Hugo Franssen
De slag om de Mijnen
Hoofdstuk 6


Harde dagen

De lont en het kruitvat

Afdrukken

Premier Martens had aangekondigd: ‘In het Sint-Annaklooster laten wij alle taboes in de kleedkamer achter’. Hij voelde zich beresterk. Maar de mijnwerkers waren opgestaan en dat was stilaan de ‘brandhaard’[1] geworden die ‘als lont’[2] fungeerde in een kruitvat. De Financieel-Economische Tijd had het erg ongerust over ‘aanzwellend protest’, ‘toenemende onrust’, ‘...de tijd speelt duidelijk in het nadeel van het kabinet’.[3] De openbare diensten hadden in hun agenda op 6 mei in grote letters ‘staking’ ingeschreven. Het ABVV-weekblad De Werker riep op ‘nu te reageren, tegen de volmachtstreinen, nu het nog kan’.[4]

In zeven haasten spendeerde Martens daarom een flink deel van zijn verlengd 1 mei-weekend om samen met Daemen en Olyslaegers een verklaring op te stellen. De belangrijkste hinderpaal voor de Sint-Annatreinen, de mijnstaking, moest opgeruimd worden. Martens was in zijn nopjes over die twee gesprekspartners. De Standaard schreef: ‘In regeringskringen spreekt men vol lof over hun verantwoordelijkheidszin’.[5]

‘Martens laat een scheet en de vakbondsleiders steken het vingertje op om te zeggen dat nu de staking maar moet stopgezet worden. Er zijn geen woorden voor om te beschrijven hoe lafhartig zo’n houding is. Des te moediger zijn de mijnwerkers’. Een tussenkomst op het stakerscomité van zondagavond 4 mei. Verontwaardigd, maar nog erg strijdlustig, zo reageerde de overgrote meerderheid van de Limburgse mijnwerkers op die zondagavond.

Wat was er gebeurd? Martens had zijn verklaring, zijn weekend-huiswerk, vrijgegeven en prompt, zonder raadpleging, beslisten de vakbondsbesturen de staking op te schorten.

Had Martens volledig bakzeil gehaald misschien? Volgens de verklaring kwam er een nieuwe bedrijfsleider. José Dedeurwaerder, die de herstructurering moest uitwerken. Hij beschikte over een overgangsperiode waarin geen collectieve afdankingen mochten vallen.

Alles bleef bij het oude. Ten laatste tegen 1991 moest KS toekomen met de 6 miljard frank opbrengst uit de erfenisrechten. Dat betekende onvermijdelijk dat minstens drie mijnen dicht moesten. Voor het Centrale Stakerscomité was het meteen duidelijk, daarmee deed Martens niet één toegeving.

De pers had dat ook zo begrepen. De Tijd had het over “een omfloerst kleedje, maar de helft moet weg”.[6] Le Soir kondigde aan: “drie putten toe’.[7] PVV-voorzitster Annemie Neyts vertelde aan l’Echo de la Bourse dat ‘wellicht één tot meerdere putten gesloten moeten worden’.[8] Zelfs voor de meest hardleerse moest het nu toch duidelijk zijn. Maar Daemen en Olyslaegers bleven koppig bij hun besluit om ‘de nieuwe bedrijfsleider een kans te geven’.

Heeft men Dedeurwaerder wel écht gevraagd? Feit is dat de man enkele dagen later feestelijk bedankte. ‘Hij wil niet meedraaien in een herstructurering waarvan alle krachtlijnen al op voorhand zijn vastgelegd’, zei men dan maar. Maanden later liet Dedeurwaerder doorschemeren dat de regering zich van zijn naam bediende om zich te redden uit ‘een moeilijke sociale en politieke situatie’.[9]

Bovendien, zelfs voor de overgangsperiode tot ’91 kon de regering de financiële garanties niet hard maken. Nee, dit akkoord was in alle haast ineengeklungeld om de lont uit het kruitvat te nemen. Op dit belangrijke moment in de naoorlogse sociale geschiedenis, terwijl de syndicale wereld haar krachten verzamelde om het Sint-Annaplan terug te wijzen, verleenden Daemen en Olyslaegers hun medewerking aan zo’n akkoord. Is ‘historisch verraad” hier een te zwaar oordeel?

‘Ja, ja, ja!’

Maandagmorgen 5 mei, 5 uur. Terwijl het eerste licht uit de lucht rolt, staan overal honderden mijnwerkers aan de mijnpoorten. Wat heeft het stakerscomité beslist?

In Waterschei rijden vijf of zes auto’s voorzichtig de parking op. Maar ook de mijnwerkers die uit die auto’s stappen, gaan niet aan het werk. En tot Grauwels: ‘Wij zijn het volledig met u eens Jan, dat is een verraad’.

Dan neemt Jan Grauweis het woord: ‘Kameraden, vrienden! Drie weken geleden is een locomotief vertrokken. Die locomotief zijn wij. Sieeds sneller is de locomotief beginnen rijden. En wat hebben wij gezien? De locomotief is niet meer alleen. Er komen wagons bij. Morgen staken de openbare diensten; overmorgen betogen de onderwijzers en leraars. Martens staat met de rug tegen de muur. Hij wil de locomotief doen stoppen.

Wij hebben drie duidelijke eisen gesteld: geen mijnsluitingen, geen afdankingen, geen afvloeiingen. Heeft Martens één van die eisen ingewilligd? Neen kameraden. Het enige wat hij beloofd heeft, is dat er geen collectieve afdankingen komen. Dat wil zeggen dat wij allemaal één voor één zullen afgedankt worden, te beginnen met de mijnwerkers die ziek vallen of die niet meer zo goed meekunnen.

Martens heeft een nieuwe bedrijfsleider aangeduid. Zijn naam is Dedeurwaerder. Kan het duidelijker? Een deurwaarder dient om de zaak leeg te halen! Ik vraag u: hebben wij daarvoor bijna drie weken gestaakt?’

- Het massapiket antwoordt: “Neen! Neen! Neen! ”

- Zetten wij onze staking verder?

- Het piket: ‘Ja! Ja! Ja!’

Zoals in Waterschei beslissen de mijnwerkers van Eisden en Winterslag verder te staken. In Beringen blijft ruim tweederde buiten.

In de voormiddag melden Jean Ooms en Mimoun Honna. de twee délégués uit Eisden, zich op het stakerscomité van Waterschei: “Nu meer dan ooit is goed contact tussen de mijnen nodig’. Het besluit valt ’s middags naar Zolder te trekken en daar stakingsposten te vormen.

Zolder wankelt...

