MIA: Geschiedenis: Sovjetgeschiedenis: Honderdjarig jubileum van de Russische Revolutie: Gramsci en de Russische Revolutie
Antonio Gramsci. Kwel: Jacobin |
Tachtig jaar geleden, op 27 april 1937, overleed Antonio Gramsci, nadat hij de laatste tien jaar van zijn leven in een fascistische gevangenis had doorgebracht. Gramsci kreeg later erkenning voor het theoretische werk van zijn aantekeningenboeken uit de gevangenis. Maar zijn politieke bijdragen begon hij al tijdens de Eerste Wereldoorlog toen hij een jonge student linguïstiek was aan de Universiteit van Turijn. Toen al waren zijn artikelen in de socialistische pers niet alleen gericht tegen de oorlog, maar ook tegen de Italiaanse liberale, nationalistische en katholieke cultuur.
Begin 1917 werkte Gramsci als journalist voor een lokale Turijnse socialistische krant, Il Grido del Popolo (De schreeuw van het volk) en werkte hij mee aan de editie van Avanti! (Voorwaarts!) in Piëmont. In de eerste maanden na de Russische Februari Revolutie druppelde het nieuws daarover maar langzaam binnen in Italië. Het ging vooral om het overnemen van artikelen van nieuwsagentschappen in Londen en Parijs. In Avanti! verschenen af en toe stukken over Rusland die waren ondertekend met ‘Junior’, een pseudoniem voor Vasilij Vasilevich Suchomlin, een Russische banneling die tot de Sociaal-Revolutionairen behoorde.
Om de Italiaanse socialisten van betrouwbare informatie te voorzien, stuurde de leiding van de Italiaanse Socialistische Partij (PSI) een telegram naar parlementslid Oddino Morgari, die in Den Haag was, met de vraag om naar Petrograd te gaan en daar contact te leggen met de revolutionairen. De reis mislukte en Morgari kwam in juli in Italië terug. Op 20 april publiceerde Avanti! een stuk van Gramsci over de poging van de parlementariër om te reizen en hij noemde hem de ‘rode ambassadeur’.
Zijn enthousiasme over de gebeurtenissen in Rusland was zichtbaar. Gramsci was op dat moment van mening dat de potentiële kracht van de Italiaanse arbeidersklasse tegenover de oorlog direct verbonden was met de kracht van het Russische proletariaat. Hij dacht dat met de revolutie in Rusland alle internationale verhoudingen fundamenteel veranderd zouden worden.
De Wereldoorlog beleefde z’n meest intense momenten en de militaire mobilisatie raakte de Italiaanse bevolking diep. Angelo Tasca, Umberto Terracini en Palmiro Togliatti, vrienden en kameraden van Gramsci, werden opgeroepen naar het front. Gramsci was daarvan vrijgesteld vanwege zijn broze gezondheid. Zo werd de journalistiek zijn ‘front’.
In zijn artikel over Morgari haalde Gramsci met instemming een verklaring van de Russische Sociaal-Revolutionairen aan, die in Italië was gepubliceerd in de Corriere della Sera, die alle regeringen in Europa opriep om af te zien van hun militaire offensieven en om alleen defensieve acties te ondernemen tegen de Duitse aanval. Het was de positie van ‘revolutionaire defensie’, die aangehangen werd door een grote meerderheid van het Al-Russische Congres van Sovjets in april. Avanti! zou enkele dagen later de resolutie van dit congres afdrukken, in een vertaling van Junior.
Maar naarmate er meer nieuws kwam, begon Gramsci zijn eigen interpretatie te ontwikkelen over wat er in Rusland aan de hand was. Eind april 1917 publiceerde hij in Il Grido del Popolo een artikel onder de kop Note sulla rivoluzione russa (Aantekeningen over de Russische Revolutie). In tegenstelling tot de meeste socialisten in die tijd – die de Russische gebeurtenissen analyseerden als een nieuwe Franse Revolutie – sprak Gramsci erover als een ‘proletarische daad’ die zou leiden tot socialisme.
