Jan Cap
In naam van mijn klasse
Hoofdstuk 10


10. De grote staking van ’81

‘Over mensen wordt niet gemarchandeerd’

1980. De ‘nieuwe aanpak’ van de personeelsdienst greep diep in in het dagelijkse leven van de arbeiders. Bij het kleinste ‘vergrijp’ (te laat komen, te lang op de wc, te lang in gesprek met een délégué, ...) werd loon ingehouden, er werden verwittigingen rondgestrooid, er gingen aangetekende brieven naar huis. Het zat de mannen na een eind werkelijk heel hoog. En bovendien was de crisis uitgebroken, ook voor de scheepsbouw. Er kwamen minder bestellingen binnen, en de patroon maar klagen. ‘Boeren in nood’ noemden wij dat altijd.

‘Ondertussen was de economische situatie van ons bedrijf er verder op achteruit gegaan. De crisis in de scheepsbouw bleef maar duren. Ons orderboek was volkomen ontoereikend en bovendien sterk verlieslatend. Boelwerf was niet meer competitief op de buitenlandse markt door een te hoge kostprijs. Anderzijds was de binnenlandse markt te eng en onze middelen te beperkt om steeds maar voor eigen rekening te blijven bouwen.’ schreef Nelen achteraf. Op de ondernemingsraad van 20 januari kwam de directie dan uiteindelijk met haar besparingsplan op de proppen. De arbeidskost moest met 10 % verminderen. Inleveren dus, op loon en op mensen. Het volledige plan was:
- Afvloeiing van ongeveer 250 arbeiders en 50 bedienden;
- Aanpassing van het bedrijfspensioenstelsel van de arbeiders door vermindering van de bijpassing tot 90 % in plaats van tot 100 % van het nettoloon;
- Niet-indexering van het gedeelte van de wedde boven de 71.800 fr.;
- Beperking van de kredieturen voor syndicale opdrachten tot het strikt wettelijke;
- Bezuinigingen inzake materiaal, energie, algemene onkosten, enz.;
- Verhoging van de productiviteit, o.a. door bestrijding van het absenteïsme, verbetering van de kwaliteit, enz.

We polsten de bedienden eens en die waren ook niet te spreken over het plan. Maar al heel vlug kwamen ze via onderhandelingen tot een akkoord waarbij het aantal afdankingen tot 10 beperkt bleef. De arbeiders bleven echter flink op hun stuk staan. We hadden nu eenmaal de principes ‘geen inleveringen, en geen afdankingen’ gesteld en daar bleven we bij. Over 10 fr. opslag kon je nog onderhandelen. Over mensen echter wordt er niet gemarchandeerd. En inleveren? Nooit! We hadden in België al gezien hoe mensen klaar gestoomd werden om in te leveren. Later sloten de bedrijven toch en werden ze ook afgedankt. Inleveren kan nooit een oplossing bieden. Als ze werkelijk geld nodig hadden, dan moesten ze het maar halen waar het zat, bij hen die de rijkdommen uit de fabrieken weg sleepten, bij hen die miljoenen frauderen. Dat ze die doen betalen. Daarnaast hadden we bovendien een cao die werkzekerheid garandeerde. Die cao werd verlengd met een jaar. Dat gaf ons kracht. Zeker aan de secretarissen.

Gewapend met die principes, uitgediscussieerd onder de militanten, trokken we op 23 januari naar de algemene vergadering. We stelden daar ons alternatief voor:
- geen afdankingen, het werk verdelen door vier dagen te werken en een dag te stempelen;
- de leeftijd voor het bedrijfspensioen verlagen;
- alle overwerk weigeren;
- het ploegenwerk tot het minimum herleiden.

Dit plan werd door 84 % van de mensen goedgekeurd. En meteen was onze actie geboren: we zouden het eerste punt in de werkelijkheid al afdwingen. Dus werd er vanaf die week vier dagen gewerkt en één dag gestaakt. Dat hebben we zo’n drie weken gedaan. Toen hebben we een bestand getekend. We wilden de procedure, voorzien in de gewestelijke cao haar verloop laten kennen. Maar met de vaste afspraak om onmiddellijk en volledig in actie te gaan zodra de eerste afdanking viel.