Jan Grauwels zit achter een stapel kranteknipsels. De belangrijkste passages zijn onderstreept en genummerd in orde van belangrijkheid. Dikwijls staat een eigen analyse in de marge. Veel is verkreukeld. ‘Papieren die je aan het piket gebruikt verslijten vlug’, zegt hij. ‘Ze zijn altijd de basis geweest voor mijn speechen en discussies. Dat is onze manier van werken om de mensen inzicht bij te brengen’.

Grauwels probeert de situatie op 5 mei ’86 uit te leggen. Hij heeft weinig tijd voor het boek. Straks moet hij nog naar het piket in Zolder, want in de staking voor het behoud van de verlofregeling -wij schrijven december ’87- is hij niet van de mijnpoorten weg te slaan.

Het ene werpt dikwijls een licht op het andere. De laatste dagen hebben veel mijnwerkers deze opmerking gemaakt: “Toen in mei ’86, hadden we moeten voortstaken. Dan was het vandaag niet zo ver gekomen”. ’t Is waar. We hebben fouten gemaakt. Bij de erkenning van de staking op 20 april, werd in Zolder het stakerscomité ontbonden. Vanuit Waterschei hadden we versterking moeten sturen naar Zolder, vier of vijf mensen, om het stakerscomité terug op te starten. We hebben Tony Ventura en de kameraden in Zolder onvoldoende geholpen. Zolder werd een zwakke schakel. Wij hebben dat in het centrale stakerscomité niet aangepakt. Het was nog dikwijls te veel ‘ieder voor zijn eigen put’.

Maandagmiddag 5 mei ’86. Zolder wankelt. 40 % van de middagploeg komt opdagen. De rijkswacht begeleidt alle bussen tot achteraan op de terreinen van de mijn. De groep twijfelt. Niemand van Zolder heeft een stakingspost georganiseerd en de stakers zijn bijna allemaal thuisgebleven. Iedereen blijft treuzelen op de binnenplaats. Ook Tony Ventura en de andere voortrekkers. Daar, op het muurtje achter het hekken, staat het vliegend piket uit Waterschei en Eisden. Jan Grauwels en de anderen schreeuwen zich schor. Ventura aarzelt. Niemand kan de besluiteloosheid overwinnen.

Simon Ashworth is lid van de ondernemingsraad in Zolder. Hij beoordeelt de zaken als volgt: ‘Wij hebben twee grote fouten gemaakt. Ten eerste: toen de staking erkend werd, hebben wij ons stakerscomité, waar toch vijftig mijnwerkers aan deelnamen, ontbonden. Voor deze beslissing schermden wij met het argument van de eenheid. Maar in naam van die eenheid verdween het eisenprogramma helemaal in de mist. We gaven het initiatief helemaal uit handen. Ten tweede: wij hebben alle energie in het coördinatiecomité gestoken. Wij hebben op het verkeerde paard gewed. Wij kregen wel gedaan dat Ventura uiteindelijk toch naar dat comité mocht. Maar hij had er natuurlijk niets te zeggen. Op 5 mei, maar ook later, betaalden wij de prijs. Veel militanten hebben na de staking het vakbondswerk laten vallen. Ze waren ontgoocheld. Veel mensen begonnen op de vakbonden te spuwen. Met een stevig stakerscomité hadden wij die zaken kunnen voorkomen’.

Nieuwe troeven

De linkse délégués beleefden moeilijke dagen. Op zondag 4 mei werden alle délégués die actief de staking verdedigden, doodgewoon niet meer uitgenodigd voor het Uitvoerend Bestuur van het ABVV. Op het hoofdbestuur van het ACV werd Bijnens uitgejouwd nog voor hij kon tussenkomen, eenvoudig de mond gesnoerd.

Drie dagen later verschenen driehonderd stakers voor het ACV-gebouw in Hasselt. Zij werden niet binnengelaten. ACV-vrijgestelde Sergio Canini dreigde aan het piket van Winterslag: ‘Na de staking zal ik ervoor zorgen dat de directie alle leden van het stakerscomité ontslaat’[10].

Dan viel een moedige beslissing. Op 6 mei traden een aantal vakbondsmilitanten en délégués toe tot het centrale stakerscomité. Onder hen Lucien Maes, Adrien Luyckx, Freddy Bungeneers, Luc Cieters... Er waren twee afwezigen. Onder druk van de leiding van de mijnbonden haakten Gerard Bijnens en Tony Ventura af. Was hun vertrouwen in de mijnwerkers aangetast?

Op de persconferentie van het stakerscomité nam naast Luc Cieters ook Jef Ulburghs het woord: ‘Er is een kloof ontstaan tussen de vakbondstop en de vakbondsbasis. De top zoekt mee naar een oplossing voor de problemen die de regering heeft. Dat is niet zijn taak. De stakerscomités hebben een leemte opgevuld. De vakbondsleidingen moeten de rol erkennen die de stakerscomités nu spelen. De vakbondsleiding laat zich verleiden tot een voortdurende devaluatie van haar eisen, zodat er op het laatste niets meer overblijft. Het is voor iedereen klaar en duidelijk dat de mijnwerkers willen strijden tegen iedere mijnsluiting, iedere afdanking en iedere afvloeiing. Afvloeiingen zijn niets anders dan een verkapte vorm van sluitingen’.[11]

In de meimaand zwol het protest binnen de vakbonden en vooral binnen het ABVV tegen de houding van de verantwoordelijken van de mijncentrales aan tot een echte storm van verontwaardiging.

Als een kostbaar document heeft Herman Vermeulen een map bijgehouden met daarin meer dan 200 protestmoties uit allerlei syndicale milieus. Opvallend veel Waalse steunbetuigingen: ACOD-onderwijs Luik, Memorex Herstal, CNE van UCL Louvain-La Neuve, de ACOD van le Centre... In FN-Herstal haalde Joseph Demoulin met zijn ABVV-delegatie 150.000 frank samen.

Uit South-Wales, uit Nederland, uit Aachen en Münchengladbach. uit Oslo..., van overal kwam er financiële steun en stroomden er moties toe. Uit de Kirkenes-ijzermijn aan de poolcirkel, in de noordelijke uithoek van Noorwegen, kwam er een cheque van 300.000 frank.

Jan Grauwels: ‘Délégués en secretarissen van andere sectoren hebben ons gezegd: “Jullie hebben een nieuwe wind doen waaien, jullie hebben een nationale stakingsbeweging mogelijk gemaakt”. Ik vind dat een van de mooiste complimenten die men ons, mijnwerkers, kan maken’.

De jager, het vel en de beer...

