, het moet allemaal uit de hemel komen, vanuit het dal groeit niets goeds. De pausen zijn niet beginnen schrijven omdat ze bang waren van de communisten of socialisten of om klanten te verliezen. Zij wensten vooral de gouden heilige stoel niet te verspelen. Het waren de gelovige zielekens die hen wakker schudden: ‘Paus van Rome, die katholieke en liberale patroons eten ons op met haar en huid!’ Toen hebben ze het wijwatervat gepakt. Ze begonnnen te slaan en te zalven, te geven en te nemen, ondertussen bewierrookten ze de kont van de patroons. Zij stelden een gedragsregel op over de verhouding Meester-Knecht, heren en dienaars, slaven en slavendrijvers. Laat alles zoals het is, alleen de hoekjes goed polieren!
Voor de groene leenheren was het een uitgemaakte zaak, voor twee verschillende waarheden was er geen plaats in de beweging. De leenheren verklaarden de heilige oorlog: ‘Het manifest kan de pot op!’ De kinderen van het licht volgden het spoor van de kerkuil. Willy d’Havé, voorzitter van de christelijke arbeidersbeweging, zal de werkgroep leiden ‘De nieuwe onderneming’, dit document zal dan bezegeld worden op het nationaal congres van het ACW, dat zal dan het nieuwe streefdoel worden van gans de beweging, dat met de kracht van krachtelozen zal worden verdedigd! Sjarel werd lid van deze nationale manipulatiegroep onder leiding van de prediker van de valse welvaart. Vlug merkte Sjarel op dat zij het KWB-manifest zouden verdrinken in de kikkerpoel, enkele vazallen van de groene leenheren waren op reis naar Duitsland om te bestuderen hoe men werkers verplicht in het patronaal bed te slapen, onder de schone vlag ‘Medebeheer!’. De matleggers van de pauselijke onderwerping, van buigen en knielen haalden natuurlijk hun slag thuis op het congres! De nationale groene Houtenhuis deed de deur dicht: ‘Mannekes van de KWB, indien ge nog iets te zeggen hebt over de fabriek, eerst bij mij komen! In je ledenblad ‘Raak’ niets schrijven of eerst door mij laten censureren, wie niet luistert, moet voelen! Ik zorg ervoor dat de subsidiekraan wordt dichtgedraaid in onze beweging!’ Het drama is dat men stilaan nationaal capituleert in de KWB. Ze verraden gedeeltelijk de lentestroom!
Het verbondsbestuur KWB-Waasland zet onverminderd de manifest-gedachten door in de periode begin 1970. Sjarel, voorzitter van het bestuur kreeg het akkoord om een werkgroep op te richten ‘Christendom-Marxisme’ met het doel na te kijken: de bevrijdingsboodschap van deze twee stromingen christendom-marxisme, de vergelijkingspunten even onder de lamp te leggen, na te kijken op welke terreinen de samenwerking mogelijk zou zijn, duidelijk de onverzoenbare tegenstellingen bloot te leggen. In de werkgroep stapten in als gewestleiders Jan Cap, Jef Smet en Robert De Gendt; het werktempo was traag, men boorde naar de diepte, ongewild werden het bijna specialisten: ze lazen de schoonmenselijkheid in het evangelie, doorworstelden de pauselijke brieven, bestudeerden met vlijt Marx en Mao.
Al van bij de start was er groot alarm in de christelijke binnenkeukens; de groene leenheren D’Havé en Jef Houtenhuis haalden hun groen paard uit de stal! Zij riepen te strijden voor de zuiverheid van het ware geloof: ‘die communisten moeten uit de beweging, zij ondergraven onze organisatie.’ Of in het Nederlands vertaald: de leenheren willen het voetvolk onder hun knoet houden, ze moeten met ’n zwarte bril verder rondlopen, ze mogen niet uit hun rol vallen van industriële slaven, god heeft het zo gewild!
In de KWB-afdelingen werd de heksenjacht gelanceerd door proost en vrijgestelden: ‘Daar zijn mannen van het verbondsbestuur die contact opnemen met Karel Maes, de communist, dat is een schande! Jan Cap, Jef Smet en de vakbondsvoorzitter hebben samen betoogd met de dokters ‘Geneeskunde voor het Volk’ tegen de orde van geneesheren!’ De tekst Christendom-Marxisme is nooit kunnen verschijnen, door het protest van de KWB-afdelingen.
De oppositie in de christelijke arbeidersbeweging is daarom niet verminderd; integendeel! De groene leenheren zijn er niet in geslaagd de weldenkende gedachten te muilkorven. Vandaag zitten militanten in café Hemelrijk, omdat Jan Cap, een bezieler van de lentestroom, met syndicale onthoofding wordt bedreigd! De rij van de politiek daklozen zwelt. Zij willen zich losrukken van de patronale verzoening en de CVP. Er is een nieuw schandaal dat hen bezig houdt. Verschillende groene leenheren hebben de fameuze Flandria-boottocht op de Schelde meegemaakt!
Het is onnodig, je kwaad bloed te maken over de daden der groene leenheren! Zitten ze niet op de Flandriaboot, ge vindt ze toch in de omgeving van degenen die de lakens uitdelen in deze maatschappij! De oude sluwe vos PW Seghers van tachtig jaar, de peetvader van het ACW-nationaal, is erin geslaagd pronkstukken van de christelijke arbeidersbeweging samen te brengen in het jaar 1981 voor een boottocht van ongeveer vijf uur. Tientallen jaren heeft die oude peetvader zijn ziel verkocht aan patroons en geldverhandelaars.
De Flandriaboot op de stinkende Schelde is volgeladen met struikrovers, verkrachters van de geest, manipulators, fraudeurs, bazen en afgevaardigden van de multinationalen, plus enkele hoge pieten van de rijkswacht met hun demonstratie computers, generaals met blinkende decoraties op hun buik en Nato-aanvalsplannen in hun zakken en talrijke CVP-kopstukken, die dromen van apartheid in Zuid-Afrika en de kopermijnen van Katanga.
Terwijl de gezegende boottocht in de richting van de gemeente Doel vaart, lopen garçons rond met lekker gevulde schenkborden, het diner is geschonken door de ‘Generale’. Terwijl de groene leenheren smullen is het gemakkelijker om te praten over hoe anderen hun buikriem moeten dichter aantrekken. Het samenraapsel hier op het dek voelt zich lekker en onmisbaar, god zal het hen lonen, hier of daar boven! Daar is geen vast programma voorzien, dat is tenminste niet uitgelekt. Deskundigen van de firma ‘Zwartgeld-witwasserij’, halen hun laatste snufjes naar boven. Willy D’Havé wenst daar nu wel het fijne van te weten, de goocheltoeren worden voor hem graag herhaald! In de kleine gespreksgroepjes is men het roerend eens: indien men het volk op de morele weg wenst te houden, moet de rijkswacht worden versterkt, de binnenlandse vijand, de werklozen, kan elk moment naar de macht grijpen!
Minister Tindemus, de rondvliegende valies, tracht zoveel mogelijk Amerikaanse raketten van cowboy Reagan te verkopen: ‘Wij moeten onze christelijke waarden beschermen tegenover de barbaren, die smerige communisten, desnoods door afschrikking!’ Satani is nochtans niet één van zijn raadgevers, helaas! Tindemus geraakt zijn raketten niet kwijt, niemand van het bootgezelschap wenst er een te planten in zijn zomertuin. Ondanks deze tegenslag ontvangt Leonneken de prijs van moed en zelfvernietiging!
De redders van de werkenden rond de industriële maffia zijn het volmondig eens, koekoeloerehaan moet minister worden van sociale zaken, dan beschikt hij over voldoende tijd om de vroegere progressieve woorden in te slikken, die hij heeft uitgesproken in den Haan op de Vlaamse sociale week, voor zijn betaalheren, de groene leenheren en hun naaste meeknikkers: ‘Verbruik en verbruiker’, met als vervolg ‘luister naar mijn woorden en zie niet naar mijn daden.’ De bootvaarders zijn ervan overtuigd, eens Haan minister, zal hij met zijn olifantspoten de kassen van de sociale zekerheid wel plattrappen! Pulinckx heeft de glimlach uit de gezonde dagen!
De Groene syndicale Jef Houtenhuis rijdt té opvallend met zijn groen paard het dek op en neer, de bankiers hun wimpels waaien vrolijk in de wind. Jef zweert op het hoofd van Tante Kato, in het bijzijn van alle heilige patroons en geldverhandelaars, dat de cursussen over looninlevering in een versneld tempo moeten gegeven worden. Daar is echter wel een bijzondere moeilijkheid. Jef beschikt over te weinig oude, zwarte missiepaters om de stiel aan te leren! De opperbaas van ‘De Generale’ snelt hem ter hulp: ‘Geen problemen, mijn vriend, ik beschik over tientallen deskundigen, om de knepen aan te leren om de mensen zonder centen hun laatste frank af te luizen! De nationale Jef is ontroerd: ‘Nu kan ik de belangen dienen van de werkende mensen!’ Hij geeft zijn paard de sporen maar verdwijnt helaas niet!
Door deze misdadige boottocht is het laatste greintje geloof in de groene leenheren verdwenen, de christenmilitanten in café Hemelrijk bestellen hun pintje bier, want Jef Smet maakt zich klaar om met de vergadering te starten: ‘Beste vrienden, kameraden, ik heb aan de noodrem getrokken, omdat ik Jan Cap al jaren ken, en weet wat hij als vrijwilliger doet, niet alleen voor het syndicaal werk maar vooral de jaren van inzet in het vormingswerk. Ik, Jef Smet, zal nooit aanvaarden dat beroepssyndicalisten ’n vrijwilliger zouden afzetten als délégué, zonder dat daarvoor de bevoegde besturen zijn samengeroepen. Mij heeft het syndicalisme op de Boelwerf sterk begeesterd. Het is een voorbeeld hoe men daar is geslaagd een democratische syndicale eenheid uit te bouwen, die op een strijdbare wijze de belangen van de scheepsbouwers vooropstelde tegenover de Boeldirectie. Hier hebben vooral aan gewerkt: José De Staele en Jan Cap! Het syndicalisme op de Boelwerf is doorgedrongen in de syndicale en patronale wereld, dit alles mag niet vernietigd worden. Het mag zeker niet zo worden dat de vakbondsleiders het vuil werk zouden opknappen voor de Boeldirectie!
Ik heb als bediende gewerkt in het textielfabriek Peeters-van Houtte. Ik ben verkozen tot secretaris van de ondernemingsraad en mijn eerste taak was de eenheid tussen de verkozen arbeiders en bedienden te bewerken. De verschillende kleuren-syndicaten zijn echter een rem. Ik heb die eenheid nooit losgelaten, omdat het noodzakelijk is tegen de patroons in gesloten gelederen te kunnen optreden. Vandaag behaalt het patronaat verschillende overwinningen op ons, de belangrijkste reden is dat we hopeloos verdeeld zijn, elk zoekt zijn eigen vel te redden. Bovendien zijn onze doelstellingen niet duidelijk!
Het kan zijn dat Jan Cap geen heilige is! Gelukkig voor hem anders zou hij geslachteloos rond vliegen in de ruimte zoals een astronaut! Ik heb voor deze avond Van den Bussen uitgenodigd, indien hij zuiver in zijn schoenen staat, zou hij niet zijn zwarte kat sturen! Democratie is een schoon woord, ’t is ook een mooie bloem. Helaas, menigmaal verkracht en vertrappeld, is zij nochtans levensnoodzakelijk, om een openheid te scheppen, u gelijkwaardig te voelen en het ook te zijn! Democratie maakt een dialoog mogelijk, zo komt men tot vernieuwende inzichten, onze gedachten versoepelen en krijgen aandacht voor andermans gedachten en opvattingen. In een klimaat van vertrouwen maken we zonder schroom onze verlangens bekend aan elkaar, samen zullen we ons levensdoel omschrijven, door groepsvorming kunnen we alle hindernissen en vele remmen opruimen! Vrienden, het is meer dan hoog tijd dat er een georganiseerde oppositiestem weerklinkt in de christelijke arbeidersbeweging! Jan Cap is verkozen tot délégué door de scheepsbouwers, het is aan hen te beslissen en niet aan de top!’
De aanwezigen in café Hemelrijk wachten enkele minuten vooraleer een pintje bier te bestellen. Jan en Diane kijken eens diep in elkaars ogen. Het doet vreugd de kameraadschappelijke stem te horen van de Jef! Zoete Wijn is tevreden, ze voelt zich als een eenzame wandelaar naast een korenveld, ruimte zoekend om na te denken! Zij is gelukkig omdat Jef zei dat de groene militanten elkaar hebben teruggevonden, dat Van den Bussen er bijna in geslaagd was een deel van hen in een smal straatje te duwen, dat deze crisis is gepasseerd na uren van vertwijfeling, en dat de kameraadschappelijke band er terug is!
Uit deze samenkomst is de drukkingsgroep ‘Vakbonddemocratie’ geboren, de pamfletjes worden in een groen kaftje verpakt, de veldwerkers wensen blijkbaar hun handen zuiver te houden tegenover de reactionaire syndicale macht. Het gebeurt dikwijls in een sociaal conflict dat onverwachts een mooie bloem opduikt. Nu luistert ze naar de naam ‘vakbonddemocratie’, een drukkingsgroep in de christelijke arbeidersbeweging. Zal deze bloem niet te vroeg uitbloeien, kan zij wortel schieten zonder rode bloemen rond haar? Spijtig dat deze bloem totaal onbekend is voor de scheepsbouwers te Temse. Zij wachten nog steeds tevergeefs op het teken van verzameling van hun vertrouwensmannen op de scheepswerf, hopen nog altijd dat Jan Cap délégué zal blijven! Voorlopig moeten de rode militanten op de werf werkloos toe zien.
De actievoerders van ‘vakbonddemocratie’ komen meteen in de arena. Zij telefoneren naar de nationale groene Eiremans: ‘Hallo, Gerard, mogen we eens naar Brussel komen, ’t is om eens te praten over Jan Cap, ge weet die staat nu syndicaal in zijn blootje, geef hem tenminste de mantel van Sint-Maarten!’ Na lang wachten komt er leven langs de andere kant van de draad: ‘Hallo! Wie is daar? Wat? Daar heb ik nog nooit van gehoord: ... Vakbond en democratie. In België? Je bent aan een verkeerd adres! Vakbondssolidariteit, dat is in Polen!! Ge moet niet zo hard roepen, ik ben alleen maar doof langs mijn links oor!’ ‘Hallo, Eiremans, hebt gij geen tijd om ons te ontvangen??... Goed, dan zullen we eens een schoon briefje schrijven’ ‘Wat? ’n brief! Dat is voor niets nodig, ik ben kleurenblind en lees alleen groene letters op een groen papier!’
