Karel Devocht

Marx en zijn Communistisch Manifest


Bron: Mens en Taak, 1965, nr. 1, jg. 8
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA

       
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Engels aan Marx in Brussel (Fragment)
Het Communistisch Manifest
Het Communistisch Manifest vandaag

1. De opdracht


In 1948 was het honderd jaar geleden dat het strijdschrift, dat de grondslag van het marxisme zou worden, de wereld inging met de wekroep “Proletariërs aller landen, verenigt u”.

Als het Communistisch Manifest in de helft der vorige eeuw tot stand kwam dan is het geen loutere toevalligheid. Immers de ontwikkeling van de industrie en het verkeerswezen moesten het mogelijk maken dat de volkeren met elkaar in verbinding zouden kunnen treden. Dit contact was ook nodig om de arbeidersbelangen te bundelen. Reeds in 1843 horen wij een stem die pleit voor de oprichting van een internationale arbeidersvereniging. En wij moeten dit met nog meer nadruk vaststellen daar het de stem van een vrouw was: Flora Tristan, leerlinge van Saint-Simon. Het zou een “Union Ouvrière” zijn, “die het recht op arbeid en de organisatie van de arbeid eist”. Deze “Union Ouvrière” kwam niet tot stand, doch de “Kommunistischer Arbeiter-Bildungsverein” was intussen uit de Duitse “Bond der Rechtvaardigen” ontstaan. Reeds in 1847 werd het eerste Bondscongres in Londen gehouden, waar de naam werd omgevormd tot “Kommunistenbond”. Op dit congres was Friedrich Engels aanwezig. Deze zevenentwintigjarige Rijnlandse patriciërszoon, vertegenwoordigde er de Parijse afdeling. Het tweede congres, dat in het najaar zou gehouden worden moest zich meer met de beginselen der beweging bezighouden. De statuten zouden er ontworpen worden en een nieuw programma in bespreking komen. Engels was er weer aanwezig, met zijn 2 jaar oudere Joodse vriend, Karl Marx. Op 27 november ontmoetten Marx en Engels elkaar in Oostende. Vandaar uit maakten zij samen de boottocht naar Londen. De debatten duurden 10 dagen, zij kregen opdracht samen de beginselverklaring voor de Bond op te stellen. Met die opdracht keerde Marx naar Brussel en Engels naar Parijs terug.

Engels had een ontwerp van het Manifest klaar vóór dat het tweede congres was samengekomen.

Kort vóór dit congres schrijft hij hierover aan Marx:
“Denk eens een beetje bij jezelf over de geloofsbelijdenis. Ik geloof, dat wij best doen met de catechismusvorm weg te laten en het ding te noemen: Communistisch Manifest. Aangezien er min of meer geschiedenis moet verteld worden, past de vorm, zoals wij hem nu hadden, helemaal niet. Ik breng het mee, zoals ik het hier heb gemaakt, het is gewoon verhalend, maar ellendig opgesteld, in vreselijke haast.”

Een paar weken na het verschijnen van het Manifest, brak op 22 februari de revolutie uit. Het hoofdbestuur van de Bond verplaatste zich spoedig naar Parijs en vervolgens naar Duitsland. De revolutie faalde... Het hoofdbestuur verenigde zich opnieuw in Londen. De Bond scheurde uiteen door de meningsverschillen en op 28 september 1864 zou de eerste Internationale te Londen gesticht worden, Internationale Vereniging van Arbeiders, genaamd.

II. Hoe het groeide


Het is vanzelfsprekend dat Marx en Engels de verschillende gedachten van anderen en de vooruitstrevende opvattingen van hun tijd in een systeem verwerkt hebben. Zij hebben echter de fout begaan geen bronnenopgave te vermelden. Volgens S. Polak dankte Marx zijn waardeleer aan Ricardo. Sommigen geven hiervoor William Thompson als de grondlegger en ook wel Proudhon. Zo beschuldigt Robertus Marx “hem voortdurend te plunderen zonder hem te citeren”. Volgens de anarchisten hebben wij de overgang van het socialisme “van utopie tot wetenschap” niet uitsluitend aan Marx en Engels, doch ook aan Proudhon en Bakoenin te danken.