‘Vandaag gaat het gezond verstand van de Limburgers al zorgen voor een quasi totale werkhervatting’. Wishful thinking van het Belang van Limburg op dinsdag 6 mei, na de werkhervatting in Zolder. Op het einde van die week wordt al veel meer in mineur geschreven. De Standaard bijvoorbeeld is ronduit verontrust: ‘Het stakerscomité heeft nog steeds een meerderheid van mijnwerkers achter zich’. Erjger nog, in Zolder ‘neemt de aarzeling onder de werkwilligen toe’.[12]

En dan springen ze in de bres: Paula, Bernadette, Louisa, Fatma, Yolande... de mijnwerkersvrouwen. Nu de staking moeilijk wordt, komen ze hun mannen steunen aan het piket.

- ‘Jij hebt hier niks te zoeken’, roept Pino Bonanno, de ACV-délégué naar Louisa Azevedo.

- ‘Jij wilt alleen maar de vrouw aan de haard’.

- ‘Werk jij dan misschien in de mijn?”

- ‘Ik niet, maar mijn vader wel en mijn vijf broers, mijn twee zwagers en mijn man. Het gaat om ons brood. Het gaat om de toekomst van onze kinderen’.

Zondag 11 mei

In Eisden en in de Casa Papa Giovanni in Winterslag roepen Cuyvers en Canini de ACV-militanten in ‘hoorzittingen’ samen. Het rommelt er zwaar. Veel militanten kiezen partij voor de staking. Het Belang van Limburg: ‘Geanimeerde discussies onder militanten’, ‘er blijven meer vragen dan antwoorden’, ‘Wat gaan we onze mensen morgenvroeg aan de poorten vertellen?’[13]

Enkele uren later vullen duizend mijnwerkers en hun vrouwen zaal Victoria in Winterslag. Bernadette Claessen opent de meeting: ‘Wij, vrouwen, zullen een steuncomité oprichten zoals de Britse mijnwerkersvrouwen ons hebben voorgedaan’. Dan nemen Luc Gieters, Jan Grauwels en Roger Saeys het woord. ‘Nu doorstaken’ is het motto van de dag. De applausmeter laat geen twijfel mogelijk, deze mensen zijn niet verslagen. Zij zullen doorgaan. ‘Hete maandag aan mijnpoorten?’ bloklettert het Belang van Limburg als commentaar.[14]

Een ultimatum

Staking in Winterslag, Waterschei en Beringen, lichte werkhervatting in Eisden, zware incidenten in Zolder, overal groot vertoon van rijkswacht en politie. Zo zag het stakingsfront eruit op maandag 12 mei.

Jan Grauwels: ‘Voor het eerst mengden de ingenieurs zich onder het volk om werkwilligen te ronselen. Maar de mensen van het stakerscomité volgden hen op de voet en dienden hen van antwoord. Gerard Bijnens en Jefke Leurs zijn heel vroeg binnengegaan. Ik was daar om halfvijf en ik heb ze niet gezien. Om vijf uur was er een klein groepje binnen. Iets van niks: zo’n dertig of veertig man. Om halfzeven is Piet Smeyers (ACV-délégué n.v.d.r.) Gerard er weer gaan uithalen. Pietje hoorde de commentaren van de mijnwerkers en zag dat Bijnens zich helemaal isoleerde. Daarom haalde hij hem terug. Laat in de morgen, de ondergrond was toen al naar huis en er stonden nogal wat aarzelende bovengronders in het uitgedunde piket, kwam Pietje Smeyers opnieuw op de proppen: “We zullen een stemming houden. Wie wil werken gaat aan die kant staan. De anderen aan de andere kant”. Pietje meende dat wat nog aan de poort stond, wilde werken. Maar hij verloor het pleit, bijna iedereen wilde buiten blijven’.

Baeyens ‘heeft zich verschanst in zijn kantoor in Hasselt en mijdt de putten’.[15] Dat schrijft de Volkskrant. De twijfelachtige faam van deze man is blijkbaar tot in Nederland bekend geraakt. 12 mei wordt niet zijn beste dag. In de voormiddag krijgt hij het onaangename bezoek van driehonderd mijnwerkers die erkenning en stakersgeld eisen. De man wordt pas met rust gelaten als hij belooft het Bestuur van de mijncentrale samen te roepen met inbegrip van de linkse délégués.

Cuyvers en Daemen van de ACV-mijncentrale overkomt hetzelfde. In de late namiddag komen de bestuursvergaderingen samen. Daar, ver weg van de mijnen en van de mijnwerkers, barst de hetze tegen de staking weer met alle geweld los. Onder geen enkel beding wordt de staking erkend. Meer nog, de mijnwerkers wordt een onvervalst ultimatum in de maag gesplitst. Wie nog in aanmerking wil komen om stakingsgeld te ontvangen voor de voorbije dagen, moet binnen de 48 uren opnieuw aan de slag.

De Liga voor Mensenrechten zegt over dit ultimatum: ‘Die vakbondsbeslissing en de melding door burgemeesters van mijngemeenten dat ze “manschappen tekort hebben voor de ordehandhaving” doen minister Nothomb besluiten tot het massaal inzetten van de mobiele eenheden van de rijkswacht’.[16] Er wacht Limburg een zwarte mei.

Jan Grauwels: ‘We hadden die avond met nog meer volk als in de voormiddag moeten teruggaan. We hadden hen het mes op de keel moeten zetten bij wijze van spreken. De mijnwerkers en alle syndicalisten die het Sint-Annaplan weg wilden, stonden achter ons. Er waren kritieken op de leiders van onze centrale tot binnen het nationale ABVV-bureau.

We hadden Daemen en Baeyens met de rug tegen de muur moeten zetten. Niet als een laatste wanhoopsdaad waarvan het lot van de staking afhing, zoals Ooms en Honna het zagen: zij gaven het op toen de leiding bleef weigeren de staking te erkennen. Nee, zo’n actie moest een onderdeel zijn van onze plannen om de staking verder op te bouwen. We hadden plannen om Zolder opnieuw helemaal stil te leggen, we waren met omhalingen begonnen, we wilden de acties naar andere sectoren voortzetten.

Die avond waren we afwezig in Hasselt omdat we alles op Zolder hadden gezet. Die actie was positief, maar we hebben toen vergeten aan welke grote druk binnen de vakbonden Daemen en Baeyens blootstonden. Wij hebben die troef niet genoeg naar waarde geschat’.