In die tussenperiode verscheen de ‘kadervereniging’ op het toneel. Zij lanceerde het voorstel dat iedereen op Boel voor de duur van 1 jaar 3 % in zou leveren. Die ‘kadervereniging’, dat was weer zo iets bizars. Wie was dat? Wie vertegenwoordigde ze? Met welk recht sprak ze? Dat was weer een van die tactieken van de patroon. Later, toen de staking volop aan de gang was, leerden we ze echt kennen, als rattenronselaars en knokploegen. Op één van die besprekingen met Saverijs heb ik hem nog het volgende voorstel gedaan. Inleveren? OK, maar laat ons dan, van hoog tot laag, van directeur tot opkuiser eens een jaar aan hetzelfde loon werken, een fatsoenlijk arbeidersloon. En bekijken we dan eens hoeveel dat het bedrijf op zal gebracht hebben. Hij begon zogezegd wat te rekenen maar uiteindelijk bleek ‘dat toch niet genoeg op te brengen’. Ik wist ook wel dat hij niet op mijn voorstel in zou gaan. Ik wilde alleen maar de idee lanceren: laat alle bomen nu eens even dik zijn.

Ondertussen liepen alle besprekingen op niets uit. Op 9 april 1980, tijdens een ‘verzoeningsvergadering’ valt het verdict: er komen geen 250 ontslagen maar wel 128, onmiddellijk. Met ons referendum in het achterhoofd ging Boel op 10 april definitief in staking.

50 arbeiders in een stakerscomité

Vanaf die dag kwam het ‘stakerscomité’ elke dag bijeen. Elke dag, vijf maand lang zouden 50 à 60 militanten de toestand bespreken, initiatieven nemen, problemen voorleggen en oplossen. Eens in de week kwamen ook de drie plaatselijke secretarissen naar de vergadering om verslag te doen van de eventuele contacten, en om mee te discussiëren over de standpunten en de ideeën van het stakerscomité. Het is dat comité geweest, die sterke groep van overtuigde militanten die de staking van het begin tot het einde geleid en bezield heeft. Ik herinner me dat we in ’79, vanuit de syndicale delegatie, een discussie gelanceerd hadden over ons alternatief: ‘Het geld halen waar het zit’. We konden niet naast de problemen kijken. De inleveringsplannen van de regering, afdankingen, sluitingen, ... Daar hebben we rond gediscussieerd met de militanten tot we een uiteindelijke tekst hadden. Eerst met de délégués, daarna met de militanten. Dat gaf een zekere kracht. Als je met een groep kunt werken, die in een zelfde richting denkt, dan kun je met die groep leiding nemen in de strijd tegen het saneringsplan. Die groep van 50 à 60 mensen had een lange weg afgelegd om te komen tot zo’n hechte samenwerking. We voelden ons verbonden, we hadden al eerder samengewerkt, over de verschillende vakbonden heen. We waren echt overtuigd van de eenheidsgedachte, zoals arbeiders die echt wensen. Je moet kunnen geloven in je militanten, overtuigd zijn van hun kunnen, van hun verscheidenheid en van hun capaciteiten. Hun creativiteit laten werken, hen opdrachten en verantwoordelijkheid durven te geven. Op een bepaald ogenblik trokken we in kleine groepen naar alle mogelijke bedrijven om pamfletten uit te delen, om onze zaak uit te leggen. En ook daarover brachten we verslag uit op het stakerscomité.

Radio Solidariteit

Een aantal jongere mensen, met wat verstand van techniek, zetten zo de vrije radio ‘Solidariteit’ op. Ze hadden zo hun eigen gesprekken onder mekaar: hoe gaan we het nu aanpakken, wat gaan we brengen, hoe kunnen we ingaan tegen de informatie die de patroon met al zijn middelen verspreidt, hoe kunnen we de oproepen en de standpunten van het stakerscomité overbrengen? Anderen hielden deskundig en nauwkeurig de administratie en de steuncampagne bij. Nog anderen organiseerden vergaderingen in hun gemeente voor de stakers en hun familie. Mensen die contact hadden met de culturele sector, staken het programma ineen voor de ‘mars van de 128’, ...