En zo is het natuurlijk ook met het Manifest gesteld. Volgens Domela Nieuwenhuis is het Manifest slechts een kopie van de Principes du socialisme. Manifeste de la démocratie au XIXe siècle, van de hand van Victor Considérant. Stellig is het, dat de vooraanstaande elementen uit de Bond allen met een dergelijk plan in de kop liepen. Zo is er Mozes Hess, in wiens geschriften men vele grondideeën voor het Manifest zal terugvinden. In het ontwerp van Hess voor de “geloofsverklaring” van de Bond vinden wij “Het spook van het communisme. Deze spokenvrees uit zich in een rij van schaduwbeelden, die men zich van het communisme maakt...” Dat schreef Hess twee maanden vóór Marx aldus zal aanvangen: “Een spook waart door Europa, het spook van het communisme”. Ook het einde van het Manifest biedt een opvallende gelijkheid van gedachten met deze door Hess neergeschreven.

Dat Marx nog van anderen o.a. Carlyle, Gibbon, Sismondi, Weitling, enz. ideeën voor het Manifest zou ontleend hebben, is best mogelijk.

III. De inhoud


Na een korte inleiding, die reeds van een betoverende woordkeuze getuigt, volgt het eerste hoofdstuk, dat de verhouding “Bourgeois en proletariërs” ontleedt. Immers de geschiedenis is er een van klassenstrijd. Het proletariaat is als revolutionaire klasse geboren; want de kapitaalvorming, verkregen door loonarbeid, moet de aaneensluiting der arbeiders als reactie hebben. De grootproductie wordt haar eigen doodgraver. Haar ondergang en de zege van het proletariaat zijn onvermijdelijk.

Het tweede hoofdstuk handelt over “Proletariërs en communisten”. De communisten vormen de voorhoede van het proletariaat. Zij wensen de klassebinding van het proletariaat en de vernietiging der bourgeoisie. Is in de burgerlijke maatschappij de levende arbeid te vermeerderen, in de communistische is de opgehoopte arbeid slechts een middel om het levensproces der arbeiders te verruimen, rijker te maken, te bevorderen. Het burgerlijk huisgezin zal met het kapitaal verdwijnen, alsook de officiële prostitutie. De arbeiders hebben geen vaderland. Met de tegenstellingen der klassen in het inwendige der natie valt de vijandelijke houding der naties onderling. De maatschappelijke toestand der mensen vormt hun bewustzijn. De geschiedenis der gedachten bewijst dat de geestelijke productie zich vervormt met de stoffelijke.

Dan wordt een opsomming gegeven dienend voor de verst ontwikkelde landen. Een derde hoofdstuk gaat over “Socialistische en communistische letterkunde”. Een onderscheid wordt gemaakt tussen het reactionaire, het behoudsgezinde en het utopisch socialisme. Het laatste hoofdstuk bespreekt de “Verhouding der communisten tot de verschillende oppositiepartijen”.

Het eindigt met een machtige wekroep: “Proletariërs hebben bij haar niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen. Proletariërs aller landen, verenigt u!”

IV. Het Manifest van 1848 tot heden


Stippen we allereerst aan dat het Manifest bij de verschijning slechts een matige belangstelling genoot. En dat is zeer begrijpelijk, dezen tot wie het zich richtte konden het ternauwernood ontcijferen... en zelfs dat niet. De eerste druk verscheen in het Duits nog voor de Februarionlusten. Nog datzelfde jaar verscheen er een Franse uitgave en in 1850 een Engelse. In 1871 verschijnt het in bewerking in Amerika. Volgens het “Marx-Engels Archif” van 1925, worden er tweeënvijftig nieuwe drukken in achttien talen vermeld.