‘Een versterkt burcht’

Zolder, dinsdag 13 mei

In de ochtendschemering fietst een mijnwerker loom naar de mijn. Hij aarzelt en vertraagt. Aan de poort daar verderop staat, nog in het duister gehuld, een dubbele haag rijkswachters met schilden en lange matrakken. Daarachter, onheilspellend zwart, twee waterkanonnen. Er is geen stakerspost. Is hij weggejaagd? Over de straat hangt nog een zweem van wat zich in de nacht heeft afgespeeld, een zweem van de urenlange, bittere gevechten van de mijnwerkers tegen honderden rijkswachters. De weg is nog nat van de waterkanonnen.

Op een respectabele afstand van de mijnpoort stopt de fietser. Hij wacht de zaken af. Er stapt nog iemand af, en nóg iemand. Ook mijnwerkers die te voet uit de cité komen, blijven staan. Niemand zegt een woord. Janske, de ‘rattenvanger’, probeert mensen te overtuigen, maar hij botst op een grimmige zwijgzaamheid. In de verte rijden bussen de mijnterreinen op. De groep groeit tot tweehonderd man, driehonderd... Dan, in die stilte, neemt de eerste man z’n besluit: hij draait zijn fiets en rijdt naar huis. En de hele groep volgt.

’s Middags komt een vliegend piket uit de andere mijnzetels in Zolder aan. De posters worden aan weerszijden van de mijn door groepen rijkswachters op een grote afstand gehouden. Binnenrijdende bussen zetten veel mijnwerkers op de binnenplaats af.

Opeens waait er geroep en gejouw vanaf de binnenplaats naar de posters. ‘Wat gebeurt er? Misschien gaan zij toch mee in staking?’ Maar er komt geen beweging aan de poort. De hoop vervliegt. Wat is er gebeurd?

Simon Ashworth: ‘De groep op de binnenplaats aarzelde. Eén woord van Ventura en het was opnieuw volledige staking geweest. Breughelmans (ACV-délégué n.v.d.r.) heeft de megafoon gepakt: “We gaan werken”. Breughelmans was altijd al tegen de staking geweest. De hel is losgebarsten. Ze hebben Breughelmans vastgepakt. BOB-ers moesten hem komen ontzetten. De mensen zijn verbitterd aan het werk gegaan’.

’s Avonds werd in Zolder opnieuw zwaar gevochten. Zolder kantelde van staking naar werkhervatting en van werkhervatting naar staking. Op het BRT-journaal werd de mijn ‘een versterkte burcht’ genoemd. Het was een burcht, verdedigd door rijkswachters die elkaar niet alleen traangasgranaten maar ook de jeneverfles doorgaven, rijkswachters die met de kreet ‘Ten aanval!’ de mijnwerkers tot in het centrum van de gemeente achtervolgden, rijkswachters die een vrijgeleide hadden alle remmen los te gooien.

Hier moesten regering en bourgeoisie tot elke prijs winnen. Zolder in staking betekende dat de mijnstaking weer algemeen werd. Zolder in staking betekende dat de draad weer werd opgenomen die op 4 mei was doorgeknipt, de draad van de algemene staking tegen het Sint-Annuplan. Dit was de achtergrond van het bittere gevecht dat de mijnwerkers drie, vier dagen lang hebben gevoerd.

In het hart van die versterkte burcht, als een Trojaans paard, werkten militanten plannen uit om op een bepaalde dag de mannen van Waterschei binnen te smokkelen en in de badzaal de staking opnieuw te lanceren. Want iedereen voelde dat ook Zolder wilde staken, maar er ontbrak organisatie.

Ik vraag een stakingsleider uit Eisden (van wie ik om veiligheidsredenen de naam niet kan vermelden): ‘Wat zul je onthouden uit de stakingen van ’86 en ’87?’

Hij antwoordt: “ (...) Ik denk aan Zolder. Dat waterkanon! De eerste keer heb ik m’n hart uit m’n lijf gelopen, zo bang was ik voor dat waterkanon. Het was maken dat ik wegkwam. Maar de tweede keer heb ik er met een ijzeren buis op staan timmeren. Hoe relatief dat toch allemaal is! Het waren echt gevechten in regel in Zolder. Daar voelde je: “We kunnen iets veranderen. We kunnen die mannen hier misschien wegjagen. De mijnen zijn van de mijnwerkers”. Want daar gaat het later toch ooit eens om draaien: echt dat gevecht. Op de beslissende momenten gaan we die mannen niet uit de weg kunnen gaan. En als dié weg zullen zijn, dan is ’t opgelost. Maar eerder niet. Als je dan nu al een kleine overwinning behaalt, al is het maar de overwinning op jouw schrik... dan is dat fantastisch.

Ze hebben op een avond een glascontainer omgedraaid. Ze hebben een bushokje omgedraaid. Waterkanonnen, traangas. Ik liep bij de mensen achterom. Iemand greep mij bij de schouder: “Hela!” Ik dacht: “Oei, die man gaat me hier aanpakken”. Maar nee. “Hier, pak vast!” Hij duwde mij een doos met flessen in de hand. “Allez, vooruit, ga gooien!”

Ik had mijn auto op een kilometer van de mijnpoort geparkeerd. Een waterkanon stopte er toch wel vlakbij zeker! Iedereen gooide stenen naar het waterkanon. Ik riep: “Houd op, dat is mijn auto... of toch, ’t is niet erg. Probeer te mikken en smijt maar door”. Ik denk dat ik heel veel zal onthouden.

Een ongelukkige algemene vergadering

Jan Grauwels: ‘Op 14 mei verzamelden 1.500 mijnwerkers voor de mijn van Waterschei. Gerard Bijnens is toen weggejaagd. Hij had veel mijnwerkers tegen zich in het harnas gejaagd. Er zijn een paar stenen naar Gerard gegooid. We hadden dat niet mogen toelaten.

Mijn speech ging over de hoofden van de mensen heen. Ik sprak vooral over de nationale beweging, terwijl Gerard het over de mijnen had. Hij zei: “Ik vecht niet om de regering te doen vallen. Ik vecht om de regering van visie te doen veranderen en dat is nu gebeurd”. Daarop had ik moeten antwoorden. Ik had de mensen moeten zeggen: “Voila, dat zijn de twee standpunten. Het standpunt van Gerard dat aan de regering toegeeft en dat van mij dat we nog niets bereikt hebben. Nu is ’t aan u om te beslissen”.

Er had een stemming moeten volgen. Veel mensen waren daarvoor gekomen. Nu is alles in tumult geëindigd.

Maar wat waren de omstandigheden’? De rijkswacht was massaal aanwezig. Zelfs Het Belang was verwonderd over hun aantal. We mochten niet verzamelen op de parking. Waar moesten al die mensen dan blijven? Iedereen had schrik dat ik zou aangehouden worden. We hebben noodgedwongen geïmproviseerd en de meeting midden op de André Dumontlaan gehouden. Iemand haalde een stoel uit het Turkse café en dat was het spreekgestoelte. Later in de namiddag heeft de rijkswacht de straten opgeruimd... tot voorbij de Bascule. Een bloedige veldslag om welgeteld dertien werkwilligen uit de mijn te loodsen. Er vielen veel gewonden. Van democratie gesproken!