Informeren, confronteren, organiseren. Dat was de opdracht van het stakerscomité. Mekaar en de andere arbeiders informeren, het confronteren van verschillende meningen, en organiseren van alle mogelijke initiatieven. Als je met zo’n ploeg onder de arbeiders kunt werken, geeft dat een onvoorstelbare kracht. Neem bijvoorbeeld de piketten, waar veel arbeiders bijeen kwamen. Als delegatie alleen kun je niet naar alle mensen luisteren. Met 50 man wel. En met al die bedenkingen kwamen ze terug naar het stakerscomité en konden we onze acties en onze voorstellen beter op de arbeiders afstemmen. Voor die mensen zelf was het een vormingsproces dat anders maanden en jaren in beslag genomen zou hebben.

Soms hoor je wel eens dat zo’n stakerscomité buiten de vakbond werkt. Dat klopt niet. Wij werkten binnen de vakbond, in samenspraak met onze secretarissen. Dat betekent nog niet dat alles rimpelloos verliep. Maar we wilden altijd zo ver mogelijk samen met hen opstappen. Dat vergde veel discussies. Zowel bij het begin van de staking, om ons te verenigen rond een plan als tijdens de staking. Tot de eindstemming zijn we er in geslaagd om hen aan onze kant te hebben. Zo hadden we eens een bijeenkomst, halfweg de staking. Saverijs had het gerucht verspreid dat hij de werf zou sluiten. De secretaris van het ACV dreigde door de knieën te gaan voor dit dreigement. Maar door lange discussies op het stakerscomité sloot hij terug aan. En ’s anderendaags verdedigde hij de staking weer vol gloed.

Soms vroeg een kameraad-délégué van een andere werf, bedrijf of mijn, mij wel eens: hoe zijn jullie tot zo’n stakerscomité gekomen? Met arbeiders, délégués en militanten en ook door de secretarissen van de vakbond wordt als de leiding van de staking? Mijn antwoord daarop is vrij eenvoudig: onze militantenwerking op de werf was door de jaren heen op zo’n hoog peil gekomen, die werd zo collectief gedragen dat ook meer behoudsgezinden binnen de vakbeweging daar niet meer toe konden slaan. Onze délégués en militanten hadden zulke progressieve standpunten dat verzoenende standpunten bij ons geen ingang meer vonden. Het is dus echt van onderuit gekomen. Wij hebben alle verworvenheden van ons strijdsyndicalisme moeten afdwingen van de eerste tot de laatste. Zo zijn we tot dat niveau gekomen dat het logisch was dat strijdbare arbeiders de stakingsleiding op zich nemen in de vorm van een stakerscomité. Getuige daarvan is het geheide boekje van Nelen: Tien jaar boel op Boel. Daarin zegt hij herhaaldelijk hoe die militantenkern een doorn in het oog werd voor wie aan de kant van het patronaat stond. Dat is de kracht geweest. Dat is het antwoord op de vraag waarom je een stakerscomité op kunt richten, waarom dat goed functioneert. Dat is in heel de geschiedenis van onze vakbondsstrijd op Boel zo geweest. Van onderuit opgebouwd. En naarmate je dichter bij de staking van ’81 komt, kun je steeds beter zien hoe die democratische structuren altijd maar steviger werden. Hoe de arbeiders, de basis, steeds steviger op een klassestandpunt kwamen te staan. Dat het werk in gemeenschappelijk front een totale verworvenheid was geworden. Gemeenschappelijk werk onderaan dus. Zodat de zwakkere, meer behoudsgezinde elementen in de minderheid kwamen door het actieve werk van een progressieve meerderheid.