De actievoerders vallen niet op hun gat, omdat Gerard zijn hart gesloten houdt, en blazen opnieuw verzameling voor alle groene opposanten, op 4 november 1982, in de zaal Nantes te Sint-Niklaas. Nu worden oogluikend rode syndicale supporters toegelaten. De inrichters zorgen er wel voor dat de ultralinkse gazetverkopers niet té dicht komen, ‘vakbond en democratie’ wenst zich niet te laten strikken, want overal loeren de zwarte ogen van de syndicale BOB.
Gelukkige mensen die zich eerlijk voelen in de rol van Don Quichot! Zij durven vechten tegen windmolens en putten moed uit de verhalen, David die Goliath versloeg! Het geeft idealisten vleugels, om eens de windmolens van de industriële maffia te verslaan! Volgens Sjarel is er wel een klein schaduwplekje: jaren heeft men op de Boelwerf met de syndicale eenheidsvlag gezwierd en opeens beroept men zich op zijn eigenheid, op de morele en christelijke waarden.! Gelukkig dat de actievoerders van ‘vakbond en democratie’ de Evangelische boodschap totaal anders interpreteren dan hun geloofsgenoten op de Flandriaboot!
In het vakbondslokaal ‘Het Volk’ te Temse zitten alle militanten rond de tafel, net zoals leeuwtjes; de leeuwentemmer Van den Bussen laat de zweep niet knallen, ziet bleek en wit rond de neusgaten, zijn bombasto stem doet het voorlopig niet meer. In het vakbondslokaal is blijkbaar alleen nog een dovemansgesprek mogelijk. De voorzitter van de militantengroep houdt een modelbrief in de hand. Robert van den Bussen weet wat er gaat gebeuren, nijpt zijn billen zo dicht mogelijk, om beter te ademen en te luisteren met gesloten oren!
‘Vrienden, dit is een plechtige, laatste waarschuwing aan het adres van onze nationale Eiremans, ik lees: Wij, ondergetekende militanten van de ACV-kern van nv Boelwerf, zullen onze kandidaturen weigeren te stellen, voor de deelname aan de volgende sociale verkiezingen, die plaats hebben tussen 25 april en 11 mei 1983, en dit zolang Jan Cap geweerd wordt!... Ondergetekende militanten: Naam... en adres...!
Vrienden, ik vraag dat alle aanwezigen dit zouden ondertekenen. Hoe dikwijls hebben we niet gezongen op de Boelwerf ‘Geen woorden, maar daden!’. Het is Van den Bussen te machtig, hij vlucht weg in de roemloze aftocht, Gaspard meesleurend, deze kiest liefst op lange afstand gezien voor de sterkste partij, voor het welzijn van de organisatie! Wonder boven wonder blijft militant Beers ter plaatse trappelen (de specialist-telefoneerder naar de vakbondstop). Hij is nooit ’n vriend geweest van Jan Cap, integendeel. Beers schudt nu een mooi hypocriet verhaal uit zijn mouw: ‘Ik kan in deze zaak geen standpunt innemen, ik voel me daar niet meer bij betrokken, volgend jaar ben ik in prepensioen!’ De militanten rond de tafel nemen hun hoed af voor dat extra palingnummerken!
De voorzitter kijkt rond; hoe zullen de andere reageren? Zal de solidariteit zo ver gaan dat zij deze waarschuwing zullen ondertekenen? De aarzelingen kruipen over de ruggen, elk zoekt veiligheid in deze crisis. Is het risico niet te groot? Nu ben ik wettelijk beschermd, dat blijft wanneer ik de zijde kies van de vakbondssecretaris! Wat zal Savijs doen? Tijdens iedere actie op de scheepswerf liep ik op kop! Langzaam komt door de verwarde rangen een jonge militant naar voor: ‘Kameraden, ik laat me niet vangen, ik wil geen lafaard zijn en wanneer het moeilijk is, wegkruipen, zoiets kunt ge altijd doen. Ja, ik zal die brief ondertekenen, al betekent dit een risico! Ik durf dat zeggen, dat is met mijn vrouw besproken. Ik zie ’n gehele film voor mij afdraaien, ik heb veel geleerd van Jan Cap en José De Staele... 22 weken hebben we samen aan de poort gestaan voor de ‘128 afgedankten’. Voor mij is Jan ’n kameraad, een strijdmakker, die laat ik niet in de steek, dat kan toch niet! Wat moet ik morgen gaan vertellen op de scheepswerf! Ik heb die brief om Jan te steunen niet durven ondertekenen, om mijn vel te redden! Jef, geef me die brief dat ik teken!’ 26 militanten volgen het spoor, ze hebben bewust een daad gesteld, hopend dat de vakbondsleiders in hun donkere cenakels in Brussel, ver van het front, hun houding zullen herzien! Daar zijn er zes die weigeren de brief te ondertekenen, zij kiezen voor de macht, voor het organisatiebeest!
Wanneer de scheepsbouwers het verraad vernemen van de ‘zes’ ontketenen zij een grootscheeps offensief op de scheepswerf, om hun haat en woede te manifesteren. Weldra verschijnen grote en kleine slogans over gans de werf tegen de zes raddraaiers. In het WC, in de werkplaatsen op de schepen komen dichters en componisten te voorschijn, karikaturen cirkelen rond. Gaspard en Beers kruipen in hun hol, de ‘zes’ worden eenvoudig gebrandmerkt!
In het ’textielhuis’, het vakbondslokaal van het ABVV-Waasland in de Mercatorstraat te Sint-Niklaas, is er deze avond veel leven. Dat is altijd zo, wanneer de militanten worden opgeroepen bij actuele problemen. Het ABVV-nationaal roep op voor een nationale betoging en een 24-urenstaking tegen de regeringspolitiek van Martens en De Klerk, maar voor die gangster ’n grote, dikke zerk! Na de probleemstelling en de oproep van nationaal door de gewestelijke vakbondssecretaris, is het woord vrij. Niemand houdt dan een blad voor zijn mond; wat op de lever ligt, komt er af! De voorzitter van de samenkomst, René Heynick, tevens vakbondssecretaris van de textiel, tracht de vergadering steeds in goede vaart te houden. Hij kent de beeldstormers, de actieven en degenen die wat moeten worden opgekrikt. De voorzitter weet het bootje tussen de gevaarlijke klippen veilig in de haven te loodsen, zonder manipulatie. Hij blijft steeds met beide voeten op de grond, durft zonder problemen tegenover de militanten zijn standpunt stellen en de beslissingen worden uitgevoerd, ook al is hij niet akkoord.
De tussenkomsten deze avond hebben zoiets van een gevaarlijk kronkelige waterval, in de zaal is een groot ongenoegen voelbaar. Luc Maes, de verfspuiter bij de firma Nobels-Peelman, neemt het woord: ‘Voorzitter, ik heb zeven jaar borden geschilderd ‘Handen af van de index’ Nu zal ik gaan betogen! Ofwel mijn index afgeven, ofwel arbeidsduurvermindering met loonverlies! René, ik ben nog niet zot, hé!’ Heel de zaal applaudisseert. Dat is het: ze mogen met ons het zotteken niet uithangen!
Een graatmagere vrouw stelt een crisisvraag: ‘Denkt ge niet dat de regering zakkenrollers zijn? En volgens mij is het nog erger, ze doen het op klaarlichte dag, terwijl ge er op staat te kijken! Die mannen kennen geen schaamte meer, al dat geld geven ze dan nog aan de rijken! Kan de vakbond daar niets tegen doen, René!!?’ De voorzitter is verplicht na al de tussenkomsten tot een besluit te komen dat haalbaar is: ‘Wanneer ik het goed begrepen heb, is iedereen akkoord de ordewoorden onze nationale vakbond ABVV op te volgen, de katholieken doen deze keer mee! Luc Maes zal met het bord op de kop van de betoging lopen ‘Handen af van de index!’. Mag ik het zo verstaan, dat alle aanwezigen zullen meewerken zodat de staking een succes wordt?’ Er is weinig reactie in de zaal!
Rode Strooibants, syndicaal verantwoordelijk voor het bedreigde metaalconstructiewerkhuis Nobels-Peelman, samen met zijn tegenvoeter groene Van den Bussen, doen een warme oproep naar de zaal: ‘Kameraden, alle metaalarbeiders zouden best verzamelen op de dag van de betoging, op de binnenkoer het fabriek Nobels-Peelman. Dit zou voor de werkers, die maanden in de grootste onzekerheid verkeren een steun betekenen, een riem onder het hart! Als syndicaal verantwoordelijken kunnen wij niet dulden, dat er nogmaals een fabriek wordt gesloten in het Waasland. Kijk maar eens goed rond, in de textiel zijn ze bijna niet meer te tellen, de fabriekssluitingen: Meert, Janssens, Edel Tricot, Ter Horst, Borg enz... In de metaal en de fabrieken op halve kracht: Gaf, Niko enz... Binnen enkele weken noteren we de 10.000ste werkloze in het Land van Waas. Terwijl de RVA-diensten ongestraft de werklozen dag en nacht controleren! Dus, met zoveel mogelijk op het rendez-vous aan de fabriekspoort Nobels-Peelman!’
’s Anderendaagsmorgens, voor negen uur schuiven tientallen betogers naar de binnenkoer van de fabriek. De bekende muziekgroep de ‘Vieze Gasten’, die men overal tegenkomt op Vlaamse wegen, maken hun rollende muziekwagen klaar. De groep zal ervoor zorgen dat er leven komt in de brouwerij, ze bezitten een schat aan populaire strijdliederen en helpen mee de solidariteit de hoogte injagen!
Antoon Morel en Roland Pannekoek, twee rode délégués bij Nobels-Peelman, zorgen voor de verwelkoming van de verschillende fabrieksdelegaties. Antoon is zowat ’n zwartkijker, wel een standvastige militant en zeer goed belezen. ‘Ja’, zegt Morel, ‘wij zitten met 800 arbeiders en bedienden diep in de put. Ik zie niet in hoe we eruit zullen geraken! De firma zit al twee jaar in slechte papieren, vroeger zegden de mannen hier, Mijnheer Jean Nobels, dat is ’n brave baas, een uit de duizend. Een goeie katholiek, die alle dagen ’n paternoster aframmelt voor de onbekende heilige Sint-Elooi. Bij ons kan nooit iets gebeuren! Wanneer ik hen waarschuwde, dat ’n baas ’n baas blijft, reageerden ze onmiddellijk, Antoon gij zijt een socialist die kunnen van de bazen niets goeds zeggen!
Alle jaren organiseerde Mijnheer Jean Nobels een feest voor de meiden en de knechten. Velen voelden zich gelukkig eens te mogen lachen naar de baas die dag. Zij die met madam eens mochten dansen hadden precies het groot lot gewonnen! Spijtig voor hen en voor mij, de ogen gingen te laat open. Mijnheer Jean fraudeerde met de linkerhand en speculeerde met de rechter, hij verloor 600 miljoen aan de geldrouletten, 200 miljoen, begrijpe wie kan, bleef in de boekhouding altijd onvindbaar! Ondertussen kwam de crisis dichter, onze firma was goed gekend in het buitenland. Wij leverden bruggen, viaducten, staalcomplexen, zowel voor Rusland, Iran, Libië enz. Opeens zakte Nobels als een kaartenhuisje in elkaar, de bankiers als schuldeisers sloegen hun poten op de fabriek, zij wilden wel nog geld lenen, indien de fabriek eerst rendabel werd gemaakt, ge weet wat dit betekent, van de 800 arbeidsplaatsen moesten er 400 verdwijnen, dat noemen zij ‘gezond’ maken.
Dan begon de grote show, de vakbondsleiders smeekten ons een deel van ons loon in te leveren, het wondermiddel, wij moesten de fabriek redden. De politiekers voelden zich geroepen op te treden als fabrieksredders, totdat de gemeenteraadsverkiezingen voorbij waren, dan waren ze opeens verdwenen, veel beloven en weinig geven doet de zotten in vreugde leven. Tot overmaat van ramp maakten we hier in de fabriek bijna elke dag ruzie onder elkaar. Waarom? De socialisten tegen de katholieken, arbeiders tegenover bedienden, over de kaders zullen we maar zwijgen, die laten zeker hun oren hangen naar de baas!... Ik zal u een voorbeeld geven waarom we elkaar wantrouwden: er kwamen geen bestellingen meer binnen, de arbeiders werden tijdelijk werkloos gesteld. Met de bedienden kan dat niet, volgens hun statuut. Wat gebeurt er? Ze nemen ons weinige werk over, meestal draaien ze ’n gehele dag aan hun vingers, zij ontvangen hun volle pree, de baas moet ze toch betalen! Ge begrijpt het, hé, daar moet ik nu toch geen tekeningske bij maken, zoiets kan niet blijven duren, ze zeggen wel dat Morel ’n zwartkijker is, maar ge moet het nuchter durven bezien, ik kan er niet om lachen...’
Geleidelijk aan komen honderden metaalbewerkers tot op de binnenkoer van de fabriek en vormen kleine groepjes, de stemming is opperbest. De rollende muziekgroep is klaar om te spelen en zingen: ‘Staak je mee met ons kameraad, met je bord op de buik langs de straat, tot de baas door zijn knieën gaat en blijf niet langer langs de kant..!’ Antoon Morel lacht: ‘Wanneer ik die bezig hoor, word ik ook nog ’n revolutionair, die de maan kan blussen zonder water!’ Délégué Pannekoek is een van een totaal ander type, hij deelt kwinkslagen uit en tapt aangebrande moppen, vandaag is zijn dag! Wanneer Jan en Rudy Van Vlierberghe uit café ‘De Lustige Boer’ komen, ritst Roland naar hen toe om ze te verwelkomen. Pannekoek roept door de megafoon: ‘Mannen, ze komen met hun syndicale vlaggen met de officiële leiders erachter, maak je klaar om te vertrekken, de muziekwagen tussen ons!’
Tweeduizend manifestanten stappen door het wegzinkend fabriek dat op sterven ligt, het zit in de handen van de handelsrechtbank en de geldgieren, ook al spelen de muzikanten meeslepende muziek, de betogers blijven blijkbaar onbewust deze akelige sfeer passief ondergaan. Morgen staan hier misschien 800 werkers op straat om de lange rij werklozen aan de stempellokalen nog te verlengen! Ook Jan Cap, Rudy Van Vlierberghe en hun omringende vrienden blijven voorlopig kalm. Zij hebben afspraken gemaakt met de militanten van de Boelwerf om de afzetting van Jan Cap als hoofddélégué openlijk te contesteren in de straten. Ondanks de schijnbare gelatenheid bij de betogers stelt de rollende muziekgroep in het doodse fabriek, strijdbaarheid tegenover teloorgang, leven tegenover afsterven, of behoort het zingen en scanderen tot het rituele van zowel een gelukte als mislukte betoging? Of willen ‘De Vieze Gasten’ door hun liederen manifesteren dat er nooit een harmonie zal bestaan tussen werkers en patroons?