Toch had er een stemming moeten doorgaan. Wij konden daar als stakingsleiding alleen maar bij winnen. Ook als we de stemming verloren, zou ons prestige versterkt zijn omdat wij enkel de beslissing van de meerderheid wilden uitvoeren. Maar eigenlijk staat het vast dat wij die stemming zouden gewonnen hebben. We mochten geen schrik hebben van die stemming. Misschien hadden we Gerard zo opnieuw aan onze kant kunnen krijgen. Hij had zich op de stemming kunnen beroepen om tegen Daemen in te gaan. Nu hebben zij dit incident misbruikt om Gerard tegen ons op te zetten. Zij die ons uithongerden onder bescherming van de rijkswacht’.

‘De engelbewaarders van moeder Theresa’

Met leugens, laster en uithongering wilde men de staking breken. Niets mocht baten. De mijnwerkers hielden stand. En dan, toen alle middelen uitgeprobeerd waren, greep Martens naar zijn laatste wapen, de terreur. ‘Jullie zullen wakker worden in een nieuw land’, had hij de Belgen voorspeld. Limburg werd wakker in een land waar racisme en fascisme tot wet verheven werden. De glimlach van Martens verstarde tot de grimas van de uitzinnige rijkswachter die met sadistisch genoegen een kind van drie jaar neerslaat.

Woeste kloppartijen, dronken rijkswachters die met zichtbaar plezier ‘ten aanval’ riepen, mensen die in de rijkswachtkazernes één voor één werden afgetroefd... Dat was de situatie na 12 mei in de mijnstreek. Zwartberg ’66 -of was het Chili?- was akelig dichtbij.

Etienne De Bruyne was een van de eerste slachtoffers. Tijdens een verhoor door de politie van Heusden werd hij in het gezicht geslagen. Z’n hoofd werd tegen een muur gebonkt. Terwijl hij op de grond moest liggen werd er op zijn vingers getrapt en gestampt en werd hij in zijn kruis getast. Daarna moest hij op z’n knieën gaan zitten. Opnieuw werd hij herhaaldelijk in het gezicht geslagen. Dokters stelden later vast dat De Bruyne evenwichtsstoornissen had. Hij had een hersenschudding opgelopen en zijn trommelvlies was geperforeerd. In Beringen werd ABVV-délégué Fernand Sannen door rijkswachters afgeklopt. Overal werden de stakersposten zonder aanleiding verdreven Een sfeerbeeld: ‘Even na 21 uur komt de rijkswacht aanzetten met zwaar materiaal en vat post over de volle breedte van de weg. Plots, zonder dat van stakerszijde ‘initiatieven’ zijn ontwikkeld, komt de rijkswacht naar voor, ritmisch met de lange matrakken op haar schilden kloppend. Een sinister beeld. Sommige rijkswachters popelen van ongeduld. “Gaan we d’er ene pakken?” vraagt een jonge rijkswachter met aandrang. En hij bedoelde daar geen pintje mee. “Direct, direct”, antwoordt zijn buur.(...) Dan schiet de rijkswacht uit haar krammen. De snelle jongens ontsnappen, maar sommigen worden geklist en belanden, niet steeds ongeschonden, op verhoor. De banden van hun auto’s, geparkeerd vlakbij de rijkswacht, blijken stuk voor stuk platgezet. Een koude oorlog? ’[17]

De Liga voor Mensenrechten deed een onderzoek ter plaatse. ‘Onwettelijk’, racistisch’, ‘met de kenmerken van folterpraktijken’, zo beoordeelde zij het rijkswachtoptreden in een rapport. De Liga kwam tot de conclusie dat dit optreden van hogerhand geïnstrueerd werd met de bedoeling de staking te breken.[18]

Het verhaal van de 19-jarige Gioacchino Caltabelotte

Op woensdagavond 14 mei ging ik naar de mijn van Eisden. Op zo’n 800 meter van de mijn heb ik mijn auto aan de kant geparkeerd. Ik ben aan de overkant van de straat blijven staan. Na nauwelijks vijf minuten zag ik het volk weglopen. De rijkswacht chargeerde. Ik liep een tuin in en bonkte op de deur van het huis. Ik schreeuwde heel hard: ‘Help mij. Help mij!’ Een oudere man kwam naar buiten en wilde mij binnenlaten. Maar de rijkswacht had mij al te pakken. Ik werd op de grond gesleurd en geslagen. De man die mij wou binnenlaten kreeg te horen: ‘Als jij ook niet wilt meekomen, doe dan maar vlug je deur dicht’. In de tuin sloegen zij mij met de matrak op mijn schouders, hoofd, voeten en enkels. Ik ben bewusteloos gevallen.

Toen ik weer bijkwam, lag ik aan handen en voeten geboeid op de vloer van de rijkswachtvrachtwagen. Rijkswachters sprongen naar binnen en liepen over mij heen. De vrachtwagen werd gesloten. Langs de zijkant werd een deur geopend. ‘Nu ga je ons een verhaaltje vertellen’. Een rijkswachter greep mijn hoofd en trok het naar buiten. Hij timmerde met zijn matrak op mijn oog. Toen hij zag dat ik bloedde en mijn oog open lag, stopte hij. Hij duwde mij terug in de wagen. Mijn schoenen werden uitgetrokken en naar buiten gegooid. Ze begonnen op mijn voeten en enkels te slaan met hun matrak. Wij zijn weggereden terwijl ze mij stampten en schopten. Ze brachten mij naar de achterkant van de mijn. Ik kon niet meer op mijn voeten staan, ik voelde mijn benen niet meer. Ze hebben mij toen tot aan een stalen trap gedragen. Daar waren ook nog een paar andere mensen aan de trap vastgeklonken. Ik werd aan een paal geboeid. Ik vroeg om hulp, ik vroeg om een dokter. Daar werd niet op gereageerd. Met die vier, vijf mensen hebben wij daar meer dan een half uur gestaan en gehangen. Dan werden we naar de rijkswachtkazerne in Maasmechelen gevoerd. Ik was helemaal vuil. Ik zat vol bloed en zand en had geen schoenen meer. Overal voelde ik pijn. Ik kon praktisch niet meer spreken door de klappen op mijn gezicht. Ik vroeg voortdurend om een dokter. Eindelijk mocht ik naar een ziekenhuis. De rijkswachters die me begeleidden, reden heel hard. Ik begon te wenen en vroeg: ‘Rijd alstublieft voorzichtig’. De rijkswachter naast de chauffeur haalde een fles van onder zijn zetel: ‘Nu ga ik een lekker pintje drinken’. Ik bleef vragen: ‘Breng mij alstublieft veilig naar het ziekenhuis’. De man draaide zich om en half over de stoel geleund zei hij: ‘Jij hebt hier niks te zeggen’. Hij gaf mij met zijn matrak een flinke mep op het hoofd. Ik begon te schreeuwen en hij sloeg verder. De andere reed als een gek. Zijn sirene werkte niet. We reden zo maar door de stoplichten. In het ziekenhuis hebben ze mijn boeien afgenomen. Een dokter heeft lang gediscussieerd om mij daar te mogen houden. Eindelijk mocht ik dan toch in het ziekenhuis blijven. Ik ben daar tien dagen geweest.