De eerste Nederlandse vertaling is die van 1892 van de hand van C. Cornelissen. De uitgever is R. Lieberts, een uitgeweken Duitser. Daar Cornelissen het Duits en de uitgever het Nederlands niet volkomen machtig waren, zijn er vele taalfouten in deze uitgave. Een tweede uitgave is die van Herman Gorter. In 1917 verschijnt er een bewerking door P. Bol. In 1920 hebben wij de vijfde Hollandse uitgave van H. Gorter. In 1930 geeft Frank van der Goes een nieuwe vertaling, met een voorwoord van Karl Kautsky en gevolgd door De Grondstellingen van het communisme, van Friedrich Engels. In 1946 verschijnt er in ons land een uitgave, voorafgegaan van een historische verduidelijking en aangevuld door een namenregister en enkele historische aantekeningen.

De lezer moet er zich voor hoeden de termen die door Marx en Engels gebruikt werden in deze tijd nog als gangbaar te beschouwen. Reeds in hun voorrede tot de uitgave van 1872, schrijven Marx en Engels, “is heden dit programma gedeeltelijk verouderd”.

In een radiorede verwittigde Leo Magits ons nog voor wat anders.
“Het is het geschrift, dat juist daarom de naam van Communistisch Manifest had aangenomen, omdat Marx en Engels in 1848 zich vooral wilden onderscheiden, van deze socialisten die toentertijd meenden maatschappij en mens te kunnen hervormen buiten de sociale werkelijkheid om, en los van een georganiseerde inspanning der arbeidersklasse sociale utopieën najoegen.”

En laten we hierover thans F. Engels zelf aan het woord in de voorrede tot de uitgave van 1890:
“En toch toen het verscheen hadden wij het niet een socialist manifest mogen noemen. Onder socialisten verstond men in 1847 tweeërlei soort van mensen. Aan de ene kant de aanhangers der verschillende utopische stelsels, in het bijzonder de owenisten in Engeland en de fourieristen in Frankrijk, die beiden toen reeds tot niet meer dan sekten, langzaam uitstervend, waren verschrompeld. Aan de andere kant de veelsoortige sociale kwakzalvers, die met hun verschillende geneesmiddelen voor alle kwalen en allerhande lapwerk de maatschappelijke mistoestanden wilden opheffen zonder het kapitaal en de winstmakerij zelfs maar aan te raken. In beide gevallen: mensen die buiten de arbeidersbeweging stonden en veeleer steun zochten bij de beschaafde klassen.”

V. De conclusies


Niet alleen in de terminologie is het Manifest in veel opzichten verouderd, ook de strijdmethodes zijn mede geëvolueerd met de bestendig veranderende maatschappij. In 1848 kenden wij geen sociale wetgeving, geen vakorganisaties, geen coöperaties, noch het algemeen kiesrecht. Doch het Manifest enkel tot een historisch document doodverven ware onzinnig, want Kautsky schrijft het dan ook zeer raak:
“De grondstellingen die het ontwikkelt, de methode waarvan het ons een voorbeeld geeft, de karakterisering van de tegenwoordige productiewijze welke het in korte trekken bevat, gelden thans meer dan ooit.”


Het is dan ook de taak van elke nieuwe socialistische generatie, deze leerstelling en die methode aan de werkelijkheid te toetsen. Als Marx tot een onsterfelijke figuur geworden is, dan zal dat wel zijn omdat hij reeds als negentienjarig student in de filosofie aan zijn vader zijn nieuw inzicht te kennen gaf, dat aldus luidt: “Ik ben er toe gekomen mijn gedachten in de werkelijkheid zelf te zoeken.” Zo kon hij “de werkelijkheid leren begrijpen en opgaan naar het ideaal.”

Dit leerde ons de jonge Marx en de rijpere Marx zou ons toeroepen dat “de bevrijding der arbeiders de taak der arbeiders zelf moet zijn.”