Wanneer de betogers in volle straat zijn, komen een deel van de betogers in hun gewone doen, scanderen en zingen, voorbijgangers kijken verrast toe. De bankdirecteur die het gevaar op tijd ziet aankomen, laat zeer vlug de rolluiken neer! De ontevreden marcheerders roepen: ‘Haal het geld waar het zit, bij de banken, bij de holdings!’ Zij versieren de bankgevels met eieren opgevuld met verf; wat een pracht! Een verbaasde toeschouwer springt weg voor ’n knallende voetzoeker: ‘Waarom maakt ge toch zoveel kabaal? Mijn spaarcentjes zitten veilig in de bank!’
De officiële prominenten van het gemeenschappelijk kleurenvakbondsfront stappen zogezegd op kop van de stoet, ze voelen zich wel zachtjes onzeker, achter hun rug geeft men onofficiële richtlijnen. Van den Bussen is ervan overtuigd dat hij mikpunt nummer één is van de groep rond Jan Cap. Op welke wijze dit zal gemanifesteerd worden, is voor hem voorlopig een raadsel, tot een groep van een honderdtal begint te scanderen, keer op keer: ‘Geen vage bonden, echte bonden, onze bonden.’ Niemand van de officiële vakbondsleiders kijkt om, ze weten voor wie dit bestemd is: ‘Geen vage bonden, echte bonden, onze bonden!’ In een manifestatie komen de maatschappelijke problemen naar de oppervlakte. Eens de rijpingstijd van de etterbuil voorbij, mag de etter en de stank naar buiten: ‘Geen vage bonden, echte bonden, onze bonden!’ Groene Van den Bussen vlucht weg.
Op het ogenblik dat de betoging begint te verhitten, schuiven rode Strooibants en Sjarel naar de kop, in het spoor volgen Zoete Wijn en de werkloze Groset, beiden gewapend met een megafoon. Zij versnellen hun pas automatisch wanneer ze het gebouw van de werklozendienst, de RVA, naderen. Boven de poort prijkt het opschrift ‘Huis van de Arbeid’. Eigenaardig genoeg passeren dagelijks honderden werklozen onder dat uithangbord, tevergeefs werk zoekend in dat huis!
Zoete Wijn en Groset staan nu aan de ingangspoort zoals lieve lokvogeltjes die knipogen naar hun vrienden medebetogers: ‘Kom, binnen in het huis zonder werk! Hier binnen liggen honderden dossiers van de werklozen! Kom kijken naar die prutsen!!!’ Op die uitnodiging zijn 200 actievoerders ingegaan, ze komen terecht in een zeer grote plaats met vele bureaus. Bovenop pronken de stilvallende schrijfmachines die opeens de vallende ziekte hebben. Verdwaasde bedienden staren doodsbleek naar de binnenkomende groep, zoals een koe kijkt naar een voorbijrijdende sneltrein. De gezochte dossiers liggen in de hangkasten langs de muur!
Zoete Wijn staat in het midden van de ruimte zoals een welopgevoede vrouw past, in zwarte trui en spijkerbroek. Haar stem is zacht en duidelijk: ‘Goeie dag, bedienden van de RVA, ’t is jammer dat uw directeur uw poort heeft laten openstaan! Ondanks het feit dat rijkswacht en politie hem hebben verwittigd via de telefoon. De heren uit Brussel zullen later wel op zijn vingers tikken! Beste bedienden, ge ziet er allemaal zo bleekjes uit, dat komt blijkbaar door een slecht geweten! Gij leeft precies niet op deze planeet! Er is vandaag een 24-urenstaking of kan de vervolging op de werklozen geen dag stilgelegd worden! Indien gij het ons nu toelaat, zullen we de RVA-dossiers zelf herschikken.’
Rode Strooibants zet nu ’n stap voorwaarts zoals ’n echte klauwaart die de moraal predikt aan betonnen palen en bedankt de RVA-bedienden voor hun gastvrijheid. Op hetzelfde ogenblik waaien de dossierkasten open, tientallen handen begeleiden de gekleurde papieren, die genieten van hun vrijheid en happen naar de frisse lucht. Het is een machtig festijn, honderden kleurenvlakken in de lucht; na een poosje vormen de RVA-papieren een oosters tapijt op de vloer, de actievoerders doen hun schoenen uit om het mooie tapijt niet te bevuilen! Een stoere knaap demonstreert zijn spierkracht en steekt triomfantelijk de schrijftafel de hoogte in, ongelukkiglijk verliest de schrijfmachine het evenwicht en glijdt naar beneden tussen enkele omgevallen tafels. Gerda krijgt het intern warm, ze roept en zwiert met RVA-dossiers in beide handen: ‘Hier zit ook mijn schorsing als werkloze in! Kijk, die fijne heer daar, verleden week heeft hij me geschorst! Stinkaard!’ Ze de RVA-dossiers tegen de grond en straalt van genoegdoening.
Ward, ex-wever van beroep - zijn vroeger weefgetouw draait nu zonder hem — roept: ‘Sjarel, ik heb 30 jaar in de textiel gewerkt en veel meegemaakt, dit is het schoonste wat ik als werkman heb meegemaakt.’ ’t Is moeilijk onder woorden te brengen. ’t Is alsof iedere vernedering tegenover de werkloze hier vandaag wordt afgereageerd! Ward roept de slogans mee: ‘RVA-maffia! RVA-Broodrovers!’ Zoete Wijn blaast tuchtvol de aftocht, de actievoerders voelen zich gelukkig en fier over het geleverde werk! Sjarel is één van de laatsten die buiten schuift, hij kijkt opeens verschrikt op: ‘Neen, neen! Dat is niet waar, hé! Wat is dat? Wie is die dikbuikige fotograaf daar?’ Sjarel stevent er recht op af: ‘Wat gaat ge met die foto’s doen? Toch niet publiceren hé!? Op zulke wijze brengt ge mensen in moeilijkheden!’ De dikke fotograaf zwijgt zeer gevaarlijk. Ook Magda wijst hem op zijn sociale en morele plicht, hij zwijgt als een graf! ‘Lomperikken zijn we, Magda, we moesten de film uit zijn camera hebben gehaald!’ ’s Anderendaags op de eerste bladzijde van ‘De Standaard’ en ‘Het Nieuwsblad’ dé twee sensatiefoto’s, getekend ‘De Witte’. Later komen deze foto’s in de klauwen van de onderzoeksrechter van Dendermonde terecht en belanden in het gerechtelijk dossier!
Eens terug op straat wacht Tuurken, de militant van het spoor, met de megafoon op de ongevraagde RVA-bezoekers: ‘Kameraden, de spoorwegmannen vragen versterking van hun stakerspiket in het station van Sint-Niklaas! Dit hebben we beloofd, gisteren op de militantenvergadering! Hop, hop naar het station! In looppas snellen de aangesprokenen naar het spoor! Ondertussen zijn alle groene officiële vakbondstoppers van de straat verdwenen, zij willen niets te maken hebben met de rellen in het Huis van de Arbeid, ze bakken liever platte broodjes met de RVA-directeur! Robert van den Bussen is bijna zot van het geroep en gehuil van de supporters rond Jan Cap: ‘Geen vage bonden, echte bonden, onze bonden!’ Roemloos kiest Robert het hazenpad! Roland Pannekoek scandeert nu: ‘Hop, hop naar het station!’ Winkelende mensen in de straat bekijken de razend snelle groep. ‘Wat is dat nu weer, straks breken zij den boel nog af! Dat betogen brengt toch niets op!’
De sporen worden bezet, de treinstaking is volledig in Wallonië, in Vlaanderen zijn wel enkele onsolidaire treinvoerders, maar deze worden tot betere gevoelens gebracht. Nadat het stakerspiket is versterkt, heerst er valse stilte in het station! Beneden loeren zoals zwarte katten honderd rijkswachters, klaar voor de beslissende sprong. Opeens komt een zwarte wervelwind opsteken, zoals bij een nakend onweer! De schimmen dagen op, voorzien van ridderlijke helmen, plexiglas voor de ogen, gewapend met de gummimatrak in de rechterhand, het plastieken schild in de linker, de industriële gangsterbende uit de fabrieksjungle! Ze stormen los op de spoorwegbezetters met het schuim op hun bakkes! Als automaten matrakkeren de geprogrammeerde matrakkers. Gelukkig voor de militanten liggen er tussen de spoorstaven keien, die ze noodgedwongen gebruiken. Weldra klieven door het station projectielen gericht naar de oprukkende schimmen, sommige rijkswachters worden dol van woede en verliezen zoals gewoonlijk de controle over zichzelf! Zij trachten de spoorwegen vrij te maken!
Roland Pannekoek is voor enkele rijkswachters het middelpunt der aarde. De matrakdansers springen op deze hoofddélégué van Nobels-Peelman en bewerken zijn hoofd met verlammende matrakslagen. Door dit dol optreden van de zwarte spoken stijgt de haat en woede van de manifestanten. De rode vakbondsverantwoordelijken doen een oproep tot kalmte. De rijkswacht arresteert vier betogers. De ‘900’ is opgebeld. Roland moet dringend overgebracht worden naar de stadskliniek, met een zware hersenschudding. Hij zal daar 14 dagen liggen in een donkere kamer!
In geheel deze rellenbeweging hebben BOB-fotografen zich deskundig geïnfiltreerd, zich laten meedrijven zoals onschuldige koorknapen en zó verzamelen deze sluik-fotografen stevig bezwarend materiaal tegen de manifestanten. Ook dit zal terechtkomen in de gerechtelijke dossiers. Een maand later zal de onderzoeksrechter samen met de rijkswacht en BOB van Sint-Niklaas, cirkeltjes maken op de foto’s rond de hoofden van die syndicale militanten, die ze graag op de beschuldigingsbank zouden zien te Dendermonde! De betoging van 30 november 1982 zal jaren blijven hangen in het geheugen van vele rode militanten, want het gerecht heeft ’n lange staart!
Na de storm komt de stilte deze keer niet! De reactionaire pers roert hevig en ongenadig de grote trom; bestempelt, zoals gewoonlijk, de stakers en betogers als herrieschoppers, bandieten, vagebonden, enz... het is waar ook!!! Wie heeft er ooit een bankier, patroon of minister de straatstenen weten opbreken, ze slapen immers tussen fluwelen lakens. Een blauwe vertegenwoordiger uit Dendermonde interpelleert de minister van binnenlandse zaken in het parlement: ‘Mijnheer minister, in het Waasland lopen enkele gevaarlijke syndicale individuen rond, deze dienen voor het algemeen belang onschadelijk gemaakt te worden!’ De invloed van de Boelbaas Savijs is hier niet vreemd aan. De Vlaamse, Wase Nelly zingt in het koor: ‘De boelmakers die het RVA-gebouw hebben bezet en het station moeten worden gestraft! In Vlaanderen moet rust en orde heersen!’
Zowel de groene als de rode syndicale vakbondstoppers uit de streek distantiëren zich van de RVA-dossier-regen in het Huis van den Arbeid. Zij willen liever goede maatjes zijn met RVA-directeur, die werklozen kan schorsen aan de lopende band. Zo kunnen ze misschien die honger afremmen. De vakbondsberoepstelefoneerders bedelen om gunsten bij hem voor waardeloze arbeidsstatuten, zoals het derde arbeidscircuit, tewerkgestelde werklozen of om vrijstelling van stempelcontrole te bekomen voor enkelen. De rode Strooibants wordt door zijn collega’s opgeofferd. Hij moet zich verontschuldigen tegenover de RVA-directeur en ontslag nemen in de tewerkstellingscommissie van de RVA-Waasland. Zoiets gebeurt geruisloos, zonder dat daar een haan over kraait! Op de algemene militantenvergadering van het ABVV, gewest Waasland, contesteert men die platte houding van de beroepssyndicalisten! Sjarel, lid van het gewestelijk bestuur opent de discussie, over het feit dat vijf syndicale militanten worden vervolgd door het gerecht omwille van de stationsbezetting op 30 november.
De vijf ABVV-militanten worden door het gerecht opgeroepen voor de eerste zitting, op 23 maart 1984. Op de vooravond van het proces organiseert het gewest ABVV-Waasland een informatievergadering, met als sprekers advocaat Van Den Bossche en de nationale ABVV-voorzitter André Van Den Broeke. De twee stellen de vervolging van de militanten in de lijn van de syndicale aanval, gelanceerd door de liberalen met op kop Verrotstad! Zij willen de vakbond en haar werking beknotten en onmogelijk maken. Op de dag van het proces laten de gewestelijke vakbondssecretarissen zich fotograferen voor het gerechtsgebouw met in hun midden de vijf beschuldigde militanten en de voorzitter van de Vlaamse intergewestelijke van het ABVV, Derieuw. In het syndicaal leven moet men nooit wanhopen!
Groene Robert van den Bussen is vroeg uit de betoging gaan lopen op 30 november. Hij kon de slogans niet meer horen. Dronken van intense spanningen, zoekt hij naar een telefooncel: ‘Hallo, Gerard Eiremans, nationale groene syndicale baas, ik ben kapot. De bende rond Jan Cap heeft me geaffronteerd op straat. Ze riepen steeds ‘Geen vage bonden, echte bonden, onze bonden!’ Bovendien hebben ze nog twee nummerkes opgevoerd: het Huis van den Arbeid bezet en het station! Hallo, Gerard, ge luistert toch naar mij? Wat moet ik doen? Zal ik de kelk moeten leegdrinken tot op de bodem, want Jan Cap zijn emmer is eivol.’ ‘Hallo Roberken, wees kalm en drink palm, ge krijgt van mij carte blanche, begin nu maar aan de koppensnellerij. Sint-Niklaas komt toch op bezoek.’
Het is vandaag 6 december 1982, de kinderen hebben hun schoen gezet voor de ezel van de goede sint, zwarte piet is nergens te zien, hij raast nu over de daken met een zwarte brommer en dropt 26 zwarte brieven met groene letters. Daar is heel opvallend één woord geschrapt ‘vriend’, het is ‘geachte’ zonder meer: ‘Onze bevoegde syndicale organisatie is van oordeel de in uw brief geuite dreigementen aan het adres van MIJ, ondergetekende, Groene Gerard, absoluut onaanvaardbaar zijn. Door u solidair te verklaren met Jan Cap zijn alle verdere statutair geregelde militantenwerkingen met de ondertekenaars onmogelijk... Dit betekent dat vanaf heden de CCMB-militantenkern Boelwerf als ontbonden dient beschouwd!!! Voor getekend Groene van den Bussen!’
Wanneer de ‘26’ militanten de liefdesbrief lezen, begint het bij de afgezette militanten in hun binnenste te kriebelen: ‘Hebben die vakbondsleiders dan werkelijk geen militanten nodig? Ze voelen met hun ellebogen dat het doek is gevallen, de kloof is volledig tussen top en basis, het zijn twee cementblokken die elkaar niet willen bekijken of beluisteren, doof en blind is het organisatiebeest, wreed en harteloos!