Voor Gramsci was de Russische Revolutie geheel verschillend van het Jacobijnse model, dat gezien werd als louter een ‘burgerlijke revolutie’. In zijn interpretatie van de gebeurtenissen in Petrograd stelde Gramsci een politiek programma voor de toekomst op. Om de beweging op gang te houden en op weg te gaan naar een arbeidersrevolutie, moesten de Russische socialisten definitief breken met het Jacobijnse model – dat hier geïdentificeerd werd met het systematisch gebruik van geweld en met een laag niveau van culturele activiteit.
In de volgende maanden van 1917 sloot Gramsci zich snel aan bij de lijn van de Bolsjewieken, een opstelling die ook zijn overeenstemming uitdrukte met de meer radicale en anti-oorlogsfracties van de PSI. In een artikel van 28 juli, I massimalisti Russi (De Russische maximalisten), verklaarde Gramsci zijn volledige steun aan Lenin en wat hij noemde de ‘maximalistische’ politiek. Dit vertegenwoordigde naar zijn mening ‘de continuïteit van de revolutie, het ritme van de revolutie en daarom de revolutie zelf’. De maximalisten waren de incarnatie van het ‘maximale idee van socialisme’, zonder enige behoefte het verleden te behouden.
Gramsci legde er de nadruk op dat de revolutie niet onderbroken kon worden en dat die de burgerlijke wereld voorbij zou moeten streven. Voor de journalist van Il Grido del Popolo was het grootste risico van alle revoluties en vooral de Russische, de ontwikkeling van het idee dat het proces een eindpunt had bereikt. De maximalisten waren de kracht die zich teweer stelde tegen die onderbreking en daarom ‘de laatste logische schakel in het revolutionaire proces’. Volgens de redenering van Gramsci vormde het hele revolutionaire proces een ketting en die ging vooruit in een beweging waarin de sterkste en meest vastbesloten elementen in staat waren om de zwakste en meest verwarde delen op sleeptouw te nemen.
Op 5 augustus kwam een Russische delegatie van de sovjets aan in Turijn, waaronder Josif Goldemberg en Aleksandr Smirnov. De reis was georganiseerd door de Italiaanse regering, die hoopte dat de nieuwe regering in Rusland zich zou inschakelen in de oorlog tegen Duitsland. Nadat zij de Russische afgevaardigden hadden ontmoet, stonden de Italiaanse socialisten perplex over de ideeën die nog steeds heersten in de Russische sovjets. Op 11 augustus vroeg de uitgever van Il Grido del Popolo zich af:
‘Als we de afgevaardigden van de Russische sovjet horen spreken ter verdediging van het voortzetten van de oorlog in naam van de revolutie, dan vragen wij ons daarentegen sterk af of dit niet betekent dat zij accepteren of zelfs wensen dat de oorlog voortgaat in het belang van de Russische kapitalistische suprematie tegen de vooruitgang van de arbeidersklasse.’
Desondanks bood het bezoek van de afgevaardigden van de sovjet de mogelijkheid om propaganda te maken voor de revolutie en de Italiaanse socialisten grepen dit moment aan. Na een bezoek aan Rome, Florence, Bologna en Milaan, keerde de delegatie terug naar Turijn. Voor het Casa del Popolo (volkshuis) verwelkomden veertigduizend mensen de Russische Revolutie met de eerste openbare demonstratie in de stad sinds het begin van de oorlog.
Op het balkon van het huis vertaalde Giacinto Menotti Serrati, toen leider van de maximalistische vleugel in de partij en een sterke tegenstander van de oorlog, de toespraak van Goldemberg. Toen de afgevaardigde sprak, zei Serrati dat de Russen onmiddellijk een eind aan de oorlog wilden maken en hij sloot zijn ‘vertaling’ af door te roepen ‘Leve de Italiaanse revolutie’! De menigte antwoordde met een luid geroep: ‘Lang leve de Russische Revolutie! Lang leve Lenin!’