Ik heb aan mijn moeder gezegd: ‘Ga naar een advocaat en dien een aanklacht in’. Maar de advocaat zei: ‘Als je een aanklacht tegen de rijkswacht wilt indienen, dan zal je dat veel geld kosten. Je moet dan de minister voor de rechtbank slepen’. Ik weet niet of dat waar is. Die advocaat is ook burgemeester van Maasmechelen.[19]

Jan Grauwels bleef in die turbulente dagen veel afwezig aan het piket. ‘Anders wordt hij opgepakt. Wij moeten zorg dragen voor ons koninginnestuk’, zei men daar. Leden van het stakerscomité hadden de opdracht langs de rijkswachters te slenteren om te luisteren wat er langs de walkie-talkies werd omgeroepen. Een CB-er luisterde thuis de rijkswachtradio af. En een goede verstaander heeft maar een half woord nodig.

Op 14 mei verscheen Jan Grauwels toch op de algemene vergadering aan de mijn van Waterschei, omringd door leden van het stakerscomité en lijfwachten. De 1.500 mijnwerkers verwelkomden hem met een ovatie. In de massa werd een smalle gang vrijgehouden, een vluchtroute. Als er iets gebeurde kon Grauwels onmiddellijk weg. Alex, de chef van de ‘locozaal’ in de mijn, liep op en af. De mijnwerkers begrepen dat die strook moest vrijgehouden worden. Op het einde van de vluchtweg, voorbij een braakliggend terrein stond iemand met een snelle motor klaar, met draaiende motor. De opdracht was Grauwels daarmee naar een auto te voeren die verderop klaar stond om hem helemaal veilig weg te brengen.

Alles was door de mijnwerkers zelf georganiseerd. Het waren geen overbodige maatregelen. De dag erna was het bijna zo ver. Toen Jan Grauwels een Turks café in de Herenstraat verliet, was hij ongerust, zijn vluchtauto was er niet. Plots stopte een rijkswachtcombi met gierende banden. Eén van de rijkswachters trok zijn revolver: ‘Halt of ik schiet’. Jan bleef staan. Meteen kwam een groep Turken het café uitgelopen en tegelijk kwam de vluchtauto aangereden. De rijkswachters kregen de schrik te pakken. Van hun verwarring maakte Jan gebruik om zich los te rukken. Hij sprong in de auto die snel wegdraaide... Een paar ogenblikken later stoven twee, drie combi’s in volle vaart voorbij. Maar de vogel was gevlogen.

Jan Grauwels: ‘Ik heb toen mijn snor afgedaan en mij in andere kleren gestoken. Ik werd een ander mens. Ik dook onder. Het was als een nieuw blad waarop de staking haar opdracht schreef. Overal werd ik opgespoord en achterna gezeten. De onderduikadressen waren soms al na enkele uren omzwermd door BOB-ers.

De volgende dag vertrokken we met twee bussen naar de ACOD-betoging in Antwerpen. In de omgeving van Geel hield de rijkswacht één autobus tegen. Ik zat gelukkig in de andere. Ik ben snel uitgestapt. Iemand, die met zijn autootje achter de bussen aanreed, heeft me opgepikt. Aan de eerste afrit verlieten we de autostrade. Langs een doolhof van veldwegeltjes ging het richting Antwerpen. Ik zat vermomd en weggedoken op de achterbank. De kleinste wegen hebben we gevolgd en toch hebben we vier of vijf keer de rijkswacht gezien. We werden nóg gevolgd! Alsof ik de grootste gangster van België was! En wat was de mijnwerkers allemaal niet aangedaan? Op dat moment heb ik een zware klop van de hamer gehad. Ik geraakte in paniek, draaide door: “Geef me maar aan. ’t Is gedaan. Stop maar”, ’t Is gedaan. Stop maar”.

Wij zijn toch in Antwerpen geraakt. Misschien omdat de chauffeur iemand van de pers was? Hij heeft mij uit die inzinking geholpen. En op de betoging in Antwerpen was ik weer paraat. Ik weet nog dat de ACOD-secretaris Charles Van der Vinck de betogers daar toesprak: “Het is ongelooflijk dat de mijnwerkersstaking niet erkend wordt. Wij zullen vragen, neen eisen, dat ze de staking van de koolputters opnieuw erkennen”. Dat kwam allemaal mooi op het tv-nieuws.

De matrak van het racisme

Hassan Yuregil vertelt over zijn opleiding door de rijkswacht; ‘Ik werd door het open raam van de auto naar buiten gesleurd en op de grond gegooid. Ze begonnen te stampen, te schoppen en te kloppen. Ze sloegen waar ze mij raken konden terwijl ze riepen: “Vuile Turk ga terug naar uw land!” Het werd mij zwart voor de ogen...’.[20]

Hassan Yuregil is niet de enige. Tientallen gastarbeiders maakten dit mee in die stakingsweek. Ieder van hen kan verhalen vertellen zoals wij die kennen uit de films en boeken over de pogroms tegen de joden in nazi-Duitsland. Het racisme met de matrak.