Het was een vreemde staking. Ik heb nog nooit zo’n stille staking meegemaakt als die weken in april ’81. Geen werkwilligen, geen beweging. Het was de staking van de stilte. Maar ook de staking van de diepte. Op elke vergadering weer kon je aanvoelen hoe diep het zat bij de mannen. De hele voorgeschiedenis op Boel speelde daar bij mee. De zaak van Electro-Power, de twee medische gevallen, de pesterijen op het werk, ... Dit alles speelde mee toen de mensen op een dag zegden: ‘Nu is het genoeg, nu is het aan ons’. En dan die solidariteit: met 2000 mensen in staking, gedurende vijf maanden, voor 128 kameraden. Omdat er zo weinig volk naar de piketten kwam, organiseerden we vanuit het stakerscomité vergaderingen in de gemeentes. Het werden iedere keer weer levendige discussies waar mannen en vrouwen uitspraken waarom ze wilden staken. Maar waar ook de twijfels en de vragen aan bod konden komen. Hoe lang zal dit alles duren? Kunnen we wel winnen? En dan weer de beginnende financiële problemen in de gezinnen, ...

Solidariteitsstaking van de hele metaalsector

Het was onze diepste overtuiging dat deze sanering, deze verkrachting van alle overeenkomsten, geen zaak kon zijn van Boel alleen. Dit moest een zaak zijn van de hele syndicale beweging. We hebben het daar over gehad op het comité en met onze secretarissen. En die mannen hebben hun werk gedaan. Ze hebben informatievergaderingen gegeven op de andere metaalbedrijven in de streek. Zo zijn we gekomen tot een 24 urenstaking voor de hele metaalsector en een betoging in Sint Niklaas op 22 mei. Ik zie daar onze provinciale en nationale secretarissen nog staan. Op het dak van het Gildenhuis. Ik hoor Van den Eynden, provinciaal secretaris van ABVV-metaal, nog zeggen:

‘Fabrimetal wil de oorlog. Wij nemen de handschoen op.’

‘Fabrimetal moet weten, dat indien deze laatste verwittiging in de wind geslaan wordt, de metaalbewerkers in geen geval deze principiële strijd van de scheepsbouwers zal laten neerslaan.’

En Jos Philipsen van de CCMB van het ACV zei:

‘Wij zijn bekommerd om deze georchestreerde aanval, tegenover de arbeiders en hun organisaties. Daarom zeggen wij onze volledige steun toe aan de Boelarbeiders in hun verzet tegen de afdanking van 128 van hun kameraden. Daarom feliciteren wij u allen hier vandaag, het weze een hart onder de riem. Van de Boelmannen op de eerste plaats maar tevens voor alle arbeiders in dit land die vechten voor of bedreigd worden in hun tewerkstelling.’

En de secretaris van het ACLVB voegde er aan toe:

‘Uw solidariteit blijkt in de eerste plaats uit de steun die de arbeiders uit de verschillende bedrijven onderling betuigen en ten tweede, uit het steeds eensgezinde vakbondsfront dat tot voorbeeld mag gesteld worden voor iedereen in België.’

Dat deed ons goed. Het sterkte ons om te blijven ijveren voor een hele brede beweging rond de strijd van onze mannen.

De Wulf, minister van Arbeid, voelde dat het menens was en zocht naar een akkoord. Maar wij bleven op ons standpunt. Saverijs ook. Op de laatste stakersvergadering voor het verlof gebeurde iets vreemd. Van den Eynden sprak de mensen toe. Kort samengevat kwam het hier op neer: in plaats van de heropname van de 128 te eisen moet er een ander soort besprekingen gestart worden. En hij verwees daarbij naar de scheepsherstelling. Zonder er dieper op in te gaan. Maar op de scheepsherstelling was 700 man afgedankt, had iedereen 4 % ingeleverd en waren de twee bedrijven gefusioneerd. Dat kon dus tellen, als je weet wat na de staking in de scheepsbouw gebeurd is: de faling van Cockerill Yards, het verlies van honderden arbeidsplaatsen en de fusie met Boel. We voelden wel dat zijn tussenkomst op iets ernstigs wees maar de ware toedracht is ons pas later duidelijk geworden. In Hoboken voelden we trouwens al de invloed van de redenering van Van den Eynden. We hadden zeer goede contacten met de delegatie van Cockerill. Je kon zo voelen dat ze echt bereid waren om ons bij te springen. Maar tegelijk voelde je die enorme druk van Van den Eynden waaronder ze leefden.