Gramsci deed enthousiast verslag van deze bijeenkomst met de Russische afgevaardigden van de revolutie in Il Grido del Popolo. De demonstratie toonde naar zijn mening een waar ‘spektakel van de proletarische en socialistische krachten in solidariteit met het revolutionaire Rusland.’ Een paar dagen later zou dit spektakel nog eens te zien zijn in de straten van Turijn.
In de morgen van 22 augustus was er geen brood meer in Turijn, als gevolg van een lange aanvoercrisis die veroorzaakt was door de oorlog. Om twaalven begonnen de arbeiders het werk neer te leggen in de fabrieken van de stad. Om vijf uur ’s middags, toen in bijna alle fabrieken het werk gestopt was, begon de menigte door te stad te marcheren en bakkerijen en pakhuizen te plunderen. De spontane opstand, waartoe niemand had opgeroepen, verspreidde zich en overmeesterde de stad. Het herstel van de aanvoer van brood stopte de beweging niet en die kreeg spoedig een politiek karakter.
De volgende middag was de macht in de stad overgedragen aan het leger, dat de controle nam over het centrum van Turijn. Het plunderen en het opwerpen van barricades ging door in de buitenwijken van de stad. In Borgo San Paolo, waar de socialisten sterk waren, plunderden demonstranten de kerk van San Bernardino en staken die in brand. De politie opende het vuur op de menigte.
De conflicten werden heftiger op 24 augustus. In de ochtend probeerden mensen met hun protest zonder succes het stadscentrum te bereiken. Een paar uur later liepen de demonstranten op tegen machinegeweren en pantserwagens van het leger. Op het laatst liep dit uit op vernielingen en op 24 doden en meer dan 1500 gevangenen. De staking zou de volgende morgen doorgaan, maar zonder de barricaden. Er werden twee dozijn socialistische leiders gearresteerd. De spontane opstand kwam ten einde.
Il Grido del Popolo verscheen niet in deze dagen. De krant zou haar verschijnen hervatten op 1 september, nu onder leiding van Gramsci, die de gearresteerde socialistische leider Maria Giudice verving. De staatscensuur maakte het onmogelijk om ook maar iets te publiceren over de opstand. Gramsci maakte toen van de gelegenheid gebruik om kort naar Lenin te verwijzen: ‘Kerenski vertegenwoordigt de historische fataliteit, maar Lenin vertegenwoordigt stellig de socialistische toekomst en we zijn met hem met al ons enthousiasme’. Het was een verwijzing naar de Julidagen in Rusland en naar de politieke vervolging van de Bolsjewieken die daarop volgde, die Lenin dwong om naar Finland te vluchten.
Een paar dagen later, op 15 september, toen de troepen onder leiding van generaal Lavr Kornilov naar Petrograd opmarcheerden om de orde tegen de revolutie te herstellen, refereerde Gramsci opnieuw aan de ‘revolutie die zich voltrok in alle gewetens’. En op 29 september werd Lenin opnieuw gedefinieerd als ‘de agitator van het geweten, het alarm van de slapende zielen’.
De informatie die in Italië beschikbaar was, was nog steeds niet betrouwbaar en werd gefilterd door de vertalingen van Junior in Avanti! Op dat moment beschouwde Gramsci de Sociaal-Revolutionair Viktor Chernov nog steeds als ‘de man met een concreet actieprogramma, een programma dat volledig socialistisch is, dat geen collaboratie toestaat en dat niet door de bourgeoisie geaccepteerd kan worden, omdat het het principe van privé-eigendom ondermijnt en omdat het tenslotte het begin is van de sociale revolutie’.
Intussen ontwikkelde de politieke crisis in Italië zich verder. Na de nederlaag van het Italiaanse leger op 12 november in de slag bij Caporetto, nam de parlementaire socialistische fractie, onder leiding van Filippo Turati en Claudio Treves, een openlijk nationalistisch standpunt in en propageerde de verdediging van de ‘natie’, waarmee zij afstand namen van het ‘neutralisme’ van de voorgaande jaren. In de pagina’s van Critica Sociale publiceerden Turati en Treves een artikel dat de noodzaak bepleitte van de verdediging van het land door het proletariaat in tijden van gevaar.