Een Turkse winkelier, met zijn nering tegenover de mijn van Waterschei, vertelt over een rijkswachtcharge tegen de postende stakers. Zij werden tot in de cafés en winkels achtervolgd. Hij stond achter de toonbank en kreeg een racistische scheldpartij te horen, de ‘bruinen’ hadden hier niets verloren en moesten naar hun eigen land terug. ‘Een enkele reis Turkije’. Een rijkswachter spuwde in de uitgestalde groenten. Een ander klopte in het voorbijgaan met z’n matrak een bak tomaten tot moes.[21]

Bahadin Yildiz is de buurman van de Turkse kruidenier. Hij baat een café uit. Hij heeft een vrouw en twee kinderen, dreumesen van 2 en 4. Zij waren allemaal thuis toen de rijkswacht die namiddag het café aanviel. ‘Ik wilde het café sluiten, maar kreeg de kans niet. Vier mijnwerkers vluchtten het café in. Zij werden gevolgd door zes of zeven rijkswachters. Het raam van de deur werd stukgeslagen. Binnen maaiden de rijkswachters alles omver, ook de koffiemachine. Mijn vrouw wilde in paniek met de kinderen naar boven vluchten. Maar in de gang viel ze flauw. Ik ben haar nagerend en droeg haar de trap op. Ik duwde de kinderen voor mij uit. Intussen beukten de rijkswachters op mijn rug. Boven in de slaapkamer wierp ik mij op de kinderen om ze te beschermen tegen de matrakslagen. Toen ze weggingen waren het café, de woon- en eetkamer één grote puinhoop. Gordijnen waren afgerukt. Tafels en stoelen waren omver gegooid en kapotgeslagen. Borden en glazen lagen tegen de grond. De kassa was leeggeroofd’.[22]

Over deze furie, deze onverholen woestheid, bleven de penneridders van de bourgeoisie hardnekkig zwijgen. Dat drie collega’s-journalisten door de rijkswachters gemolesteerd werden, verdween snel, in bedenkelijk karige bewoordingen, tussen de plooien van het overige nieuws. Maar weerzinwekkend groot verscheen het ophitsend lasterlijk geschreeuw dat in de hele conservatieve pers in een wijde echo werd weerkaatst: ‘het geweld van de wanhoop,[23] ‘straatgevechten van een opgehitste menigte’,[24] ‘agitatoren aan de mijnen’[25], ‘oproerkraaiers en herrieschoppers bewijzen de mijnwerkers een slechte dienst’.[26].

Achter dit woedende gehuil verschool zich een grote stilte. De stilte over de onrust en bezorgdheid in de mijnwerkersgezinnen. Paula, een mijnwerkersvrouw: ‘Er werden mannen opgepakt, zomaar willekeurig Ook mijn man kon opgepakt worden. Je wist dat nooit. Dat heb ik ook aan de kinderen moeten uitleggen. Eerst lieten wij het een beetje in het ongewisse. De kleinste besefte het allemaal niet zo goed. Maar de oudste stelde vragen. Ik ben dan eens met hem rondgereden. Eerst naar het piket, nadien naar het lokaal van het stakerscomité, om hem te laten zien wat er aan de hand was. Hij had ook veel vragen over het geweld. Dat beroerde mij trouwens ook enorm. Ik had dikwijls gelezen over brutaal rijkswachtoptreden, maar ik dacht altijd dat het overdreven was. Nu heb ik het met mijn eigen ogen gezien. We leggen nu aan de kinderen uit wie er geweld gebruikt’.

Op een mooie Pinksterdag

Nu de staking bijna vijf weken oud was, groeiden de financiële problemen met de dag. De bankrekeningen doken in het rood en werden geblokkeerd. De mensen kwamen de problemen discreet voorleggen op de permanentte van het stakerscomité. Het steuncomité van de mijnwerkersvrouwen probeerde een mouw te passen aan de groeiende nood.

Mijnwerkersvrouw Yolande Thienpont was erbij: ‘We kregen een donker klaslokaaltje achter het lokaal van de Turkse Eenheid. We begonnen met een schrijftafel, wat papier en carbon voor een doorslagje. Dat was alles. Het volk begon te komen. We maakten standaardformulieren voor uitstel van afbetaling van water, elektriciteit, huur... Er werd een advocaat ingeschakeld. Die man kon het niet alleen aan. Zo kwamen er maatschappelijke assistenten bij. Het werd stilaan een ploeg van tien, vijftien.

De mensen vroegen de meest primaire dingen: brood, koffie, baby­voeding, waspoeder, beleg... We gingen naar de winkel voor tien kilo van dit en tien kilo van dat. De mensen kregen een plastiekzak mee met een paar dingen erin. Een brood, melk, bloem. Het nieuws van die voedselpakketten ging rond als een strovuurtje. Algauw kregen we een echte toeloop te verwerken.

We hebben veel mensen aangesproken om te komen helpen. Van vrouwen van actieve stakers tot vrienden uit de buurtwerking. We hebben omhalingen georganiseerd op markten en pleinen, op feesten en in wijken. In de pinksterdagen werden ongeveer twee miljoen frank en duizend voedselpakketten binnengebracht. En dat is allemaal dadelijk weer uitgegeven. We deden nu grote bestellingen bij het Limburgs Voedingsbedrij f. De bakkers begonnen brood te leveren. Met Pinksteren brachten ze een massa vlaaien. ‘Voor de mijnwerkers moet het ook een feestdag zijn’, zeiden ze.

We palmden heel het lokaal van de Turkse Eenheid in. Administratie werd nu echt noodzakelijk. De mijnwerkers moesten hun loon briefje tonen om te bewijzen dat ze staakten, en hun ziekenfondskaart om de grootte van hun gezin aan te geven. Op die basis is alles verdeeld, aan een heel lange tafel.

Harry Posikata heeft er zijn computer geïnstalleerd. Hij werkte een nacht lang om alle gegevens voor registratie in de computer te steken.

De toeloop bleef groeien. De gemeente stelde hekken ter beschikking. Helpende handen, rinkelende telefoons, drukte. De Turkse mannen zetten thee en koffie voor ons, vrouwen. Dat was een belangrijke ervaring, in de Turkse cultuur is dat een echte prestatie.

Op de avond voor pinksteren -het werk was afgelopen en we zaten doodmoe nog wat na te genieten van de voorbije dag- verrasten de mannen van de Turkse vereniging ons met grote schotels boordevol sla, kaas, Turkse pepertjes en brood. Het werd een onvergetelijke verbroedering tussen die vrouwen en mannen van zoveel verschillende nationaliteiten. We graaiden allemaal in dezelfde schotels.

Veel vrouwen zijn in de staking opengebloeid. Een hele wereld ging voor hen open. Zij hebben zich voor een stuk ontvoogd en een stuk zelfstandigheid verworven. En voor sommigen begon het bij die voedselpakketten’.