Bekomen van de verrassing komt onvermijdelijk de ontnuchtering, deze slaat om in woede en haatgevoelens, automatisch zoeken de uitgesloten militanten elkaar op. Zij bollen met enkele auto’s naar de woning van groene Robert in de gemeente Belsele. Zij aanvaarden hun uitsluiting niet, willen aantonen dat zij wensen verder te militeren. De stille winteravond heeft veel katholieke vloeken van onmacht te verwerken. Van den Bussen verschijnt in de deuropening! ‘Hoe is het mogelijk? Zoveel jaren met deze man gewerkt!’ Robert is uitgegroeid tot een specialist-ontbinder van de militantengroep Boelwerf. De pas ontslagenen zingen in koor ‘Vuile jongen, vieze jongen!’ Robert is volledig uit de hengsels gelicht en roept: ‘Dat is huisvredebreuk! Ik zal de politie roepen!’ Langzaam koelen de gemoederen af: ‘Kom, Jan, we zijn weg! Hier zijn geen prijzen te halen! De syndicale bazen zullen beter opschieten met de bazen dan met ons!’ En Pol stapt naar de wagen!
De gebeurtenissen vinden hun weg naar de scheepsbouwers op de scheepswerf Boel te Temse, het liquideren van 26 groene militanten verwekt kwaad bloed en bevestigt meteen ook hun onmacht. Wanneer er délégués in de nabijheid komen van de scheepsbouwers, worden ze aangeklampt en ze reageren onzeker. Van een algemene vergadering voor de zaatmannen is er voorlopig geen sprake. Bij de rode syndicale militanten is het ongenoegen groot, ze blijven solidair met Jan Cap en nu ook met de 26 uitgestoten groenen. Ze zijn van oordeel dat deze militanten het licht op groen moeten zetten om de zaatmannen te mobiliseren! Wanneer de zes groene slippendragers van Robert van den Bussen hun neus aan het venster durven steken, worden ze beschimpt en bespot en bij de komende sociale verkiezingen zullen ze er stoofhout van maken. Vooral Gaspard en Beer worden door de zaatbonkers hard en meedogenloos aangepakt. ’t Is alsof deze twee de verwijten, bestemd voor groene Eiremans en van den Bussen, moeten incasseren.
In vele fabrieken huiveren syndicale militanten, wanneer zij die wurgtactiek zien toepassen op de Boelwerf. Wanneer dit strafloos kan gebeuren, waar gaat dan de vakbondswerking heen? In de christelijke arbeidersbeweging blijft het ‘gisten’ rond deze syndicale gruwelpraktijken. ‘Vakbond en democratie’ roert in de verhitte pap! Intern laten verschillende verantwoordelijken hun stem horen: ‘Wat op de Boelwerf gebeurt, is syndicale zelfmoord! De vakbondsleiders uit de metaal geven de Boelbazen de mooiste cadeaus! Hoeveel jaren heeft het syndicaal werk op de Boelwerf ons niet begeesterd!’ Hoe langer het conflict duurt, hoe harder de stemmen in eigen rangen en daarbuiten opstijgen! Het schandaligste is wel dat omwille van de solidariteit met Jan Cap 26 militanten aan de dijk worden gezet! Solidariteit is nochtans altijd de hoeksteen geweest van een syndicale werking, of niet soms!
De nationale syndicale groene Eiremans wordt langs alle kanten aangevallen! Hij, de grote der aarde, kan moeilijk zijn woorden inslikken voor het aanschijn der wereld. Hoe kan hij de spons vegen over de afzetting van Jan Cap als délégué? ’t Is onmogelijk voor hem, de grote leider, de 26 een nieuw leven te schenken. De groene koorknaap wordt geplaagd door nachtmerries. Hoe kan hij zijn geweten sussen en zijn gezicht zuiver wassen? Op een van de nachtzittingen met groene Robert en Pol Molenslijk, komt een satanische witte duif binnen gevlogen en verlicht ongevraagd de geesten van onze hypocrieten! Zacht fluistert de witte duif: ‘Lieve heren, smoelentrekkers, waarom speelt ge niet de parabel van de barmhartige Samaritaan, raap hem uit de goot. Ontferm u over de zondaar, Jan Cap! Geef hem in het openbaar de kans zijn schuld te bekennen. Gelukkig, heren, zijn jullie niet zoals de tollenaar. Er zal meer vreugde zijn in de hemel om die ene man die geneest van ’n droge lever, dan over 100 geheelonthouders! Gerard, Robert, ge kunt Jan Cap zachtjes wegwerken! Snijd zijn tong weg, amputeer zijn armen en benen, laat hem dan rondlopen in een kiekenkot, dan hebt ge tenminste uw edelmoedigheid getoond!’ En weg is onze geestverlichter. Gerard kijkt onderzoekend naar Groene Robert: ‘Gij hebt toch ieder woord begrepen Robert, eerlijk gezegd voor mij als duivenmelker is dit een grote verrassing! Kom we zullen onze verantwoordelijkheid opnemen!’
16 december 1982 moet Jan Cap, de timmerman, zijn hamer laten vallen, hij moet zich dringend naar het stamlokaal van de groene militanten begeven te Sint-Niklaas om 9 uur! Jan is op het afgesproken uur in het Gildenhuis. Wat is dat? Wat doen die mannen met dat brandhout? Juist voor de ingang van de vakbondsgerechtszaal is een brandstapel in opbouw! ’t Is wel winter en misschien is de chauffage lek? Wanneer Jan de gerechtszaal binnentreedt, staat bij hem de wereld wel enkele minuten stil. In de zaal hangen levensgrote foto’s van democratische helden, zoals Adolf, meesterschilder uit nazi-Duitsland, de koppen van Amin en Sharon zijn sprekend, spijtig van het bloed aan hun handen. Onze allerliefste Pinochet hangt gelukzalig naast de vrome Franco, de beschermers van de christelijke moraal, de heerser over het Portugese volk, Salazar kijkt verveeld naar Jan. Blijkbaar heeft de dictator geen basis nodig, alleen een harde vuist!
In het midden van de vakbondsgerechtszaal is een recht bank opgesteld, alleen dienstig in grote dagen! Gaspard, de voorzitter van het beroepsverbond metaal Waasland, zit op die hoogste stoel achter de bank van gerechtigheid, met neergeslagen ogen kijkt hij naar Jan, alsof hij wil zeggen: Jan ik heb mijn best gedaan! Naast hem zetelt Maria die nu liever op de Niko zou werken tussen de vrouwen. De Grave, ’n délégué bij Nobels-Peelman zit erbij zonder gedachten, deze drie zijn gekleed zoals normale mensen.
Pol Molenslijk kan niet blijven zitten en toert nerveus rond. Het pilatuskleed past hem wonderwel, hij giet warm water in een grote kom met levende visjes, die dient om eventueel zijn schuldige handen rein te wassen. Groene Robert draagt het rode Herodesgewaad schitterend, in zijn gezelschap tippelt een verleidelijke tippelaarster met in haar handen een zilveren schotel, daarop het plastieken hoofd van Jan de Doper. De verleidelijke tracht het licht te kijken uit de ogen van Robert, doch helaas voor haar, hij geeft niet toe aan duivelse lusten en begeerten: de moraalprediker die uitsluitend deugdzaam leeft!
In de linkerhoek achter de rechtbank, vechten twee hanen om het meesterschap. De syndicale proceduredansers hebben voor alle zekerheid de bekken van de twee vechters dichtgelijmd, dat zal hen beletten driemaal te kraaien, voordat het wansmakelijk spektakel is beëindigd. Op de rechtbank staan kandelaars zonder licht te geven, in het midden ligt een open bijbel, bijzienden kunnen gemakkelijk de teksten lezen. Natuurlijk gaat alle aandacht naar de wapens van de misdaad. De emmer die steeds blijft overlopen, een flesje bier en een kruikje jenever. Voor de rechtbank ’n kruiwagen vol misleidende pamfletten, goed voor de brandstapel!
In ’t midden van de zaal staat Jan Cap zonder advocaat, maar dit is blijkbaar geen probleem. Jan heeft al hetere vuren geblust! Wel voelt hij de afwezigheid van de scheepsbouwers, die niet toegelaten zijn; erger, ze vermoeden niet eens dat deze samenkomst plaats heeft. Doodsbleek verwelkomt groene van den Bussen Jan Cap: ‘Heren, madam, alléén ik, de rechtschapen man, zeg nog steeds tot u, Jan, vriend, broeder in de heer! ’t Is mijn verantwoordelijkheid, de moraal, de beschaving, de africhting van onze militanten, op een hoog niveau te brengen, onze eigen waarden zuiver te bewaren. Ik ben zoals een harde moeder die de roede niet spaart, ik eis tucht en volgzaamheid, om de rest te beschermen. Jan, ge kent de volkswijsheid, de rotte appel moet uit de mand. Maar we hebben begrip en medelijden, Jan Cap, onze doorluchtige leider Eiremans wenst naar buitenuit zijn gezicht te redden, daarom dit edelmoedig dictaat!
Jan Cap, gij zult bij de aanstaande sociale verkiezingen de laatste plaats van plaatsvervanger op de kandidatenlijst aanvaarden, met andere woorden gij wordt gedegradeerd tot derderangs militant, gij zult nooit nog een poging doen om syndicale délégué te worden! Bovendien zult gij opnieuw trouw zweren aan ons, de syndicale proceduredansers door het memorandum te ondertekenen van 28/2/75, toen heb ik ook de militantengroep van Boelwerf ontbonden en Sjarel afgezet als délégué. Wanneer gij u onderwerpt, buigt en knielt, hebben we voor u enkele deugdzame gunstmaatregelen uitgewerkt!
Hier volgt onze troostprijs: na de sociale verkiezingen stellen we u aan als voorzitter van het fonds inkomenszekerheid steunkas op de Boelwerf. Natuurlijk! Indien mijnheer Savijs en brave Neelen daarmee akkoord kunnen gaan! Jan Cap, ik spinnewebwever heb u in kennis gesteld van onze gunsten van het dictaat, gij krijgt een kwartier bedenktijd, onze menselijkheid naar buitenuit zit nu goed!’
Jan Cap heeft geen vin verroerd, ondanks het feit dat dit hem diep beroerde. Zijn grondhouding was reeds bepaald vóór hij de vakbondsgerechtszaal binnenkwam! Nooit zou hij iets beslissen zonder eerst de 26 uitgestotenen te raadplegen: ‘Heren, vakbondsrechters, wanneer Jan Cap moet beslissen is het duizend maal neen. Ik zal het ultimatum bespreken met de 26 militanten die gij hebt uitgestoten. Wees gerust het zal geen dagen duren, maar ook wel niet binnen het kwartier zoals van den Bussen dit stelt!’ Jan Cap zegt dit alles uiterlijk onbewogen, innerlijk zijn alle zenuwen gespannen, hij maakt aanstalten om de gerechtszaal te verlaten, vanachter de rechtbank komen onverstaanbare woorden. Maria en Gaspard zijn totaal verrast door Jans houding. Waarom grijpt hij dat strooihalmpje niet vast! We hebben werkelijk moeten pleiten tegenover Pol Molenslijk en Robert voor dit resultaat! Maria is er het hart van in: ‘Jan, ik heb zo mijn best gedaan, indien gij het aanvaardt, blijft ge militant en wettelijk beschermd!’ Jan glimlacht naar Maria: ‘Over zoiets wordt niet gemarchandeerd Maria!’
Jan Cap voelt zich misselijk in het gezelschap van de twee dienaars van het losgeslagen organisatiebeest, tot eer en glorie van zichzelf. Wat een tegenbeeld is Jan, die nooit opgekomen is voor eigen belangen, die daad en woord plaatst in dienst van de scheepsbouwers! Zijn gedachten zweven nu naar de zaatmannen, Jan spreekt altijd met respect en waardering over hen, wat hebben ze samen niet meegemaakt! Het doet hem pijn, wat er de laatste tijd gebeurt op de Boelwerf, de scheepswerf is omgevormd tot een strafkamp met aan het hoofd de kampleider Immerbeest, die met de zegen van de allerhoogste Neelen en Savijs de scepter kan zwaaien in de personeelsdienst. Dit alles gebeurt ongestraft door de medeplichtigheid van syndicale proceduredansers en compromisvreters, aanbidders van het gouden kalf der sociale vrede. Door deze houding zijn de vakbondsleiders afgedaald tot in de slangenkuil van het verraad, hebben zich verlaagd tot patronale samenzweerders! Pol Molenslijk en groene Robert geven hun volle medewerking om het syndicaal eenheidsfront kapot te slaan! Jan weet ook dat de wereldcrisis ook de zaatmannen voor een deel verlamt, toch zullen ze vroeg of laat de vlag van de opstandigheid opnemen. Jan gelooft in de werkers en scheepsbouwers. Vandaag heeft de geldstroom met alle kracht het offensief tegen de lentestroom ingezet en met vreemde bondgenoten. Het Boelpatronaat heeft de Scheldevallei voorlopig in haar greep!
Het is groene Pol die Jan Cap los maakt uit zijn gedachtenwereld: ‘Jan Cap, dit is je laatste kans, we doen dit allemaal uit medelijden en als beoefenaars der naastenliefde. Ik zou u ook willen vragen om onze vuile was binnenskamers te houden, want dit is slecht voor onze organisatie!’ Jan zet een stap vooruit in de richting van Groene Pol: ‘Medelijden is een verfoeilijk woord, het komt altijd vanuit de hoogte en is goed om je geweten te sussen. Wenst ge werkelijk, Pol, dat ik je heel mijn leven dankbaar zal zijn voor die enkele troostprijzen, ik eis alleen mijn recht! Ik ben gewoon van te voetballen met voetbalschoenen, wanneer ik op het plein kom, is het om te sjotten en niet om geheel mijn leven op de bank te zitten!’ Jan Cap vloekt binnensmonds, hij is als een verplante bloem in de woestijn zonder water. De meelevende tippelaarster die haar liefde verkoopt langs de straat snelt belangloos naar Jan toe, met een open magdalenahart, zij heeft de zilveren schotel met het plastieken hoofd van Jan de Doper reeds in de hoek geschopt. Zij presenteert Jan een fris glas water. Jan weigert zacht en vriendelijk, de diepmenselijkheid ontroert hem. Haar ogen zeggen dat zij het heeft begrepen. Jan Cap keert zich voor de laatste maal om naar de vakbondstoppers: ‘Heren, mijn hart is niet hier, al traliet ge mijn gedachten, ze blijven toch zweven in en rond de schepen! Gij wilt ons vastbinden aan de industriële maffia, ge zijt zelfs zeer slechte agenten.’