De vasthoudend revolutionaire fractie van de partij aan de andere kant, organiseerde zichzelf ook met het oog op de nieuwe situatie. In november riepen leiders van deze fractie op tot een geheime bijeenkomst in Florence, om te discussiëren over ‘de toekomstige oriëntatie van onze partij’. Gramsci was inmiddels een belangrijke rol gaan spelen in de afdeling Turijn van de partij en hij nam deel aan de bijeenkomst als afgevaardigde.
Op de bijeenkomst sloot hij zich aan bij degenen die, zoals Amadeo Bordiga, dachten dat het noodzakelijk was om militant op te treden, terwijl Serrati en anderen zich uitspraken voor het vasthouden aan de oude neutralistische tactiek. De bijeenkomst eindigde met het bevestigen van de principes van revolutionair internationalisme en verzet tegen de oorlog, maar zonder enige praktische afspraak over wat er moest gebeuren.
Gramsci interpreteerde de gebeurtenissen in augustus in Turijn in het licht van de Russische Revolutie en toen hij terugkwam van de bijeenkomst, was hij ervan overtuigd dat er op dat moment actie nodig was. Aangespoord door dit optimisme en door de echo van de machtsgreep door de Bolsjewiki in Rusland, schreef hij in december het artikel La rivoluzione contro Il Capitale (De revolutie tegen Het Kapitaal), waarin hij verklaarde: ‘De revolutie van de Bolsjewieken was stellig de voortzetting van de algemene revolutie van het Russische volk’.
Nadat ze erin geslaagd waren om de revolutie voor stagnatie te behoeden, kwamen de partizanen van Lenin aan de macht en waren zij in de positie om ‘hun dictatuur’ te vestigen en om ‘de socialistische vormen waaraan de revolutie uiteindelijk moet voldoen om haar ontwikkeling harmonisch voort te zetten’ uit te werken. In 1917 had Gramsci niet een duidelijk beeld van alle politieke verschillen tussen de Russische revolutionairen. Verder stond in zijn ideeën over de socialistische revolutie centraal dat het moest gaan om een continue beweging ‘zonder gewelddadige botsingen’.
Door haar inherente en onweerstaanbare culturele kracht was de revolutie van de Bolsjewiki ‘meer gebaseerd op ideologieën dan op feiten’. Om deze reden kon de revolutie niet gelezen worden ‘naar de letter (van de tekst) van Marx’. In Rusland, zo stelde Gramsci, was Het Kapitaal ‘meer het boek van de bourgeoisie dan van de arbeiders’. Gramsci refereerde hier aan het Voorwoord van 1867 waarin Marx claimde dat de naties met een sterkere kapitalistische ontwikkeling de weg toonden aan de minder ontwikkelde, de ‘natuurlijke stadia’ van de vooruitgang die niet overgeslagen konden worden.
Op basis van deze tekst hadden de Mensjewieken een lezing van de sociale ontwikkeling in Rusland ontwikkeld die de noodzaak bevestigde van de vorming van een bourgeoisie en de vestiging van een volledig ontwikkelde industriële maatschappij voordat het socialisme mogelijk werd. Maar de revolutionairen onder leiding van Lenin waren volgens Gramsci ‘geen marxisten’ in de strikte betekenis van het woord. Dat wil zeggen dat zij wel ‘de immanente gedachten’ van Marx accepteerden, maar dat zij ‘sommige stellingen van Het Kapitaal afzwoeren’ en weigerden om dat te zien als ‘een externe kleine doctrine die bol staat van dogmatische en onontkoombare stellingen’.