‘Victoria’? De laatste Algemene Vergadering

19 mei. Ondanks een stralende zomerzon die beslist uitnodigt tot andere dingen, verdringt zich omstreeks 5 uur ’s avonds een grote massa voor de bioscoop Victoria in Winterslag. Mijnwerkers en veel mijnwerkersvrouwen zoeken een plaatsje in de zaal waar de temperatuur -ook letterlijk- al snel stijgt. De zaal blijkt te klein voor de 1.500 aanwezigen. Volk dus ook op de stoep en op de terrasjes van de belendende cafés. Luc Cieters leidt de vergadering. Uit alle hoeken van het land komen solidariteitsgroeten. ‘Mijnalarm’, zo heet het plaatje dat gerenommeerde popartiesten als Bea Vander Maat, Walter Grootaers (De Kreuners), Jean-Marie Aerts (T.C. Matic) en Guy Swinnen (The Scabs) opnemen om het stakerscomité te steunen. Délégué Kris Nelis heeft daarvoor gezorgd.

Didier Demanet, een délégué uit Charleroi, doet het verhaal van de delegatie Waalse spoormannen die een jonge mijnwerker een huwelijkscadeau bezorgde. De bruidegom heeft hen aan de mijnpoort verteld: ‘Ik heb geen geld voor nieuwe schoenen voor m’n huwelijksfeest van morgen’. En de spoormannen legden prompt 3.000 frank samen.

Ook Stein Larsen, de vakbondssecretaris uit het Noorse Kirkenes, komt zijn steun betuigen. Er is geen tolk nodig. De man krijgt een slaande ovatie: ‘Hand in hand kameraden. Geen woorden maar daden’. Als het handgeklap wegebt, zegt Cieters: ‘Ik wist niet dat jullie allemaal Noors kenden’.

Dan neemt Jan Grauwels het woord. Hij vertelt daarover: ‘In mijn schuilplaats had ik er de hele Pinkstermaandag aan gewerkt. Kajotters, de mensen van de stakerscomités en van het steuncomité van de vrouwen, de leden van de PVDA en van Doorbraak en andere sympathisanten waren naar de wijken getrokken als steun en om aan de mijnwerkers te zeggen dat er voedselpakkctten ter beschikking waren. Zij hebben allemaal een verslagje gemaakt van hun discussies. Dat werd mij door een geheime koerier bezorgd. Uit deze enquête kon ik afleiden op welke vragen de mijnwerkers een antwoord verwachtten: Kunnen we het halen? Staan we niet alleen? Gaat een nationale staking de mijnen open houden? Gaan we nog maanden moeten staken? Wat kunnen we van de vakbonden verwachten? Wat met de financiële problemen? Rond deze vragen heb ik een lange toespraak opgebouwd’.

Ook nu weer is de speech van Jan Grauwels recht in de roos. Het Belang van Limburg schrijft: ‘De stakingsleider is zo stilletjes aan een volksheld aan het worden’.[27]

Na de pauze is het woord aan de zaal. ‘Vrije micro’. Een vrouw staat recht: ‘Vandaag zeggen mij veel mijnwerkers: “Wij hebben honger”. Dat is waar, maar ik antwoord daarop: als we nu gaan werken en morgen moeten stempelen, dan zullen we nog meer honger hebben. Als we dat willen vermijden moeten we nu doorstaken.’ Heel de zaal veert recht in een daverend applaus. Vrouwen drukken snel een tip van de zakdoek in de ooghoeken en klappen half lachend en half wenend in de handen. Ook veel mijnwerkers moeten eens slikken.

Dan vraagt ABVV-militant Franco Mirisola het woord: ‘Gisteren zijn we met een aantal Italianen samengekomen. We denken oprecht dat we terug moeten gaan werken. Er is te veel verdeeldheid. Er zullen te veel sancties komen in de vakbond’.

Waterschei, 14 mei 1986 — Foto Solidair.

De Rijkswacht

Jan Grauwels rondt de discussie af en verdedigt nogmaals het verderzetten van de staking. Dan volgt de stemming. Meer dan 90 % van de zaal deponeert z’n stembriefje in het ja-bakje, de staking zal voortgezet worden.

De stakingsbeweging roerde zijn staart in het Genkse bekken. Op 21 mei, na uitgerekend vijf weken staking maar nauwelijks twee dagen na de vergadering in de Victoria, werd de mijnstaking opgeschort. De brede voorhoedegroep die wilde voortdoen, kon de grote middengroep niet meer bereiken en overtuigen. Afgeschrikt door het rijkswachtgeweld was deze middengroep niet meer op de vergaderingen of aan de mijnpoorten komen opdagen. Veel stakers vielen op zichzelf terug. Voor hen ging de verdeeldheid in de vakbonden, de financiële nood en de terreur van de rijkswacht te zwaar wegen. Het stakerscomité besliste daarom: ‘Met het hoofd omhoog gaan we morgen binnen’. ‘We zijn naar binnen gegaan als mensen die fier terugblikken op een juiste en principiële strijd en die tegelijk vooruitzien naar een nieuwe veldslag’, verklaarde Jan Grauwels[28]

Die nieuwe veldslag kwam er al zeer snel. Nauwelijks tien dagen later. En die leidde tot een schitterende overwinning, de overwinning van 6 juni.

_______________
[1] Le Soir, 5 mei 1986.
[2] De Morgen, 5 mei 1986.
[3] De Financieel-Economische Tijd, 6 mei 1986.
[4] De Werker, weekblad van het ABVV. 24 april 1986
[5] De Standaard, 6 mei 1986.
[6] De Financiecl-Economisehe Tijd, 6 mei 1986.
[7] L’Echo de la Bourse, 3 mei 1986.
[8] L’Echo de la Bourse,7 mei 1986.
[9] La Cité, 24 september 1986.
[10] Solidair, 14 mei 1986.
[11] Solidair, 14 mei 1986.
[12] De Standaard, 9 mei 1986.
[13] Het Belang van Limburg, 12 mei 1986.
[14] Het Belang van Limburg, 12 mei 1986.
[15] De Volkskrant, 13 maart 1987.
[16] Liga voor Mensenrechten, J. CAPELLE, J. LIPPENS: De ordehandhaving tijdens de Limburgse mijnstaking april-mei 1986, blz. 15.
[17] De Morgen, 16 mei 1986
[18] Liga voor Mensenrechten, o.c. blz. 21-22. 31, 37 en 40.
[19] Liga voor Mensenrechten, o.c. blz. 65-68 (samenvatting).
[20] Solidair, 21 mei 1986.
[21] Liga voor Mensenrechten, o.c. blz. 48.
[22] Liga voor Mensenrechten, o.c. blz. 60-61 (samenvatting).
[23] La Libre Belgique, 16 mei 1986.
[24] De Standaard, 15 mei 1985.
[25] Gazet van Antwerpen, 15 mei 1986.
[26] Het Laatste Nieuws, 15 mei 1986.
[27] Het Belang van Limburg, 20 mei 1986.
[28] Solidair, 28 mei 1986.