Gaspard en Maria verlaten heel stilletjes de vakbondsgerechtszaal, ze voelen zich wel gedeeltelijk schuldig, het verloop had anders gekund. Groene Pol wast zijn schuldige handen rein, de visjes zwemmen door zijn vingers heen, hij omhelst van den Bussen: ‘Kom, Herodes, wij hebben onze plicht weer eens gedaan! We zingen nu ‘Hand in hand kameraden’. Onze twee helden roepen in de lege zaal: ‘Leve de vrije vakbond solidariteit, maar dan in Polen, ver van onze deur! Leve Walesa, die komt toch nooit in België wonen! Laat de brandstapels hier maar branden!’
Het radiobericht van 13 uur dringt door in alle huiskamers van de Scheldevallei, de radiojournalist weet te zeggen... ‘Doordat Jan Cap het akkoord niet heeft ondertekend, is hij akkoord met zijn uitsluiting als syndicaal militant...’ De luisteraars in de Scheldedorpen houden even hun adem in!.. Het is opnieuw gebeurd, Jan is iemand die durft spreken voor de werkende mensen, en nu moet hij er wel van tussen. Na de rechtszitting volgt er een persconferentie te Temse, waar Jan geïnteresseerden zal inlichten. Om te beginnen wordt hem toegang tot het gemeentehuis geweigerd voor de persconferentie. Het schepencollege wenst haar pollen niet te verbranden. In het vakbondslokaal van hetzelfde laken een broek. Een onzichtbaar bevel zegt: ‘Geen vakbondslokalen beschikking stellen voor ondermijners!’ Uiteindelijk moet Jan zijn toevlucht nemen tot het café ‘Het volk’. Wie over lokalen beschikt, kan ze ten gepasten tijde uitspelen!
De aanwezigen op de persconferentie in het café wachten tot Jan het woord neemt, ze kennen reeds de beslissing door het radiobericht, want de heren van het groen cenakel hebben er geen gras laten over groeien. Allen voelen aan dat de toestand dramatisch is, het onafwendbare is bijna gebeurd. Jan getekend door maanden te leven onder interne spanningen, vertelt tot in de kleinste details wat er is gebeurd deze morgen in het Gildenhuis. Enkele Don Quichotters van ‘Vakbond-democratie’ luisteren zeer aandachtig! De politieke militanten van de PVDA noteren vlijtig ieder woord dat uit Jans mond valt. De pers is niet talrijk aanwezig, daar de radio het gras vanonder hun voeten heeft gemaaid! Bovendien hebben de media het conflict reeds maanden uitgesponnen. Rudy Van Vlierberghe, de hoofddélégué van de rode vakbond, is aanwezig, evenwel zijn er weinig van zijn militanten, ze zijn het grotendeels beu te wachten tot de leiders van de groene vakbond hun beslissingen nemen. Ze blijven van oordeel dat dit conflict moet uitgevochten worden op een algemene vergadering op de Boelwerf, daar heeft altijd de kracht gelegen van de scheepsbouwers! Jan Cap deelt mee op het einde van de persconferentie: ‘De 26 uitgestoten militanten zullen maandag een beslissing nemen tegenover het vakbondsdictaat.’
In de stadsfeestzaal kijken Sjarel en Jan Cap vol aandacht naar de prachtige opvoering van het toneelstuk ‘Het schroot van de Vera Cruz’, geschreven door Jo Coppen. Jo heeft dat toneelstuk opgebouwd door interviews af te nemen in de gezinnen van de scheepsbouwers van Cockerill Yards, die vroeger werkten op deze scheepswerf, die dramatisch werd gesloten. Het toneelstuk vertrekt vanuit een gezin waarvan de vader, lasser, wordt afgedankt. Jo’s werk is een zeer gevoelige, menselijke benadering. Het stuk wordt zeer verdienstelijk opgevoerd door de socialistische toneelgroep uit Hoboken! Na de opvoering zullen Jan en Sjarel elkaar ontmoeten in café ’t Pleintje op het stationsplein om het vakbondsconflict eens door te praten.
Het is Jan Caps sterkste wapen, de problemen door te praten, voor hem mag dat uren duren, steeds zal hij doorboren tot de kern van het probleem en Jan luistert naar de mensen zoals weinigen dat kunnen! In een gezellig hoekje van het café, met twee pintjes bier kan het gesprek beginnen. Jan weet dat de kaarten niet schoon zitten, zijn bekommernis gaat niet naar zijn eigen persoontje, ook al kan hij zichzelf niet wegcijferen. Daar zijn verschillende problemen. Jan is nu afgezet als délégué en 26 militanten zijn uitgeschakeld voor de vakbondswerking.
Hoe moet het nu verder met de mannen op de scheepswerf? Of ge dat nu wenst of niet, ook buiten de werf kijkt men toe hoe het conflict zal doorrollen zoals ’n sneeuwbal. Hoe moet het gevecht gevoerd worden tegenover de syndicale gangsters? Het wordt met de dag duidelijker dat de vakbondstoppers liever de militanten overboord werpen, om samen met de industriële maffia de herschikking van de scheepssector door te voeren. ‘Ze hebben ons liever verloren dan gevonden!’, zegt Jan. Waarop Sjarel reageert: ‘Jan, ge moet dit eens overwegen, wanneer de vakbondsleiders u willen kwijt spelen, is het dan niet verkeerd hun ultimatum naast u neer te leggen?’ Het is een poosje stil tussen de twee, elk is in gedachten verzonken! Plots komt Jan Cap terug uit zijn schelp: ‘Neen, neen, Sjarel, moest gij voor die syndicale gangsters staan, ge zoudt nog vlugger roepen, smeerlappen dat nooit! Het was de grootste vernedering die ge u kunt indenken. Dat hebben van den Bussen en Pol Molenslijk op de gerechtszitting zelf toegegeven. Wij willen u alles vertellen, wanneer gij maar geen délégué blijft, hoe kan ik zoiets vertellen tegen de zaatmannen!’ ‘Jan, wanneer ge maandag samen komt met de 26 smijt dan toch deze gedachten in ’t midden, dat schept opnieuw een zuivere situatie.’
Het is een wonder, mensen komen samen om iets te beslissen, wat ze reeds hebben beslist voor zichzelf. Zo verloopt het ongeveer de avond in café Reinaert te Temse. ’t Is alsof de 26 groene uitgesloten militanten cirkelen in een zwarte ring, over hen gelegd door de nationale beroepsvakbonders. Zij willen of kunnen niet meer uit die zwarte ring. Hun houding wordt bepaald door hun vrouw, de zaatmannen en hun omgeving. De onmenselijke greep van de syndicale killers weegt zwaar door, in hen ontketent dit haat- en wraakgedachten tegenover de predikers des doods. De uitgestoten militanten willen een daad stellen, want de scheepsbouwers kijken nauwlettend toe. Wie kan en zal deze zwarte ring ontvluchten? Waarom zouden we niet solidair blijven met Jan Cap tot het uiterste, al is het omwille van zelfrespect. Ge kruipt toch niet weg wanneer een harteloze macht toeslaat! Nadat zij zichzelf in het reine hebben getrokken, komt er rust in hun gemoed, echter zonder berusting! Jan Cap heeft nog weinig te vertellen over het vakbondsgerecht, ’t is alsof het oud nieuws is dat kilometers achter hen ligt. De militanten evalueren wel het verloop van de interne vakbondsoorlog. Het is eigenlijk de brutale en onmenselijke houding van groene Eiremans en van den Bussen die hen terug heeft samengebracht, hen de kans heeft gegeven de patronale samenzweerders te ontmaskeren, misschien ’n stap om de valse groene goden van hun troon te stoten... Kerst- en nieuwjaarsdagen rukken snel aan, weldra valt er terug zwarte sneeuw in de Scheldevallei!
De muren van café Reinaert hebben echter oren, ’n tipgever seint naar van den Bussen: ‘Robert, die keikoppen blijven op hun standpunt. Ze bijten zich onderling vast! Ze willen in geen enkel geval Jan Cap opofferen! De groep van 26 sleuren u en Gerard door de goot, ze weigeren de witte vlag boven te halen!’ Groene Robert heeft het niet misbegrepen en grijpt de telefoon vast: ‘Hallo, ’t is groene Robert, Gerard, goeie avond, de bende van 26 volhardt in haar boosheid, wanneer ze de kans krijgen, stropen ze levend ons vel af! Wij hebben ze nu de kop afgekapt maar die zijn nog niet dood! Wat gaan we doen, Gerard? Ik zie er geen gat meer inzitten!’ ‘Wel, wel, Roberken, wees gerust, nu geen paniek! Ik, Eiremans, ben klaar voor mijn laatste offensief! De 20.000 witte pamfletten liggen klaar om uit te delen aan de fabriekspoorten van de metaal in Vlaanderen! Hallo, Roberken, luistert ge nog?’ ‘Ja, Gerard, zeker! Hoe is de titel van het pamflet?’ Groene Robert is de inzinking nabij. ‘Waarom, Robert, weet ge dat niet? Gij hebt de titel zelfs helpen kiezen ‘De waarheid verplicht ons’, het is gebaseerd op uw gegevens, gij hebt toch de opdracht gekregen Jan Cap dag en nacht te volgen, uw rapporten waren uitstekend, ik kan het toch niet uit mijn duim zuigen. Wanneer het pamflet ‘De waarheid verplicht ons’ het levenslicht zal zien, dan is het voor goed en altijd gedaan met Jan Cap, ik maak er een hoopje vuil van, de mensen in de fabriek, op de scheepswerf zullen op hem spuwen!’ ‘Zeg, Gerard is dat wel katholiek? Ge loopt nu wel een beetje té hard van stapel, ge hebt toch niet alles in dat pamflet geschreven wat ik u heb getelefoneerd! Wat? Ja!! Ik voel het al aankomen, in ’t Waasland zal ik de boter opgegeten hebben! Zij zullen naar mij wijzen als naar een zwart schaap! Terwijl gij in Brussel zit, ver van de brand!’ Langs de andere kant van de telefoonlijn zijn een gelach en schietgebedjes te horen: ‘Ha, Robert, ge krijgt opeens een zwaar geweten. Wie met vuur speelt, kan zijn vingers verbranden, gij moet uw verantwoordelijkheid opnemen, uw ware gelaat laten zien aan de buitenwereld. Ik, Gerard Eiremans, volg de voetsporen van de romanschrijver Neelen! Ik zal voor het aanschijn van de syndicale wereld tonen hoe Groene Eiremans rotte eieren smijt naar Cap, in mijn roman! Wel te rusten Robert, dek u goed, want het is winter! Lieve killer!’
De 20.000 sociale romans ‘De waarheid verplicht ons’ zijn uitgedeeld. Onze mensen zijn veel gewoon, maar de stank en drek die uit het pamflet stijgt, zijn onbeschrijfelijk! De mensen die het lezen zeggen: ‘Neen, zoiets kunt ge alleen van schoelies verwachten!’
Beste groene Gerard!
Ik heb met de nodige zorg en het nodige engelengeduld uw sociale roman doorploegd ‘De waarheid verplicht ons’. ’t Is natuurlijk eenvoudig voor u om 20.000 pamfletten rond te laten strooien over onze bevuilde planeet, gij, die regelmatig in de bondskas kunt zitten!
Groene nationale Eiremans, syndicale patroon van de metaal, ge hebt als kladschrijver uw mede samenzweerders, Brave Neelen en van den Bussen met lengtes geklopt, zelfs madam Roddelkontje uit de ‘ZAAT’ is totaal verrast over uw stijl en verborgen talenten. Spijtig voor u, groene koppensneller, onze varkensboer zal dit pamflet niet gebruiken om zijn varkensstal te behangen!
Lieverd, Gerard, ik zou u graag uitnodigen tot een wandeling rond de vijver van het vervallen kasteel ‘De Spin’, het heeft iets fascinerend, ook al is de vijver bijna dichtgevroren, ge zou anders uw smoeleken fijn kunnen spiegelen in het rimpelloze water. Ik wens eerlijk te blijven tegenover u, rotschrijver, ge hebt een paar schoonheidsfoutjes gemaakt! Gij hebt blijkbaar schrik voor de revolutionairen van Amada (PVDA)! Is het u niet bekend dat ze als specialiteit liefst patronale samenzweerders ontmaskeren, indien mogelijk ze van hun voetstuk stoten! Dat schreeuwen ze toch van de daken! Ze sturen u enkele verwijten die ge moeilijk kunt weerleggen, prediker des doods, ploeteraar in de overlegeconomie, omhelzer van het gouden kalf, alle wapens der arbeiders schenkt ge aan de industriële maffia! Gij Gerard, vakbondstopper, gij trekt als ’n valse schaapherder met de kudde naar het moeras der compromissen, om dan te eindigen als samenzweerder, om daarna het altaar van het verraad te betreden, zo tracht ge het volk als een offerlam op te dragen aan de industriële kasteelheren! Ik heb er begrip voor dat ge reageert wanneer men zoiets schrijft over u! Is het daarom dat gij u medeplichtig hebt gemaakt aan de uitroeiing van de PVDA-fabriekskern op de vroegere scheepswerf Cockerill-Yards? De waarheid doet pijn aan de oren!
Gij schrijft in uw modderpamflet ‘Waarheid verplicht ons’ ... ‘Gelukkig dat Vlaanderen niet in China ligt...’ Wat een geluk, groene Gerard, voor de Chinese spleetoogjes, nu krijgt de CVP de kans niet om miljoenen Chinezen te koeioneren! Kom, laat uw haat en katholieke onverdraagzaamheid tegenover de volgelingen van Mao even afkoelen. Laat me genieten van de wandeling in het park van het vervallen kasteel ‘De Spin’. ’t Is nu bedekt met sneeuw, enkele eendjes zwemmen tussen de schalen ijs door; ge weet, Gerard, dat ik vele vuile waterkes heb doorzwommen. Waarom schrijft ge zonder verband: ‘Van Chinese pest sterft men evengoed als van de kapitalistische cholera!’ Ik begrijp, groene, dat zulke uitspraken steeds met een korreltje zout moeten worden genomen, zeker wanneer ze komen van ’n patronale koordendanser!
Na grondige nalezing van uw roman kom ik tot het besluit, dat uw opleiding bij de BOB niet bijzonder is meegevallen, sommige boze tongen beweren zelfs, dat ge ongeschikt zijt verklaard om de rijkswachtcomputer te voeden, omdat ge de computer te veel voedsel hebt gegeven; ja, overdaad schaadt en is slecht voor de maag! Inderdaad ‘De waarheid verlicht ons’. Hoeveel speurders en rapporteurs hebt ge ingezet, hoeveel tijd en energie verbruikt om na te pluizen hoeveel keren Jan Cap heeft betoogd per week en in wiens gezelschap? Wie de meeting heeft ingericht waar Jan sprak en wat hij vertelde? Dit alles natuurlijk om de staatsveiligheid te waarborgen en geen schaapjes te laten verdwalen, jouw motieven zijn altijd edel!