Volgens Gramsci zou de voorspelling van Marx over de ontwikkeling van het kapitalisme uit Het Kapitaal correct zijn in situaties van normale ontwikkeling, waarin de vorming van een ‘collectieve wil van de bevolking’ verloopt via ‘een lange reeks ervaringen van de klasse’. Maar de oorlog had deze temporaliteit op een onvoorspelbare manier versneld en binnen drie jaar hadden de Russische arbeiders deze ervaringen intens beleefd:
‘De hoge kosten van levensonderhoud, honger en de hongerdood kon iedereen overkomen en tientallen miljoenen tegelijk doen omkomen. [Hiertegen] werd eensgezind opgetreden, eerst mechanisch en toen bewust na de eerste revolutie.’
Deze collectieve volkswil was versterkt door socialistische propaganda. Het had de Russische arbeiders de mogelijkheid geboden om in een uitzonderlijke situatie de hele geschiedenis van de arbeidersklasse in één ogenblik te beleven. De arbeiders herkenden de inspanningen van hun voorouders om zichzelf te emanciperen van de ‘banden van onderworpenheid’ en zij ontwikkelden snel een ‘nieuw bewustzijn’, waarmee zij ‘een actuele getuige van een toekomstige wereld werden’. Bovendien kreeg de Russische arbeidersklasse dit bewustzijn in een tijd dat het internationale kapitalisme volledig was ontwikkeld in landen als Engeland, waardoor zij snel haar economische rijpheid kon bereiken, een noodzakelijke voorwaarde voor collectivisme.
Ondanks dat de jonge uitgever van Il Grido del Popolo in 1917 nog maar weinig kennis bezat van de ideeën van de Bolsjewieken, was hij op natuurlijke wijze dicht in de buurt gekomen van Trotski’s formule van permanente revolutie. Gramsci zag in Lenin en de Bolsjewieken de belichaming van een vernieuwingsprogramma van de ononderbroken revolutie. Een revolutie die hij ook graag verwerkelijkt zag in Italië.
Twintig jaar later overleed Gramsci als gevangene van het Italiaanse fascisme. Een dergelijke terugblik zou ons ertoe kunnen brengen om te geloven dat dit tragisch lot Gramsci ertoe zou brengen om de grote hoop die hij in Oktober koesterde ter discussie te stellen. Of zelfs dat zijn Gevangenisgeschriften een oefening zouden zijn om ‘nieuwe wegen’ te vinden, meer gematigde of onderhandelde vormen van strijd tegen het kapitalisme.
Maar er is geen sprake van een dergelijke capitulatie. In zijn gevangenisnotities ontwikkelde Gramsci een politieke theorie, waarin macht en consensus niet gescheiden zijn en waarin de staat wordt beschouwd als het historische resultaat van processen van verschillende verbonden krachten, processen die zelden gunstige voorwaarden scheppen voor onderdrukte groepen.
Hij schreef over de noodzaak om de strijd in alle levenssferen te versterken en ook over de risico’s van hegemonische aanpassing en politiek ‘transformisme’. Hij had bijzondere aandacht voor de rol – bijna altijd schadelijk – van intellectuelen in het leven van de bevolking. En voor het belang om het marxisme verder te ontwikkelen als een integrale wereldvisie – de filosofie van de praxis.
Niets in de jaren van zijn gevangenschap wijst er daarom op dat Gramsci de Russische Revolutie zou hebben verlaten als programmatische en historische referentie voor de emancipatie van de arbeidersklasse. De Russische Revolutie bleef levend in Gramsci’s hoofd en hart tot aan zijn dood in april 1937.
Vertaald door Rob Gerretsen
Alvaro Bianchi & Daniela Mussi: Gramsci and the Russian Revolution
Daniela Mussi is postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit van Sao Paulo en uitgever van Outobro
Alvaro Bianchi is hoogleraar aan de faculteit politieke wetenschappen aan de Staatsuniversiteit van Campinas (Unicamp). Hij is de auteur van Laboratório de Gramsci (Alameda, 2008) en uitgever van Blog Junho.
Laatste update op 25 mei 2017