De vrouwen

Het thuisfront is altijd zeer belangrijk. Zeker in een dergelijke staking. Een aantal vrouwen van militanten hadden de koppen bij mekaar gestoken en een vrouwencomité opgericht. Ze stelden een vrij brave brief op, gericht aan Saverijs. Zij trokken in een enthousiaste betoging naar zijn villa. Maar ook zij kwamen van een kale reis terug. Saverijs deed ronduit onbeschoft tegen hen en madam, och madam keek heel erg ongeïnteresseerd naar hen, het lag op haar gezicht te lezen dat de scheepsbouw hen niet er interesseerde, dat die scheepsbouwers toch maar het vuil van de straat waren. Die 100 vrouwen hebben die dag geleerd dat je nooit beroep moet doen op het goede hart of het medelijden van een kapitalist, dat hij niet te vermurwen is, dat voor hem de grootste winst telt, en niet het grootste aantal banen.

Na het verlof werkten we aan twee grote initiatieven. Een déléguéconcentratie op 10 augustus en de ‘Mars van de 128’. Begin augustus probeerde minister De Wulf ons nog een voorstel op te dringen waarbij de 128 voor drie jaar in een tewerkstellingscel terecht zouden komen waarbij ze 90 % van hun loon behielden. Het voorstel werd zowel door ons als door de plaatselijke secretarissen verworpen.

En dan 10 augustus. De sporthal van Temse liep vol. Arbeiders van Boel, het stakerscomité en tientallen délégués uit de metaal, uit Gent, het Waasland, Antwerpen waren aanwezig. Voor ons zou het een strijdmeeting worden waar we onze staking uit zouden leggen, waar we ‘open micro’ zouden hebben zodat iedereen aan het woord kon komen. Maar na onze inleidingen nam Van den Eynden het woord. Opeens was er geen oorlog meer met Fabrimetal. Het was een lokaal conflict geworden tussen een koppige patroon en koppige délégués.

‘Hier wordt liever gestaakt dan gepraat. Iets wat elders geen aandacht krijgt, krijgt op Boel altijd onbegrijpelijke dimensies. Het is een staking van de Boelarbeiders en van hen alleen.’

En bovendien was het hier plots geen strijdmeeting meer maar een ‘studiedag’. De mannen werden woest. Ze begonnen te roepen en te fluiten en Van den Eynden moest de vlucht nemen. Een aantal militanten uit Antwerpen volgden hem. Ze begrepen duidelijk nog niet waar het hem precies om ging. Misschien hadden wij het nog beter uit moeten leggen. Eén zaak was alvast duidelijk: er was iets gebeurd bij de provinciale en de nationale verantwoordelijken van de metaal. En wat dat iets was, zou duidelijk worden bij het einde van de staking, bij de faling van Cockerill, bij de uitsluiting van de ACV-kern en de sancties tegen secretaris Stroobant en de ABVV-kern.

Een volksbeweging komt op gang

22 augustus. De mars van de 128. Honderden actieve militanten en progressieve mensen kwamen op die zonnige dag naar Temse. Alle strekkingen en opvattingen waren vertegenwoordigd. In het centrum van de stad stond de grote tent van de Nieuwe Scène opgesteld. 128 mannen en vrouwen, in gestreepte pyjama, gesponsord door sympathisanten van de staking, doen drie rondes door Temse, voorbij de werf en de villa van Saverijs. De gestreepte pyjama’s symboliseerden de verdrukking, de controle, de pesterijen van Saverijs maar ook veel ruimer, van het hele patronaat.