Lieve Eiremans, ik kan je verzekeren dat Jan Cap het toneelstuk ‘Drie handen op een buik’ niet heeft geschreven voor de ‘Barst’, de volkstoneelgroep. Dit was zuiver groepswerk van de bovenste plank! In de hoofdrollen paradeerden weliswaar de industriële kasteelheren, politieke dubbeltongers Zonder moraal en de syndicale proceduredansers. De waarheid moet gezegd worden, Jan bracht wel verbeelding en fantasie binnen de groep. Het is een publiek geheim, groene Eiremans, wanneer ge een rode koe ziet lopen op een groene grasmat, dat ge op de vlucht slaat!
Ge schrijft dat ge geen appelen voor citroenen moogt verkopen, deze uitspraak is toe te juichen. Ik beken eerlijk dat ge de Goebels-nazipropagandatechnieken goed onder de knie hebt: vanuit een machtscenakel uw tegenstrevers zwartschilderen en bestrijken met rotte eieren, zonder dat gij het pinneken van uw neus laat zien. Dat is wel geen sportieve houding! Ondertussen verklaart gij u zelf heilig en hanteert de waarheid als de lokkerige roze lichtjes aan het venster van een hoerekot! Gerard, syndicale metaal-boy, al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel. De scheepsbouwers kennen Jan Cap beter dan hun binnenzak, terwijl gij voor hen een vreemde zijt! Ge hebt nog nooit een schip gezien langs de binnenkant. Wat ge schrijft kan alleen maar komen van uw verfoeilijke soort, de arbeidersaristocraten!
Ik heb nog een vraag, Gerard! Wie is je leraar in het vervalsen der waarheid? Hoewel niemand met die kunst is geboren, is ons land momenteel gezegend met een paar beroepsmanipulatoren en superwoordgoochelaars, zoals minister Martens V en de blauwe de Klerk, die het volk openlijk en ongestraft mogen misleiden. Neem het mij niet kwalijk, groene, gij krabbelt op een bepaald moment twee regels op het maagdelijk papier en de rest moeten de mensen maar rieken: ‘... de actie gesloten-poort, bij nv Gaf, is gepland op zondagnacht door Jan Cap en Strooibants, in een of andere drankgelegenheid...’. Gerard, ge laat de mensen achter met veel vraagtekens en verdachtmakingen. Verwarring zaaien is een gekende methode, maar hoe zit de vork nu aan de steel?
Ongeveer 20 jaar geleden kwam een Amerikaanse multinational neergedaald te Sint-Niklaas om viewmasters te produceren in het industriepark. De vakbondstoppers liepen zoals gewoonlijk de benen vanonder hun kont, in de richting van de politieke dubbeltongers om geschenken los te peuteren voor de draak met zeven koppen, zonder Sint-Joris de drakendoder te verwittigen. De multinational krijgt lappen grond, wegen, riolen cadeau, goedkope elektriciteit en vrijstelling van belastingen, plus ’n zak goedkoop geld enz. Jaren vullen deze gangsters in alle stilte hun kluizen. Plots komt na deze windstilte opeens veel tamtam en herrie: ‘Heren politiekers, vakbondsleiders, mijn fabriek is uit de mode, ik wens een nieuw fabriek te bouwen ongeveer 500 meters verder, met de centen van de mensen... of anders vertrek ik naar verre, arme landen!’
De chantage lukt wonderwel! Gij, groene Gerard en co, lopen opnieuw naar de moraalloze politiekers en woordgoochelaars, om andere en betere geschenken. Op ’n schone regendag opent de nieuwe Amerikaanse fabriek haar deuren, voor de ingang van de receptiezaal trappen alle hoge pieten op elkaars tenen: woordverdraaiers, koorddansers, multinationale gatlikkers en de burgemeester, die de schijnwijn mag leveren, ze liggen in elkaars armen en fezelen wat in elkaars oren, voelen dezelfde polsslag. De onmisbare muzikanten spelen voor deze opening hun beste deuntjes. De burgemeester doet de champagneflessen knallen.
Opeens komt er uit het veld een donkere onweerswolk: 500 textielbewerkers komen naar de Amerikaanse fabriek afgezakt om te betogen! Ze scanderen naar de hoge pieten: ‘Wij willen werk! Geen dop maar job!’ Waarom dit protest? De multinationale, Amerikaanse ‘Borg’ heeft zonder pardon de poorten gesloten en alle textielbewerkers zitten op de keien. De politie heeft de handen vol om de betogers te scheiden van de feestvierders, die drinken op de nieuwe NV GAF... Twee jaar later doen hardnekkige geruchten de ronde dat de GAF-bazen de fabriek zouden sluiten en voorgoed hun matten oprollen. Ze sturen om te beginnen de werkers voor een maand naar de dop. Kerst- en Nieuwjaar passeren met veel vraagtekens boven de mensen hun kop. Niemand geeft hen een antwoord, ook gij niet, groene nationale Eiremans!
Het is op uitdrukkelijke vraag van Nelly en Louisa, twee rode syndicale militanten bij de GAF, dat Sjarel, Jan Cap, Rudy Van Vlierberghe, Groset, Jef en rode Strooibants bereid zijn een solidair handje toe te steken... In democratie als overleg met de actievoerders wordt ’s maandagsmorgens na Nieuwjaar de portiersloge van de fabriek bezet. Spijtig voor de verraste portier, deze kan alleen maar toekijken hoe rode Strooibants met veel zorg een zware ketting rond het hek legt! Gij kunt u voorstellen, Gerard, hoe verrast de werkers en de witboorden naar het gesloten hek keken, voor de actievoerders geen problemen, alleman is gelijk voor de wet, ook de baas moest buiten blijven staan!
Het is waar, Nelly en Louisa moeten met handen en voeten uitleggen, dat deze actie gebeurt om de mensen wakker te schudden en de ernst van de toestand te laten inzien, en vooral, om de vakbondsleiders op hun tenen te trappen. Zoiets begrijpt ge niet, hé, Gerard? Uit de conflicten wordt het licht geboren, dezelfde morgen wordt er een algemene vergadering georganiseerd in de fabriek, groene van den Bussen was die morgen wel te laat uit zijn bed gestapt!
Vooraleer de vergadering begint, gebeurt er iets vreemd, enkele brave stemmen roepen: ‘Hier zitten vreemde mannen in de zaal, militanten van Boelwerf, die moeten buiten!!!’ Ik dacht spontaan, Gerard, dat is niet tegen mij, ik woon te Sint-Niklaas juist achter het hoekje. Helaas, Monniksken had het niet begrepen, het lief mollig déléguéken vliegt boos naar mij. Sjarel springt op de tafels, loopt van de ene naar de andere groen Monniksken hem achterna: ‘De vreemden moeten hier buiten!’ Ge ziet, Gerard, tot wat volksmisleiding leidt: ‘Monniksken, ik ben geen vreemde meisken, maar die bazen daar, dat zijn vreemde luizen, die zullen morgen de mensen afdanken zonder vragen!’ Ze blijft roepen: ‘Buiten, buiten!’ Ik heb begrip voor haar verdwazing en om de rust en de vrede te bewaren, verlaat Sjarel noodgedwongen het strijdtoneel. Geziet Eiremans, vooraleer ge iets op papier krabbelt, informeer goed en juist!!!
Beste groene, ik heb koude voeten gekregen van rond te lopen in het park, ondanks de kilte van de zwarte sneeuw blijft mijn hartje warm. Gerard, wanneer ge ’n steen smijt in ’n ondiepe vijver, komt er vlug stinkende modder naar boven. Laat me toe dit te schrijven: is het niet vies om andere mensen te gebruiken om u zelf op te poetsen? Gij citeert het volgende in uw sociale roman... ‘Ik, Groene Gerard, zou Jan Cap zijn kameraad K. Heirbaut willen citeren, tijdens een stakerscomité van de voorbije staking: ‘... dat het moet gedaan zijn met de beslissingen van het petitcomité, met het biersyndicalisme; besluiten en beslissingen moeten genomen worden waar ze thuis horen...’ einde citaat!
Lieverd, ik zal op de eerste plaats stellen dat de staking 22 weken heeft geduurd, ik heb u nooit gezien! Temse-Brussel is maar 10 minuten helicopterafstand. Wanneer Boelbaas Savijs u roept voor een samenkomst in donkere onverlichte holen, neemt ge zoals Jef Houtenhuis uw groen paard, om naar de scheepswerf te stormen. Maak u geen zorgen, het stakerscomité vergaderde elke dag en de beslissingen werden in groep genomen. Waarom kwam je niet naar de stakersvergaderingen? Daar viel nochtans veel te leren voor u!
Het is waar aldus Felix de kater, Sjarel trok ten strijde tegen het biersyndicalisme, omdat het syndicaal werk nuchter en met ’n heldere kop moet gebeuren. Dan is de kous ook af, als volwassen mensen regelen we die zaken onderling, daar hoeft gij uw neus niet tussen te steken, de waarheid verlicht ons, ik zweer op het hoofd van mijn grootmoeder, dat gedurende de 22 weken staking alle militanten iedere dag nuchter en helder van geest waren! Dit kan helaas moeilijk gezegd worden van de syndicale toppers op het einde van de staking, hun geest en verstand waren beneveld door patronale drugs en mistbanken.
Wat Sjarel niet wil begrijpen is: wanneer gele Wilfried V, en de blauwe de Klerk de wet op de openbare dronkenschap de nek omdraaien in het parlement, dan zwijgt ge in alle talen, terwijl de liberalen en de roomse schijnheiligaards terug willen keren naar de jeneverfles, en deze opnieuw op de cafétoog willen plaatsen, wat een goede remedie is om de crisis te vergeten, én de opbrengst van de taks is voor de industriële maffia. Beste hypocriet, waarom hebt ge nooit tegen deze wet geprotesteerd?
Uw modderpamflet komt zeker terecht in het museum van dode kunsten, als een voorbeeld van hoelang syndicale katten hebben geloerd tot Jan eens een fout zou maken! Die caféruzie hebt ge aangegrepen zoals een goede katholiek, die op het gepaste ogenblik op zijn prooi springt, om u zo een alibi te verschaffen en uw donkere plannen weg te moffelen! ’t Is waar, groene nationale, vele syndicale militanten haken af, niet omdat de crisis zwaar doorweegt, maar vooral omdat ze niet meer weten wie hun vijand is. De Boelbazen vallen aan met open vizier, politieke woordmisbruikers kronkelen zich als slangen rond de lijven van mensen voor nutteloze stemmen. Syndicale killers slijpen hun messen als kannibalen. Gij, Eiremans, groene Robert en je kornuiten helpen bewust de lentestroom afkoelen! Ook Judas Escariot kreeg dertig zilverlingen, de verhangingsdood was zijn lot! Groene Eiremans, je bent afgedaald met je medetrawanten tot in de kuil waar het ongedierte thuishoort. Vijanden van het Boelpatronaat zijn ook uw vijanden! Voorwaar, voorwaar ik zeg u! Gij zijt en blijft de speelbal van mijnheer Savijs! Hij zal morgen bepalen wie délégué of vakbondssecretaris zal zijn op de Boelwerf!
Eiremans, rotte eierensmijter, laat de kerststemming in uw neerdalen, gans het prachtig park van het vervallen kasteel ‘De Spin’ is met een zwart pak sneeuw bedekt, kom en kijk naar die eenden, ze zwemmen in verschillende opengekapte plaatsen in het ijs, temidden drijven twee bijzondere schone eenden, een rode en een groene, hun kleuren in de late avondzon zijn goddelijk, niet goddeloos! Hun kleuren schuiven harmonisch en fantastisch in elkaar! Ze duiken en maken cirkeltjes, schrijven zuivere figuren in het water, alle omringende eenden doen hen plezant en ongedwongen achterna, louter uit genoegen. Zij storen en bekommeren zich niet om het ijskoud water, ’t is precies of de nationale rotte groene Eierensmijter heeft nooit bestaan! Gedenk waarde heer, de dikste gevangenismuren zullen de gedachten van de lentestroom weerstaan!
Geachte heer voorzitter, met opstandige groeten!
Getekend Sjarel!
20 januari 1983 worden de zaatmannen opgeroepen door de groene militanten voor een referendum aan de poort van de scheepswerf te Temse, met een wonderbare vraag voor de zaatmannen: ‘Moet Jan Cap zich kandidaat stellen bij de volgende verkiezing als délégué? Ja of neen!’ Wat een zever is dat nu. Waarom moet men zoiets vragen!, zo reageren de zaatmannen daarop. ‘Door dit referendum kunt ge bewijzen aan de buitenwereld, dat de scheepsbouwers achter Jan Cap blijven staan. ’t Is om die vakbondsleiders ’n neus te zetten!’ De uitslag is overdonderend, 91 % stemt ‘Jan Cap moet blijven!’ De syndicale Brusselaars negeren de uitslag. Een tv-journalist is op zoek naar groene Robert: ‘Mijnheer van den Bussen, wat denkt u van de schitterende uitslag voor Jan Cap?’ ‘D..at h..eeft niets te be..tekenen... alleen dierengeluid en stom gelach komt bij de tv-kijkers terecht! De grote leider heeft niets meer te zeggen!’ Voor de zaatmannen is het referendum een overwinning, zonder zegebloemen! De zes gatlikkers van groene Robert zullen pronken op de kandidatenlijst met Beers op kop als martelaar en redder van het syndicaat.
José De Staele, de vroegere hoofddélégué van de rode vakbond, heeft een voorstel dat het levenslicht heeft gezien. Hij is voorstander om alle scheepsbouwers samen te roepen in een algemene vergadering op de scheepswerf, en een oproep te doen om de vakbondsboekjes te verzamelen, en door dit drukkingsmiddel de leiding te dwingen op het standpunt te komen van de zaatmannen en niet omgekeerd zoals het nu gebeurt, het is meteen een voorbeeld naar de andere fabrieken toe! Het voorstel stuitte op heel wat weerstand bij de rode en groene militanten.
De groene Don Quichotters van ‘Vakbond en Democratie’ blijven in de dans, en kruipen in ’n kriekelaar om verzameling te blazen. Ze organiseren een solidariteitsdag rond Jan Cap in de zaal ‘Kriekelaar’ te Brussel op 40 kilometer afstand van de scheepswerf Boel, Temse. De strijddag groeit uit tot een samenkomst van solidaire mensen, die nooit stil zitten, meestal weekendbetogers, die in moeilijke tijden elkaar wensen te zien en te helpen. Ook verschillende verantwoordelijken van de christelijke arbeidersbeweging zijn aanwezig, voor hen is dat een moedige daad, want in hun midden organiseert men volop de heksenjacht, brandstapels worden aangelegd! De aanwezige Boelmilitanten met in hun gezelschap hier en daar ’n zaatman, lopen zowat verloren in de kille vreemde zaal, onder de kriekelaar liggen vandaag zure citroenen!
Degenen die Jan Cap kennen, zien dat hij veel interne spanningen moet verwerken, ongewild komt hij in de belangstelling door dit vakbondsconflict, dat uitdeint naar een syndicale uitmoording. In alle middens wordt zijn persoon druk besproken, de vurige pro’s zitten in de kriekelaar en de contra’s in de donkere holen van de vakbondscenakels. Zijn opvallend militantenwerk wordt druk besproken! Wat gaat Jan morgen doen? Hoe zal de Boelbaas reageren? Jan zit in de storm van het organisatiebeest tegen de veldwerker, de helpers van de industriële maffia tegenover de lentestroom!
Diane, Jans vrouw, is nog meer in zijn nabijheid dan vroeger, ze volgt hem stap voor stap, haar ontsnapt niets, de gebeurtenissen wisselen elkaar snel af, ze reageert gevoelig, emotioneel, nuchter en zakelijk, ze weet wat er in hem omgaat, ze wenst het ook te weten. Zij zag de eerste donkere wolken afkomen in dit conflict, het drong snel tot haar door, Jan zal worden afgezet als délégué, dit was voor haar een zekerheid, ze wist op welke wijze de machten hun scenario zouden afwerken, ze wapende zich om de schokken thuis op te vangen. Diane vreest het ergste, niet zijn afzetting als délégué, maar hoe zal Jan zijn stap vinden, de dag na de sociale verkiezingen? Dan zal hij moeten terugkeren naar zijn werkbank in de schrijnwerkerij boven. Vroeger werkten daar zestig schrijnwerkers, toen hij hoofddélégué werd, nu nog drie en een meestergast. Jan die gewoon is van alle dagen met honderden mensen in contact te komen, mensen rond hem, dat is zijn leven, ’t is zoals ’n vis die niet kan leven zonder water! Binnen enkele weken zullen zijn vleugels worden afgeknipt, dat doet hem pijn, dat kwelt hem, de gedachte de mensen hun belangen niet meer te kunnen verdedigen, levend te worden opgesloten in een schrijnwerkerij zonder volk... Diane zal met hem dat gevecht leveren, ook deze hindernis moet overwonnen worden!
Jan Cap spreekt alle aanwezige solidaire mensen toe in de zaal ‘De Kriekelaar’, een diepgaande, zeer gevoelige toespraak. Jans stem klinkt zoals van iemand die een te vroege afscheidsrede houdt. Hij doet een oproep tot de jeugd om het vaandel over te nemen, zijn gedachten en gevoelens zitten gevangen in de zwarte ring der gebeurtenissen. Bij de aanwezigen is de waardering voor Jans syndicaal werk zeer hoog. Jan Cap is voor hen een man van woord en daad, een onvervalste bloem in de bevrijdingsstrijd tegenover de industriële kasteelheren. Wanneer rode Strooibants en Sjarel ‘De Kriekelaar’ verlaten zegt hij, met een zekere ontgoocheling en verbittering in de stem: ‘Jan Cap heeft een schone syndicale begrafenis gekregen zonder scheepsbouwers en mocht zelf de begrafenisrede uitspreken, de rode ultra’s zorgden voor de rouwkransen...’ Dit is het lot van ’n Don Quichotter, van levende mensen die vechten voor hun idealen!
De laatste poging! De groene van den Bussen kent geen rust en tracht de sociale verkiezingen te boycotten op de Boelwerf! Hij is blijkbaar bezeten door deze dwanggedachten. Hij, groene Robert, schakelt zoals de Boelbaas Savijs de arbeidsrechtbank in! De bezetene door Satani’s geest, verklaart de oorlog aan de kandidatenlijst van het ABVV, tracht de onregelmatigheden van de samenstelling der lijsten aan te duiden. De ware reden is overduidelijk, hij zoekt tijd te winnen, de verkiezingen moeten verdaagd worden, de zaatmannen zitten klaar om de groene lijsten een afstraffing te geven, het wordt voor van den Bussen zeker een nieuw Waterloo! Alle rode militanten zijn aanwezig op de rechtbank te Sint-Niklaas, deze is van oordeel dat de klacht door groene van den Bussen ongegrond is! De uitspraak brengt bij de rode militanten en de zaatmannen een genoegdoening. ‘Welke toeren zal die zot nog bovenhalen?’
De spanningen nemen toe naargelang de dag van de verkiezingen nadert. De scheepsbouwers te Temse halen het zwaar geschut naar boven. Alles wijst naar de richting van de ‘zes’ verwenste plaatskeszoekers. Tot ergernis van de meeste zaatmannen pronkt bovenaan de lijst der groenen, de schijnheilige Beers met een martelaarskroontje op het hoofd! Hij denkt niet meer aan prepensioen, dé redder van de vakbondsholen en spelonken. Het wordt een nooit geziene lawine van slogans en karikaturen tegen de ‘zes’, in de wc, in en rond de schepen en werkplaatsen, alle opgekropte woede, haat en bitterheid moet uit hun lijf, overal gaan er stemmen op ‘die klootzakken stemmen we weg, wij geven onze stem aan de rode syndicale militanten, omdat zij openlijk door dik en dun Jan Cap zijn blijven steunen en later de ‘26’ uitgestoten groene militanten.’
Alleen de ingewijden weten dat alle groene militanten welkom zijn in de rode fabriekskern van den Boel. De strijd was hard en onverbiddelijk tegen de rode syndicale Eduardo uit Hoboken, die van geen liefde wilde weten, maar onder de militante mokerslagen wel heeft moeten inbinden, met als besluit, dat alle geschorste groene militanten die zulks wensten onmiddellijk zouden worden opgenomen, na de verkiezingen, in de rode militantenkern, omdat zij jaren als kameraden en in een geest van eenheid en waardering voor elkaar hebben gemiliteerd op de Boelwerf.
De sociale verkiezingen zijn, zoals voorzien, gewonnen door het ABVV op de Boelwerf te Temse, de ‘6’ worden werkelijk weggevaagd. Er is een groene gekozen tegenover zes roden; vorige verkiezing zeven zetels voor de groenen en drie voor roden, omdat Jan Cap steeds het leeuwenaandeel van de stemmen verzamelde! Ondanks de grote overwinning van de rode militanten smaken deze druiven zuur! Eens de uitslag bekend zoeken alle militanten elkaar op in café ‘Reinart’, niet om te feesten. Want daar is vandaag geen enkele reden toe of misschien wel? Deze dag zal met gouden letters geschreven worden in het guldenboek van de Boelveldslagen. Zij hebben langs het stemhokje Gerard Eiremans een afstraffing gegeven, de scheepsbouwers hebben deze koppensnellers voor het aanschijn van de mensen in hun blootje gezet! Zij die met het geld van de werkers een smerige lastercampagne hebben gevoerd. Ondanks de overwinning blijft de onmacht tegenover de syndicale samenzweerders een pijnlijk feest!
De balans, die Jan en Rudy die avond opmaken, is verschrikkelijk, meer dan 20 jaar strijd voor vrije déléguéverkiezingen en wat meer democratie in de vakbond, hebben de beroepssyndicalisten met de grond gelijk gemaakt, bovendien werden Jan Cap en de ‘26’ anderen syndicaal onthoofd, de revolutionaire fabriekskern van de PVDA te Hoboken uitgemoord, alleen twee délégués-mee-knikkers hebben genade gevonden in de ogen van het Boel-imperium!
Boeldirectie en Satani zijn geïnteresseerde toeschouwers tijdens het sociaal conflict, ze kijken rustig toe vanuit de glazenkast hoe de syndicale kannibalen de groene militanten uitmoorden. Brave Neelen is fier, ze helpen hem flink mee zijn ideeën uit ‘10 Jaar boel op de Boelwerf’ uit te voeren zonder dat de Boelbazen hun handen moeten vuil maken.
Mijnheer Savijs is wel een uiterst actief man, zijn kont doet zeer van het toenemend aantal beheerraadzetels dagelijks te moeten bezetten, de machtshonger van het Boelimperium in de scheepswereld in het kleine België is niet te stuiten, elk moet maar mee. De kampleiders op de twee planten, Hoboken en Temse, draaien de duimschroeven harder aan. Immerbeest is geknipt voor zijn opdracht! De Boelbaas heeft ook een afspraak gemaakt met de procureur des roi om na de staking enkele stakers op water en brood te zetten. Sjarel, één van de 128 afgedankten brengt hij op de beschuldigingsbank, omwille van doodsbedreigingen tegenover zijn persoon, Savijs, op het einde van de staking. Dan komt er een zeer eigenaardig toeval: in dezelfde periode is het dat ex-rode délégué, Bert Kinderen, voorzitter van de stakingsbrekers, een klacht neerlegt bij de rijkswacht, ook tegen Sjarel: ‘Slagen en verwondingen aan Bert tijdens een veldslag tussen stakers en werkwilligen!’ De procureur des roi is van oordeel, ondanks de verschillende feiten die in totaal andere omstandigheden zijn gebeurd, dat deze bij elkaar kunnen gekletst worden in de gerechtelijke stoofpot, zodat de Boelbaas en de stakingsbreker in dezelfde gerechtszitting de eed kunnen afleggen: ‘Ik zweer niets anders te zeggen dan de waarheid te verdraaien!’
Sjarel moet op 10 mei, enkele dagen na de bewogen sociale verkiezingen, naar de tweede zitting van het proces te Dendermonde. Gelukkig voor hem heeft het stakerscomité op het einde van de staking enkele belangrijke beslissingen genomen.
In de crisistijd tracht de patroon zijn verloren terrein op te halen, de herschikking van de scheepssector zal in zijn voordeel verlopen, liefst zonder toezicht van de militanten, na de staking zullen ze alles aan banden trachten te leggen, de rust en de vrede tot iedere prijs verzekeren. De Boelbazen zullen zeker de rechtbank inschakelen om de stakers financieel en moreel te kraken. Zo is het gebeurd na de dokstaking in 1973, bij de afdanking van Miel de Bruine in de petroleumstaking, de Boeldirectie die 11 syndicale militanten voor de rechtbank sleepte in 1980 enz.
Dus, na deze staking zullen een reeks processen komen, dan staan de stakers alleen voor de rechter. We kunnen toch moeilijk voor alle processen mobiliseren, want ook de rechtbank bepaalt haar tactiek. Volgens het stakingscomité moet de vakbond de gerechtskosten betalen, maar de vakbondsleiders hier beginnen het van hun nek te schuiven: ‘We betalen alleen wanneer de vervolging voortspruit uit een syndicale opdracht!’ Het stakerscomité zegt: ‘Al de hier genomen beslissingen zijn syndicale opdrachten!’
Indien de vakbond toch weigert te betalen, zal het stakerscomité het doen, met het geld dat is samengebracht door werkers, werklozen en studenten om de staking te steunen, want ook dit is een syndicaal gevecht. Ieder proces moet een erezaak worden, ook dat willen we niet verliezen tegen Savijs en co. Punctueel bereiden we het proces met onze advocaten voor, zó leren we meteen de methodes van de rechtbank, die met haar poten in de geldstroom zit verankerd, kennen.
De secretaris, rode Strooibants, krijgt opdracht van de afdeling Sint-Niklaas zijn stoute schoenen aan te trekken, om te gaan vragen aan de werkloze senator, syndicale provinciale John van Einde, om ’n goeie advocaat voor Sjarel, en om deze meteen te betalen! John smijt onmiddellijk de kaarten op tafel: ‘Neen, neen! René, ik betaal niet, den John heeft altijd gelijk! ’t Is er ene van Amada!!! Indien hij er gene is, dan toch ’n halve, ene die de vakbond afbreekt! Neen, neen! Ik betaal niet.’ Wanneer Rudy Van Vlierberghe dat verneemt, vaart hij met ’n rode duikboot naar de Ommeganckstraat te Antwerpen zonder iets te zeggen. Rudy en rode John drinken eerst vele wittekes, dan komt men tot de kern van de zaak: “t Is goed, Rudy, den John heeft altijd gelijk, ik zal hem laten verdedigen tegen Savijs en die klootzak, den Bert! En het moet ’n goeie advocaat zijn, de beste!’ Rudy zou geen dorpspolitieker zijn zonder de oplossing niet al op zak te hebben: ‘John, in Gent woont ’n goeie advocaat, Luc Van den Bossche, ’t is er ook ene van de SP. Hij kent onze mentaliteit, want Luc heeft ook gepleit voor de 11 syndicale délégués.’ ‘Goed, Rudy, ik zal het vragen!’ Rudy keert fier naar Temse terug, hij heeft het klaar gekregen, rode Strooibants kijkt eens sip, Sjarel en de militanen zijn tevreden!
Ondertussen moet Rode John afscheid nemen van zijn carrière, het staatsministerschap is hem door de Boelstaking ontsnapt, hij zal nu zelf wel zorgen voor een afscheidscadeau, ’n Mercedes zou niet misstaan, bovendien, de vakbondskas kan wel een stootje verdragen. Heeft hij soms niet hard gewerkt voor zijn klein metaal-keizerrijk. Het oude paard, door werken versleten, mag zichzelf nu wel de beste haver geven.
De nieuwe provinciale syndicale opvolger staat te trappelen van ongeduld om de syndicale troon te bestijgen. Willempie is een fijn, mager ventje met ’n stierennek, die op zoek is achter ’n Mercedes met zes deuren, zwarte botten en een grijze frak. ’t Is een verdienstelijk man, hij heeft in België de primeur gehaald om de scheepsherstellers 4 % van hun loon te doen inleveren, hij hielp er een paar honderd afdanken. Tijdens de dokstaking lanceerde onze vakbondstopper een motie om verbod op te leggen aan de militanten, om solidair te zijn met de stakende dokwerkers. Zonder zijn cumuls wordt hem tenminste 80.000 fr. netto per maand toegeschoven in zijn loonzakje! Johns opvolging is goed verzekerd!
De voorbereiding van het proces is wel degelijk, Jan Cap en Rudy en de twee advocaten, Luc en Jaak, komen regelmatig samen in een grote villa in de Callaertstraat. Jan, de schrijnwerker, nu zonder syndicaal mandaat op de Boelwerf, is verplicht zijn stap te zoeken. Dat vraagt een periode van aanpassing. De sociale conflicten, zowel in binnen- als buitenland geven hem weinig tijd tot ruststand, want het militantenbloed stroomt verder door!