Die dag is er vooral een brede beweging van steun en solidariteit rond onze strijd tot stand gekomen. Een echte volksbeweging heb ik het altijd genoemd. Die dag was ook heel duidelijk de tegenstelling aan de orde tussen die krachten in de vakbond die zich met man en macht achter ons geschaard hadden en een aantal leiders dat de argumenten van de directie geslikt had. Die tweede groep zocht voornamelijk hoe aan de prachtige staking een einde gemaakt kon worden. Stroobant heeft dat heel sterk verwoord op die bewuste 22 augustus. Voor een bomvolle tent zei hij toen:

‘Als we verliezen, verliest de hele arbeidersklasse van België en dat moeten we voorkomen. Vandaag is het de tweede stap naar de solidariteit. Gij hebt uw steentje bijgedragen. Als het de enige vorm van strijd blijft, als we de strijd langs syndicale weg niet breder kunnen maken, dan moeten we hier een nieuwe afspraak maken. Dan wordt het als het ware een opstand van arbeiders van alle centrales en bedrijven dooreen. Wanneer wij op een dag terug op de werf verschijnen, dan zal het voor de vakbeweging een schande zijn als we niet zouden winnen, dan zal het een slechte dag zijn voor de Belgische vakbonden.’

Wij willen een vakbond met een hart

Na 22 augustus kwam alles in een stroomversnelling terecht. De patroon stuurde zijn meestergasten en kaders op pad om de arbeiders te verwittigen dat er een ‘akkoord is en dat het werk hervat wordt’. De eerste keer waren we verrast en raakten een aantal werkwilligen binnen. Maar de tweede dag waren we al beter voorbereid. We hadden de poorten met kettingen dicht gemaakt. De directie vormde een knokploeg van kaders die rake klappen uit kwam delen. Er kwam een oproep vanuit het stakerscomité naar ‘alle arbeiders en sympathisanten’ om het piket te versterken. Meer dan 1.000 mensen kwamen naar de poort. Ondertussen had de directie een ‘comité van werkwilligen’ opgericht. Op kosten van Saverijs wordt elke arbeider per telegram opgeroepen het werk te hervatten. Overal worden gaten in de omheining gemaakt om werkwilligen binnen te loodsen.

Ondertussen legt minister De Wulf zijn voorstel opnieuw voor en hij verplicht ons een referendum te organiseren. Dat gaat door op 3 september in de sporthal. Iedereen, ook de plaatselijke secretarissen roepen op het voorstel van De Wulf te verwerpen. We hadden iedereen gevraagd om te komen stemmen, ook de werkwilligen. Want we wilden zo democratisch mogelijk werken. Ik dacht: ‘Als er een zes voor staat, dan zullen ze onze staking blijven erkennen, dan zitten we goed.’ Bij een eerste telling halen we 66 %. Gejuich in de sporthal. Maar dan komt de juiste uitslag. We halen, na 5 maanden staking, 62,5 %. Een uitslag om trots op te zijn. Voor ons was het duidelijk: de staking moest verder gezet worden.

In de Morgen verschijnt een grote advertentie: ‘Wij willen een vakbond met een hart’.

Zwarte zondag

Maar de hogere vakbondsleiding besliste er anders over. ’s Zondags valt het verdict: statutair moet de 66 % gehaald worden en daar wijken ze niet van af. Dus: ze erkennen de staking niet meer en dus betalen ze niet langer uit. We hebben onmiddellijk het stakerscomité bij mekaar geroepen. Unaniem hebben we daar beslist om verder te staken. We hadden met de arbeiders afgesproken de volgende ochtend, op maandag, terug bijeen te komen. De plaatselijke secretarissen waren aanwezig maar zwegen. Wij veroordeelden de beslissing van de leiding. We riepen op om ’s maandags te staken, tegen deze schandalige daad van de vakbond. En we riepen de anderen op ons massaal te steunen. Op die ene dag kregen we meer dan 1 miljoen fr. binnen. Daarmee hebben we het stakersgeld van die dag uitbetaald.

De dinsdag, heel vroeg, zijn we opnieuw bijeen gekomen met het stakerscomité. Ondanks alles steun, moreel en financieel, konden we het niet halen. En dan zijn we naar de arbeiders aan de poort getrokken. Het was één van de moeilijkste momenten van mijn leven:
‘Het stakerscomité heeft beslist de staking te beëindigen. Omdat de vakbondsleiding ons laffelijk een mes in de rug heeft gestoken, omdat zij onze staking niet verder erkent en ook niet meer betaalt. Het stakerscomité verwerpt het voorstel Dewulf en zal de strijd met alle middelen binnen het bedrijf verder zetten.
Aan alle stakers: dank...’