Jan is overtuigd dat de aanklacht bij de rijkswacht tegenover Sjarel is gemonteerd in de personeelsdienst na de staking, onder leiding van de vroegere personeelschef Uilbrecht. Dit ontmaskeren is een opdracht voor de advocaten tijdens de gerechtszitting. Rudy en Jan schetsen deskundig de sfeer van voor en tijdens de staking, dit wordt uitstekend voedsel voor de advocaten, om de verdediging op te bouwen, vooral het blootleggen van de geestesgesteldheid van de Boeldirectie, die een patronale knokploeg in het leven heeft geroepen om met stokken en ijzeren baren op de stakers te kloppen, om zo voor de ratten de toegang tot de scheepswerf vrij te maken. De videomontage over deze aanval is een bijzondere hulp voor de verdedigers! De brochure ‘10 jaar boel op de Boelwerf’ is de intentieverklaring van de Boeldirectie, die stoofhout wenste te maken van de syndicale werking op de werf.
Jan tracht te begrijpen in welke slingerbochten Bert Kinderen zich bevindt: eerst 10 jaar actief délégué, daarna stakingsbreker, en nu brengt hij ’n kameraad op de beschuldigdenbank. Wat is er met die man onderweg gebeurd? Spijtig voor Jan, hij mag niet getuigen van de rechter, zijn verklaring ten gunste van de beschuldigden kwam enkele maanden té laat, bovendien oordeelt de rechtbank: je bent toch ’n supporter van de gedaagde! Daartegenover was rode Strooibants er als de kippen bij om een verklaring af te leggen bij de rijkswacht: ‘Neen, Sjarel heeft Bert, de werkwillige, niet geslagen, hij moest fotograferen!’ Tegenover de aanklacht van Savijs: ‘Ik heb geen doodsbedreiging horen uiten door Sjarel, die in mijn nabijheid stond, ik heb wel gevraagd aan mijnheer Savijs om kalm te blijven!’ Ge ziet: alles moet geleerd worden.
De advocaten, Luc en Jaak, hebben alles goed genoteerd, en zullen niets aan het toeval overlaten. Luc Van den Bossche richt zich tot Sjarel: ‘Gij kent uw taak op de beschuldigdenbank, zwijgen dat ge zweet, het zal moeilijk zijn, maar het moet!’ ‘Ja, Luc, ik zal braaf zijn!’ 10 mei wordt misschien een uitzonderlijke dag, de Boelbaas moet in hoogsteigen persoon voor de rechter verschijnen!
Het is bijna 9 uur, in het gerechtsgebouw stijgt de spanning, de gerechtelijke fluisteraars fezelen in elkaars oor: ‘De heer, de heerser uit het Scheldedal komt!’ Sjarels supporters, Zoete Wijn, Koen, Trees, Rita en Gilbert begrijpen er niets van. Opeens beginnen de gerechtelijke benen te hollen voor de beste plaatsen op de ingangstrappen van het gerechtsgebouw. In de erehaag op de eerste rij staat de procureur des roi, rechters, magistraten, advocaten, allen in hun zwart hemd, onder hun kin een zwarte zeverlap!!! Een kromgesnuffeld BOBken blaast op ’n megafoon: ‘Hij, de heer Savijs, komt tot ons!’
Mijnheer Flup Savijs is proper gewassen, gelikt en geschoren, ’n witte stoefer in ’t bovenzakje, hij stapt met allures uit de pronkende zwarte Citroën XXXX, achter hem Bert, de stakingsbreker, de schim Satani blijft voorlopig in de koffer van de auto liggen. Zoete Wijn, Rita, Koen en Gilbert bekijken Mijnheer Savijs van kop tot teen! Is dat nu de grote leverancier van délégués en stakers aan de rechtbank, bereid miljoenen af dokken zodat patronale gerechtigheid kan geschieden? De keizer bestijgt de trappen, in de zwarte erehaag is een spannen stilte, nu moet het gebeuren. ’t Is alles of niets! De plechtmatige passeert de zwarthemden, zijn klauwen verdwijnen in de geldzak, hij strooit kwistig de briefjes van vijfduizend frank uit op de trappen. De gerechtelijke heren beginnen stampen en te duwen, te krabben en te bijten, ze vullen hun zakken!
De rust keert geleidelijk terug, de zwarthemden zingen psalmen: ‘Geprezen uit de hoogte, heer Savijs, superleverancier, groot is je deugd! Zo zult gij de geschiedenis ingaan voor het nageslacht! Onze soort zal uw geld gulzig aanvaarden. Gij, heer, wordt niet burgerlijk of kerkelijk begraven, wel gerechtelijk! Voor U draait de gerechtelijke molen langzaam! Want gij hebt money! Zo kunt gij de liefde kopen van onze hoer, vrouwe justitia!’
Sjarel bekijkt Bert Kinderen, met ’n rosse baard en enkele grijze uitlopers in de getuigenstoel. Deze zweert, groot en struis, niets anders te zeggen dan de waarheid, zijn regenfrak spant iets te veel over zijn buik. Hij verkoopt zijn verhaal aan de rechter, de crucifix aan de muur schudt het hoofd, advocaat Van den Bossche zet hem onder druk! Sjarel denkt: ‘Hoe is het mogelijk? Wat komt gij hier zoeken? Voor mij zal de advocaat het wel klaren! Maar de zaatmannen zullen u nogmaals oordelen en u veroordelen zonder rechtbank! Wanneer de rechter zegt, ge moogt gaan, is dat ’n pak van zijn hart, zo rood als ’n tomaat verlaat hij de gerechtszaal en botst op Jan Cap, Rudy en Strooibants, die zien dat hij geen goede beurt heeft gemaakt bij de rechter. Het driemanschap eet lekker hun frietjes verder op, ze weten dat Bert graag friet eet, ze kunnen hem er nu toch moeilijk eentje presenteren. Hoeveel keren hebben ze samen actie gevoerd en daarna een lekkere pint gedronken aan de toog in café Het Volkshuis! De drie in de wandelgang hebben voor de kopman van de stakingsbrekers definitief de deur gesloten, enkele maanden nadien is Bert verhuisd richting Oostende, de zaatmannen hebben hem veroordeeld, het was voor hem onhoudbaar geworden op de scheepswerf.
In de wandelgang blijft Savijs maar rondcirkelen zonder Bert een blik te gunnen. Plotseling stapt de Boelbaas naar het driemanschap, hij kan blijkbaar zijn tegenstanders niet missen om te duelleren: ‘Ik moet nog naar Antwerpen voor zaken, ik verspeel hier mijn kostelijke tijd!’ Jan Cap stelt hem voor te wachten, want op 30 mei moeten de elf délégués toch naar de rechtbank in Antwerpen! Strooibants komt ’n stap dichter: ‘Mijnheer Savijs, ge moet zo vlug mogelijk een rechtbank bouwen op de Boelwerf te Temse, met een speciale Boelkamer, dan verspeelt ge geen tijd meer!’
De zaalwachter Bertrand roept in de wandelgangen: ‘Waar is de computerspecialist?’ Deze neemt plaats op de getuigenstoel en de parfumreuk verspreidt zich in de zaal. De carrièremaker eerste categorie heeft een begeerde promotie van de Boelbazen niet gekregen ondanks zijn ellebogenwerk, en zoekt nu een betere kans bij nv Unicro. De computerman is opvallend loslippig: ‘... Ja, mijnheer de rechter, Bert Kinderen was de leider van de werkwilligen... Heirbaut speelde die morgen werkelijk portier aan de ingang van de scheepswerf, hij heeft zeker Bert op de grond gesmeten, ik heb ze zien rollen...’
Plotseling iets onverwachts, de crucifix sluit de ogen, de advocaat van de verdediging vraagt: ‘Waarom hebt ge tot 14 dagen na de staking gewacht om een klacht neer te leggen bij de rijkswacht?’ ‘Dat is zeer eenvoudig, mijnheer de rechter, de personeelschef riep ons samen. Ik zal geen namen noemen (Uilbrechts). Hij formuleerde en noteerde de aanklacht, belde naar de rijkswacht en deze vroeg om nog enkele dagen te wachten om ze binnen te brengen. Nu stel ik vast, deze morgen, dat er maar drie man van de personeelsdienst komt getuigen. Ik denk dat ze bang zijn van de délégué.’ De procureur des roi zijn kop valt bijna af: ‘Ja, ja, ik heb ook vele naamloze brieven gekregen!’ De advocaat lacht triomfantelijk: ‘Dus, voorzitter van de rechtbank, gij hebt gehoord dat deze aanklachten zijn gemonteerd in de personeelsdienst, ik wens dat dit wordt genoteerd in de notulen! Zou onze getuige ook zo vriendelijk willen zijn te bevestigen dat hij die bewuste morgen deel uitmaakte van de patronale knokploeg?’ De loslippige computerspecialist zwijgt in alle talen. De witte plaasteren crucifix stampt met de hielen tegen de muur tot het bezetsel neervalt op de grond! Beleefd verlaat de aanklager de gerechtszaal, regelrecht naar zijn bijslaper, madam Roddelkonje.
Boelbaas Flup Savijs mag de gerechtszaal binnentreden, meteen verspreidt zich een salpeter stankwolk, de rechter beveelt alle ramen open te zetten. Zou Satani hem dan toch vergezellen tot in de tempel, waar men recht kan kopen op maat?
Savijs begint met te zweren, de crucifix roept uit volle borst: ‘Huichelaar, gij brengt de mensen in de Scheldevallei in ellende!’ Ongestoord zweert Savijs verder in het belang van het Boelimperium en de macht! Van de rechter mag hij zijn verhaal opdissen: ‘Mijnheer de rechter, ik wenste mijn villa te bereiken en daar kwamen zingende stakers op de weg naar mij toe op de hoogte van mijn villa. Ik gaf bevel aan mijn autobestuurder te remmen, de boze stakers omringden mijn auto en begonnen met stenen te smijten, de wagen waggelde op en neer, zonder mijn chauffeur kwam ik er nooit levend vanaf! Opeens kwam Sjarel naar mij toe, nu zonder fototoestel, ik zat op de achterbank!’ Mijnheer Savijs knipoogt eens naar de Sjarel en deze maakt een klein wuifje. ‘Ja, mijnheer de rechter, hij schold me uit en riep: ‘Gij zult hangen aan een strop!’ ‘Mijnheer Savijs zoudt ge mij als rechter eens willen zeggen wat de beklaagde juist heeft gedaan?’ ‘Mijnheer, tot driemaal toe met zijn vinger over de keel gewreven, hij zei duidelijk: ‘Killy, killy, killy!’ De advocaat Luc stelt hem enkele stekelige vragen, zodat mijnheer zich niet even gemakkelijk voelt als in zijn 83 beheerraadszetels.
Rond de bewuste auto stonden 200 scheepsbouwers maar Savijs kan niemand vinden om voor hem te getuigen. De procureur is een partijdig manneke, waarom stelt die vervolging in, als hij tegen Savijs zegt: ‘Speel nog wat met de knikkers, want met dergelijke onnozelheden kan de rechtbank zich niet bezighouden!’ Savijs neemt afscheid van de rechter met een klein bonjourken.
Wie we nu te zien krijgen, is een vinnige vijftiger, chauffeur Van Hoeweghe met grijze haren rond de slapen. Hij knikt eerst naar het volk en dan naar de rechter. Nu kunt ge een muis ’n tango horen dansen, de supporters weten dat de chauffeur heeft verklaard geen doodsbedreigingen te hebben gehoord! De crucifix glimlacht bemoedigend naar hem: ‘Mijnheer de rechter, ik heb geen doodsbedreigingen gezien of gehoord, de ramen van de auto waren potdicht, mijnheer Savijs is uit de wagen gestapt, teruggekeerd en heeft niets gezegd tegen mij!’ De procureur des roi, de patronale ketellapper, voelt dat Sjarel, zijn prooi, ontsnapt: ‘Mijnheer Van Hoeweghe, denk eens goed na, misschien is het u ontsnapt, kom!!’ ‘Neen, mijnheer, de ramen waren dicht!’ De patronale ketellapper lonkt naar de chauffeur zoals een kat naar een petite vogeltje! De advocaat van de verdediging bezit de lach der gelukzaligen: ‘Mijnheer de procureur des roi, ’n herenchauffeur die zijn baas in het ongelijk stelt, die komt ge niet alle dagen tegen!’ Sjarel denkt: ‘Bedankt kameraad, proficiat!!!’ De crucifix komt van zijn kruis en kust de chauffeur: ‘Vriend, voorwaar, ik zeg u, je bent tenminste uit goed hout gesneden!’ Het volk in de zaal applaudisseert in volle overgave, Zoete Wijn, Koen, Rita, Trees en Gilbert.
Rode Strooibants tracht er een scheppeken bij te doen, spijtig voor hem heeft de chauffeur de kaas van tussen zijn boterham genomen, ondanks deze tegenslag lacht Sjarel hem toe. De gerechtelijke show duurt drie uur, voor ’n stamp en een zogezegde doodsbedreiging! Wie heeft er nu de waarheid gesproken: Savijs of Sjarel? Voor ’n advocaat heeft dat weinig belang, deze worden betaald om hun waarheid te polijsten! Terwijl de supporters naar het café trekken rechtover het gerechtsgebouw, spelen Luc en Jaak hun lang zwart slaapkleed uit om terug met de normale mensen terecht te kunnen komen in het café.
De zwarte Citroën bolt terug naar Temse met de Boelbaas en de stakingsbreker, de chauffeur stuurt. Satani, de schim, stinkt in de koffer. In de auto is het pijnlijk stil, ze hebben niets te vertellen aan elkaar!
Op 5 juni 1984, geeft het hof van beroep te Gent de vrijspraak. De metaalbesturen van Temse en Sint-Niklaas hebben rode John van Einde zijn laatste kans gegeven, om als rode padvinder een goede daad te stellen. Vooraleer hij voor goed van het toneel verdwijnt, mag hij de laatste gerechtskosten betalen.
Op de Boelwerf heersen, zoals nooit tevoren, de industriële kasteelheren. De groene militanten zijn afgeslacht. De rode militanten werken in zeer moeilijke omstandigheden, maar ze doen het! Een nieuw gevaar komt uit de havenstad naar het Waasland gebold: ’n Mercedes met zes deuren, een manneken in een grijze frak en zwarte botten, een nieuwe strijdfaze wacht ons!
Wanneer het waar is dat de geldstroom mens, dier en natuur verminkt en vernietigt, waarom dan niet werken met al onze krachten om de lentestroom een bruisende dynamiek te geven, die de geldstroom uitdroogt en de industriële maffia verpulvert. Wij hebben twee syndicale stromingen tegen elkaar zien opbotsen: het piramide syndicalisme tegenover de veldwerker; de syndicale proceduredansers en de compromisdansers tegenover een syndicale werking die het fabrieksbarbarisme bestrijdt, en zich wenst te bevrijden van slavenboeien! De keuze is aan ons, wij kunnen kiezen! Stuur de politieke dubbeltongers zonder moraal naar de woestijn, niet om hun stemmen te tellen maar hun tenen.
Wij wensen dat de zon schijnt in ieders hart, een kinderlach doet deugd! Weldra komt het syndicale Waasland opnieuw in verzet, de Don Quichotters zullen niet vechten tegen windmolens, maar wel doelgericht.